||54|| Het Eeuwige Vuur
"Why are my sons followed thus by darkness?"
―Ursula K. Le Guin, The Left Hand of Darkness
Ash liep de cel binnen en bleef voor Elys en zijn vader staan met grote ogen, tijdelijk niet in staat om zinnige zinnen te produceren.
Lila en Sage stapten de cel ook binnen en blijheid vulde Elys. Iedereen was oké. Voor nu althans.
''Wat doet je vader hier?'' vroeg Sage, maar Ash haalde zijn schouders op en keek vragend naar Elys.
Ze beet op haar lip en wierp een blik naast haar, waar Egan nog steeds aan het tekenen was. ''Ik weet ook niet waarom hij hier is. Ik wilde het vragen, maar ...''
Haar stem stierf weg.
''Maar wat?'' vroeg Ash zacht terwijl een diepe frons zichtbaar werd op zijn gezicht. Zijn zilveren ogen gleden over zijn vader, maar hij vroeg zich vast af waarom zijn vader totaal niet reageerde op zijn omgeving. Ash had zijn vader immers als ruim een jaar niet gezien.
''Ik heb geprobeerd met hem te praten,'' begon Elys voorzichtig, ''maar hij is verward.''
Ze leunde iets naar voren en fluisterde zacht, zodat Egan het niet kon horen: ''Hij denkt dat Nuria nog steeds leeft en sommige vragen stelde hij twee keer. Ik heb alleen even met hem kunnen praten over zijn tekeningen, maar dat was dan wel belangrijke informatie.''
Haar ogen gleden naar Ash. ''Ik weet wat er met je gebeurd is en wie De Slang is.''
De lucht leek zwaar te worden, zwaar van de tientallen vragen die te lezen waren op de gezichten van Ash, Sage en Lila.
''Ik wil jullie theekransje niet verstoren,'' bromde een voor Elys onbekende stem, ''maar de koningin heeft me gezegd dat we weinig tijd hebben.''
Een mollige jongeman betrad de cel en Elys hoorde het geklingel van sleutels bij elke stap die hij zette. De jongeman was enorm lang —hij torende zelfs boven Ash uit — en hij had een grote bos donkere krullen. Vol verbazing herhaalde Elys de woorden van de jongeman in haar hoofd. Had hij echt — zij het in andere bewoordingen — gezegd dat koningin Celia degene was die achter deze ontsnapping zat?
''Dus,'' bromde de jongeman terwijl hij zijn dikke, gespierde armen over elkaar sloeg ,''schiet op en haal haar hieruit. Die man is niet belangrijk voor ons.''
Ash' hoofd schoot richting de jongeman en zijn blik was vlijmscherp. ''Die man is de koning van Ignuron,'' siste hij en de jongeman deinsde iets achteruit. ''Hij is mijn vader en ik wil weten waarom Celia hem heeft opgesloten in deze muffe kerker, Tomar.''
Angst schoot voor een moment over het gezicht van de jongeman, Tomar, maar hij rechtte zijn schouders snel en keek met een frons neer op Ash — die overigens totaal niet onder de indruk leek.
''Ik volg alleen haar bevelen. Ik weet niet wat de beweegredenen en plannen van koningin Celia zijn,'' zei hij kalm. ''Uw vader bevindt zich waarschijnlijk op een van de veiligste plekken van Ignuron. Koningin Celia doet niets zonder goede reden. Dat is iets waar ik zeker van ben.''
Ash snoof en hij draaide zich weer om, naar zijn vader. Hij liet zich op zijn hurken zakken en pakte de handen van zijn vader, zodat koning Egan wel gedwongen werd te stoppen met tekenen en op te kijken. Zijn gouden ogen lichtten op.
''Aedan?''
Ash knikte en een kleine glimlach verscheen op Egans karamelbruine gezicht.
''Weet je waar je moeder is? Ik heb haar al een tijdje niet meer gezien.''
Egans ogen waren groot en zijn stem was oprecht, maar hij leek niet op te merken dat Ash' uitdrukking veranderde. Ash' lippen waren samengeperst tot een dunne lijn en hij keek alsof iemand hem een klap in het gezicht had gegeven. Hij antwoordde niet, maar dat weerhield Egan er niet van om door te gaan.
''Wanneer zal ik haar weer zien, denk je?'' vroeg hij.
Geen antwoord.
''Ik ben er vrij zeker van dat ik haar snel weer zal zien,'' zei Egan en Elys kon een vlam van hoop zien gloeien in zijn binnenste. Het was een gloed die de hele cel leek te verlichten.
