Hoofdstuk 2 - De villa

Ik had verwacht dat we met een auto of een busje weggevoerd zouden worden, maar de jongeren liepen samen met ons het bos in en stopten voor vier ongeduldig briesende paarden.

De jongen, die Travis heette, tilde me op en zette me in het zadel. Vervolgens klom hij zelf achterop. Hij spoorde zijn paard aan, die langzaam begon met lopen.

'Je hoeft niet bang te zijn,' fluisterde hij. De anderen waren nog bezig met opstijgen en we hadden een kleine voorsprong om even alleen te zijn en te kunnen praten.

'Ik ben Travis,' vertelde hij.

Ik was van plan om niks te zeggen, maar ik was te nieuwsgierig. 'Wat ben jij? Wat zijn jullie?' flapte ik eruit.

Hij maakte een frons. 'We zijn vampiers.'

Ik kneep mijn ogen hard dicht. 'Die bestaan niet,' zei ik. Ik herhaalde het nog een keer, eerder om mezelf te overtuigen dan hem. 'Die bestaan niet. Het zijn verzonnen wezens. Verzonnen door mensen om leuke verhalen van te maken voor Halloween.'

Travis schudde zijn hoofd. 'Ze bestaan wel, en ik ben er een.'

De anderen kwamen aangedraafd en hij spoorde ook zijn paard aan. Ik zat niet erg lekker en hobbelde heen en weer in het zadel. Travis sloeg een arm om mijn middel om me wat steviger te laten zitten, maar ik raakte er alleen maar van in paniek.

'Hé, hé,' Hij streelde mijn arm. 'Wees alsjeblieft niet bang. Ik ben geen monster.'

'Je hebt net met die vrienden van je mijn beste vriendin vermoord. Vermoord!' Ik rilde. 'En je dronk net mijn bloed,' beet ik hem toe. Ik voelde de tranen weer achter mijn ogen prikken. 'Hoe kan je jezelf geen monster noemen?'

Hij schudde licht zijn hoofd. 'Ja, en ik zal je bloed blijven drinken,' vertelde hij luchtig. 'Want ik heb bloed nodig om te overleven. En jij gaat me er mee helpen.'

'Vertel haar nou niet alles.' De Brit kwam naast ons rijden. Hij had net als Travis Daisy voor zich neergezet. Ze wierp me een blik. Ze zag er zo bang uit.

Maar waarschijnlijk zag ik er precies hetzelfde uit.

'Het moet een beetje een verassing blijven. Op je kamer kan je haar alles vertellen. Over wat we allemaal kunnen, bijvoorbeeld.' Hij richtte zich met een grijns tot mij. 'Ik ben Tobias.'

Ik wist niet zo goed of ik moest reageren. Ik kon mijn eigen naam vertellen, maar daar had ik niet zo'n goed gevoel bij. Dus zei ik niks. Hij ging er verder ook niet meer op in en draafde ons voorbij. Het duurde even voordat we bij het huis aankwamen. Het was een prachtige witte villa met een grote witte muur eromheen, versierd met elegante spijlen.

We reden door de poort heen en kwamen uit in de tuin, die ook reusachtig was. Er was een zwembad en in de verte zag ik stallen staan.

Er kwamen twee meisjes uit de villa gerend. Ze hadden een zwart jurkje aan, versierd met wit kant en om hun middel was een wit schort geknoopt. Waarschijnlijk iets van dienstmeisjes. Ze namen de paarden van ons over nadat we waren afgestegen.

Travis leidde me naar binnen. Van binnen zag alles er netjes uit. Er waren drie verdiepingen. Er stonden prachtige beelden, er hingen dure schilderijen aan de muren en voor de ramen hingen donkerrode gordijnen die tot de vloer reikten.

Travis zag dat ik onder de indruk was en glimlachte. 'Kom maar mee. Onze kamer is op de eerste verdieping.'

Ik schrok bij het woord "onze", maar zei niks. Ik voelde zoveel angst. Mijn handen bibberden nog steeds enorm en ik rilde over mijn hele lichaam.

Ik volgde hem de trappen op, de gang door en bleef uiteindelijk voor de deur staan waar hij halt hield.

'Misschien had je het al meegekregen, maar je slaapt bij mij op mijn kamer,' vertelde hij terwijl hij de deur openmaakte en me zachtjes een duwtje in de rug gaf. De kamer was gigantisch; er stond een tweepersoons hemelbed in, een boekenkast, een kast waar een tv op stond, aan weerszijden van het bed nachtkastjes, aan het voeteneind stond een kist met waarschijnlijk iets van kleren erin en tegen de muur stond een koelkast. Daarnaast waren er nog drie andere deuren in de kamer.

'Die leidt naar het balkon.' Travis wees. 'Die naar de inloopkast waar eigenlijk alleen maar kleren voor jou in hangen en de laatste deur naar de badkamer. Daar staat een douche, een bad met bubbelmodus, een wasbak, een wc en een commode. In de lades van de commode liggen spulletjes voor je. Nagellak, oogschaduw, douchegel, sponzen, een borstel. Dat soort meisjesdingen.'

Ik knikte terwijl ik naar binnen liep.

Travis wreef met zijn hand over zijn bijna kale hoofd. 'Ik ehm, als je wilt kan je douchen?'

Ik keek hem aan. Ik voelde me smerig als wat, maar ik wilde niet in een onbekende plek gaan douchen.  Dus schudde ik mijn hoofd.

'Oké, dat is prima. Ik ga wel even douchen, en als ik klaar ben ga ik even weg. Ik krijg een daglichtring. Dan kan ik tegen daglicht,' vertelde hij toen ik hem wazig aan keek. 'Jij mag de eerste week nog niet uit de kamer. Na een week mag dat wel. Dan kan je je vrienden weer terug zien. Maar je mag alleen met ze praten als Tobias en Lindsey dat goed vinden. Vooral Lindsey kan nogal koppig zijn. En jaloers. En ze heeft een kort lontje. Maak haar dus maar niet boos.'

Ik knikte. Ik nam aan dat Lindsey dat meisje was dat Mick had meegenomen.

Arme Mick. Hij zat met haar opgescheept.

'Goed, ik ga nu douchen,' deelde hij mee. 'Je kan de tv aanzetten, of een boek pakken. Vermaak jezelf.'

Ik zei niks. Ik wachtte tot hij de badkamer in verdween en liet mezelf toen op het bed zakken. Ik had een enorme drang om te huilen, maar mijn tranen leken wel op. Toen ik de douche hoorde aangaan nestelde ik mezelf in. Ik viel bijna in slaap toen de deur openging.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top