Ash daarentegen had nog nooit zo verdrietig geleken. Tranen glinsterden in zijn ogen en maakten het grijs zo schitterend als een stortregen van duizenden diamanten regendruppels.
''Ze is dood, pap,'' wist hij met moeite uit te brengen. ''Ik heb haar nooit gekend en we zullen haar nooit zien.''
Egan fronste en griste een tekening uit zijn stapel tekeningen. Hij gaf het aan Ash. Elys herkende de tekening — Egan had het eerder aan haar laten zien. Het was de tekening van Nuria in een weelderige jurk met een jonge Ash in haar armen.
Het was de eerste keer dat Elys Ash zag huilen.
Stille tranen gleden over zijn wangen. Zijn vingers hielden het fragiele perkament voorzichtig vast en zijn blik gleed over een niet-bestaande herinnering, een droomscène die nooit werkelijkheid zou worden.
''Hier,'' mompelde Egan terwijl hij de rest van zijn tekeningen aanbood aan Ash. ''Ze zijn voor jou.''
Ash nam ze aan en even keken vader en zoon elkaar aan met een blik die meer zei dan woorden. Elys voelde zich een buitenstaander, iemand die hun woordeloze gesprek onderbrak. Zij en Ash stonden op en Egan keek op, zijn ogen de kleur van een ondergaande, warme zon.
''Maak alsjeblieft niet dezelfde fouten die ik heb gemaakt, Aedan.''
Ash knikte en dat was het moment dat ze allemaal — behalve koning Egan — de donkere cel achterlieten.
***
Tomar zei niet veel terwijl hij hen door geheime gangen naar buiten leidde. Het Drakenpaleis was stil en de schaduwen en monsterlijke beelden waren des te enger. Uiteindelijk leidde de ondergrondse, muffe gang naar een weelderige tuin die omringd werd door stenen muren. Het was koel in de tuin en gras kietelde Elys' benen. Verschillende bomen — bomen die Elys nog nooit had gezien — hulden de tuin in nog meer duisternis. Een zachte bries gleed door de lucht en deed de bladeren ritselen, maar verder was het stil. Er hing een sterke bloemengeur in de tuin, maar Elys zag alleen gesloten bloemen in allerlei blauwtinten — door de nacht kon ze de echte kleuren niet zien.
Ze keek op naar de inktblauw hemel en iets verderop zag ze de torens van het Drakenpaleis. Elys fronste. De tuin moest wel grenzen aan het Drakenplein, maar wat was het? Was het een onderdeel van het paleis? Ze wierp een blik verder de tuin in en uit de bomen, struiken en bloemen verrees een stenen gebouw met een koepel.
''Volg mij, alsjeblieft,'' fluisterde Tomar en hij gebaarde iedereen hem te volgen om vervolgens in het struikgewas te verdwijnen en een geplaveid pas te volgen.
Niemand zei wat en de tuin bleef stil. Lila keek haar ogen uit, maar Ash en Sage droegen kleine glimlachen. Ze kenden de tuin waarschijnlijk en Elys vroeg zich af of zij wisten waar Tomar hen naartoe bracht. Het statige gebouw met de koepel kwam steeds dichterbij, maar ze had geen idee wat het was. Allerlei ornamenten, pilasters en reliëfs sierden de muren en Elys wist niet waar te kijken.
Het geplaveide pad maakte een bocht en ze liepen nu recht op de ingang op het gebouw af. Twee gigantische deuren waren iets opengeslagen en het materiaal — waarschijnlijk een metaal — glinsterde door het zilveren maanlicht. Twee enorme beelden van draken sierden de zijkanten. Hun lichamen waren geschubd en gespierd en hun klauwen van steen vlijmscherp.
Een warm oranje licht ontsnapte uit het gebouw en glipte langs de deuren om over het pad te kruipen. Een gemantelde figuur stond in de deuropening, maar Elys kon vanaf hier al zien wie het was. Ze kende namelijk maar één persoon met vuurrood haar en witte ogen.
Tomar boog kort voor Celia. ''Mijn koningin, ik heb ze meegebracht zoals u had gevraagd,'' zei hij en Celia gaf hem een kort knikje.
''Bedankt, Tomar,'' zei ze, haar stem verleidelijk en zacht. ''En onthou: dit blijft tussen ons.''
Tomar knikte ferm en zijn krullen dansten. Hij torende boven de koningin uit, maar de kracht van haar aanwezigheid deed iedereen naast haar verbleken. Tomar groette iedereen en verdween toen in de duisternis tussen de bomen, een schaduw tussen schaduwen, alsof hij er nooit was geweest.
''Jullie vragen je vast af waarom ik jullie help,'' zei Celia. Ze had haar handen samengevouwen en probeerde haar nerveus bewegende vingers in bedwang te houden. Ze haalde diep adem en begon met praten.
''Je had gelijk, Ash. Ik wist het, maar ik was boos en ik liet die woede me leiden. Schijnt in de familie te zitten.''
Een cynisch lachje ontsnapte aan haar keel, maar ze ging al snel verder. ''Ik wil dat mensen me zien als een sterk persoon en ik dacht dat ik dat zou bereiken door macht, macht en angst, maar ik zie nu in dat ik verkeerd zat. Een sterk persoon begint geen oorlog voor eigengewin en vecht niet alleen maar voor zichzelf. Iemand die sterk is vecht waar datgene wat juist is, hoe moeilijk dat ook kan zijn.''
Ze was even stil en voegde toen nog toe: ''Dat én ik wil niet vermoord worden door Eroh. Bovendien is hij niet de rechtmatige troonopvolger.''
Zonder hun reactie af te wachten draaide ze zich om en gebaarde hen haar te volgen. Ze wilde het gebouw betreden, maar Ash' stem stopte haar.
''Waarom is mijn vader een van je gevangenen?'' Zijn toon was scherp.
Celia draaide zich uiterst kalm om en grijnsde licht — Elys begon zich af te vragen of het een trek was die alle Brénains bezaten.
''Ash, je denkt toch niet dat ik degene ben die je vader gevangen heeft genomen?'' vroeg ze terwijl ze haar hoofd iets schuin hield. ''Serphone gebruikte haar krachten om hem onder controle te houden — iets wat heeft gewerkt. Je vader is verward en het is moeilijk om tot hem door te dringen. Ik denk niet dat hij weet dat we in een oorlog zitten nu.''
Ze pauzeerde even, leek haar woorden af te wegen. ''Serphone en Eroh hielden hem gevangen in Nulan, martelden hem. Ik kon het niet aanzien en heb Eroh er uiteindelijk van weten te overtuigen om koning Egan over te plaatsen naar mijn kerkers. Ik weet dat het niet ideaal is, maar het is momenteel een van de veiligste plekken in heel Ignuron. Niemand zal hem wat doen. Mijn bewakers mogen geen vinger naar hem uitsteken en hij krijgt het beste eten en de beste verzorging.''
Celia zuchtte. ''Ik heb gedaan wat ik kon zonder de woede van Eroh en Serphone op mijn hals te halen.''
Ash had zijn lippen samengeperst, maar zijn schouders ontspanden zich en hij knikte bedachtzaam. ''Dus hij is veilig daar?''
Celia knikte vastberaden en vroeg vervolgens: ''Hoe weet je trouwens dat hij in de kerkers zit?''
Ash' blik gleed naar Elys.
''Ik werd bij hem in de cel gegooid,'' zei Elys.
Celia's witte ogen gleden naar haar. ''En jouw naam was?''
Haar toon had hooghartig en arrogant kunnen klinken in Elys' oren ware het niet dat ze wist dat Celia het alleen vroeg omdat ze inderdaad geen idee had wie ze was. Ash had nooit de kans gekregen om hen fatsoenlijk aan elkaar voor te stellen.
''Elys Kenswin, koningin.''
''Interessant.'' Weer die glimlach.
Celia maakte aanstalten om het gebouw te betreden, maar Elys was nog niet klaar. Ze had cruciale informatie gekregen van koning Egan en had nog niet de kans gehad om het uitgebreid aan de anderen te vertellen. Vooral Ash verdiende het om te weten wie die tweede ziel in hem had gestopt en waarom.
''Ik weet waarom Ash zo ziek is,'' begon Elys en iedereen viel stil. ''Ik weet wat er is gebeurd.''
Ze vertelde hen alles wat ze wist, alles wat de verwarde koning van Ignuron haar had toevertrouwd. Ash had zijn vaders tekening de hele tijd met trillende handen vastgehouden terwijl zijn blik het perkament niet losliet.
Toen ze klaar was, slaakte ze een diepe zucht, alsof het een last was die haar hart nu niet meer bezwaarde. Ze wilde Ash ook vertellen wat Egan over Nuria had gezegd, dat hij duidelijk nog steeds hield van zijn eerste vrouw, maar het was nu niet het goede moment. Ze was echter vastberaden om het hem ooit te vertellen.
Zonder nog meer tijd te verspillen volgden ze Celia die het gebouw in liep. Haar tempo was hoog en haar passen werden gezet zonder enige aarzeling. Ze straalde, alsof een vuur haar van binnenin verlichtte, en Elys had bewondering voor de zelfverzekerdheid die de koningin als een sieraad droeg dat iedereen mocht zien.
''Hoe wist je dat we naar de Drakentempel wilden?'' vroeg Ash.
De koningin keek iets achterom en glimlachte. ''Dat wist ik niet. De enige veilige geheime gang vanuit de kerkers leidt naar deze tempel dus het was vanzelfsprekend om jullie hier te ontmoeten. En na het horen van Elys' verhaal realiseerde ik me dat jullie hier vast niet alleen waren voor mij. Het Eeuwige Vuur schijnt bijzondere eigenschappen te hebben, iets wat van pas kan komen als je genezing zoekt.''
Ze vervolgden hun weg en ze betraden een grote, vierkante ruimte met een hoog plafond dat ondersteund werd door rode pilaren. Het plafond was beschilderd met goudverf en lijnen kronkelden als vuur over de tempel. Celia liep naar het midden toe waar een altaar uit de grond verrees.
Het altaar was opgetrokken uit wit marmer en in het midden stond een gouden schaal waar een groot vuur in knisperde. Op het altaar en op de vloer waren vreemde tekens neergezet — tekens van een taal die Elys niet kende.
Celia ging triomfantelijk voor het altaar staan, met haar handen in haar zij.
''En nu?'' vroeg ze ongeduldig. ''Wat is jullie plan?''
Elys, Ash, Sage en Lila keken elkaar stilzwijgend aan. Ze hadden geen plan. Niet precies althans. Iriné had alleen gezegd dat een van de mogelijke genezingen was dat Ash de Gift van Vuur moest ontvangen en het Eeuwige Vuur was daar een overblijfsel van. Igon, een van de vier Oerdraken, had de mensen met zijn vuur de Gift van Vuur gegeven en Lezul Brénain, de eerste koning van Ignuron, had een deel van Igons vuur gestolen. Het vuur was nooit gestopt met branden en stond daarom bekend als het Eeuwige Vuur.
Celia fronste. ''Jullie hebben geen plan,'' constateerde ze.
Ze zuchtte, keek omhoog — alsof ze de Goden om hulp vroeg — en vloekte binnensmonds.
''Jullie zijn helemaal naar Celan gekomen om Ash te redden zónder plan?''
''Nee,'' bracht Elys verontwaardigd uit terwijl ze haar armen over elkaar sloeg. ''Ash moet de Gift van Vuur opnieuw ontvangen dus we dachten dat het Eeuwige Vuur ons daarbij kon helpen.''
Haar blik gleed naar de likkende vlammen die oprezen uit de gouden schaal die achter Celia stond. Het licht dat ervan af kwam verlichtte de hele ruimte, maar het vuur leek geen enkele warmte uit te stralen.
''Een Drakenhoedster kan het Eeuwige Vuur sturen,'' voegde Sage eraan toe, zijn groene ogen helderder dan ooit. ''Een van hen kan Ash genezen.''
Celia viel stil en haar blik gleed naar haar vingers die nerveus tikten.
''De Drakenhoedsters leven in de tempel, toch?'' vroeg Sage en hij zette een stap naar voren. ''Ik kan een van hen wakker maken en —''
''Dat is niet nodig,'' onderbrak Celia hem en haar handen gleden naar de sluiting van haar mantel.
De stof viel geruisloos op de grond en een prachtige jurk verscheen. De dieprode stof was gedrapeerd om haar lichaam en liet haar armen bloot. Gouden stof kroop over haar hals en schouders, als vuur dat zich langzaam verspreidde. Elys kon alleen maar ademloos toekijken naar Celia's verschijning, naar de jurk die meer bloot liet dan welke andere jurk ze ook had gezien. Celia was geen koningin, maar een godin wiens macht en toorn verbloemd werd door een beeldschone illusie. En iedereen in de ruimte leek voor een moment betoverd te zijn.
De koningin glimlachte — waarschijnlijk omdat ze wist waarom ze zo stil waren — en draaide iets terwijl ze haar haar met een nonchalante beweging opzij schoof, zodat haar bleke rug tevoorschijn kwam.
Elys hield haar adem in en geïntrigeerd volgde ze de kronkelende zwarte lijnen op Celia's rug. Ze kon niet de hele tatoeage zien, maar Elys zag genoeg om te weten dat het een draak was. Een draak met een lang lichaam, stalen schubben en immense klauwen die over Celia's ruggengraat kronkelde. De ogen van de draak loerden naar haar, volgden haar. Voor een moment dacht Elys te zien dat het wezen bewoog, maar dat was onmogelijk.
Ash fronste en ongeloof sluimerde over zijn gezicht. ''Je bent een Drakenhoedster?'' wist hij uit te brengen, ''maar hoe? En sinds wanneer?''
Ook Sage keek met grote ogen naar de drakentatoeage. ''Ik ... ik dacht dat Drakenhoedsters al vanaf hun geboorte werden uitgekozen en opgeleid en — ''
Celia hief haar hand en Sage stopte abrupt met praten. Haar lippen krulden in een grijns — eentje die Elys maar al te goed herkende van andere Brénains — en ze draaide weer naar hen toe.
''Nou, ja, normaal worden Drakenhoedsters uitverkoren en alle onzin die daarbij hoort, maar ik ben de koningin,'' zei ze achteloos. ''Ik wilde meer leren over Ura en de oude spreuken die daarbij hoorden, onze oude rituelen en draken en ze wilden graag een uitzondering maken.''
Ash' wenkbrauw ging omhoog en hij sloeg zijn armen over elkaar. ''Je bedoelt dat je de andere Hoedsters dwong om je op te leiden tot een van hen?''
Celia rolde met haar ogen en maakte een wegwerpgebaar met haar hand. ''Kom op, Ash,'' zei ze. ''Er is niemand doodgegaan. Ze hebben er vrijwillig mee ingestemd.''
''Je hebt ze bedreigd,'' constateerde Ash, maar Elys ving een zweem van een glimlach op zijn serieuze gezicht.
''Niemand wil een koningin teleurstellen,'' antwoordde ze simpel en ze haalde haar schouders op.
Het achteloze gebaar maakte dat Elys zich er opnieuw van bewust werd dat ze tegenover iemand stond die kreeg wat ze wil, iemand die krachtig was en iemand die was opgegroeid met de Vuurprinsen en dat zonder kleerscheuren had weten te overleven.
Celia stapte de verhoging op waarop het altaar stond en ging voor het Eeuwige Vuur staan. ''Ik zal je helpen, Ash.''
Haar witte ogen gleden naar Sage. ''De andere Drakenhoedsters hoeven hier niets van te weten.''
''En waarom zouden we je moeten vertrouwen?'' vroeg Lila die opvallend stil was geweest. Haar bruine ogen hadden Celia's bewegingen nauwlettend gevolgd en haar armen waren over elkaar geslagen.
''Jullie hebben niet veel keus,'' antwoordde Celia luchtig terwijl ze Ash gebaarde om dichterbij te komen.
Lila zuchtte en nerveus keek ze naar Ash die nu voor Celia stond. Zijn ogen waren strak op haar gericht en volgden de gebaren die ze begon te maken. Haar handen gleden door de lucht, maakten onzichtbare tekeningen, en de koningin begon zachtjes te mompelen. Elys herkende wat Uraanse woorden, maar ze kende alleen Ura voor watermagie en niet voor vuurmagie — het soort dat Celia ging gebruiken.
De vreemde tekens op te vloer begonnen te gloeien. Het pulserende gouden licht wierp scherpe schaduwen op Celia's gezicht en leek haar haar in brand te zetten. Het deed Elys denken aan Danu, de Vuurgodin die volgens de verhalen bloed van vuur had en haren van magma.
Celia haalde diep adem en stak haar hand uit naar het Eeuwige Vuur. De vlammen kropen naar haar toe en een deel van het vuur begon langs haar vingers en arm te kronkelen om vervolgens over haar andere arm te kruipen die ze had uitgestoken naar Ash.
Ash slikte en keek even achterom, naar Elys en Sage en Lila, en greep Celia's hand toen vastberaden vast. Het lichtstreng van vuur om Celia's arm begon helderder te worden en woorden stroomden op een rap tempo uit haar mond. Het vuur begon zich razendsnel om Ash' arm te krullen en klom naar zijn schouders en hals en borstkas. Het duurde niet lang voordat hij omgeven werd door een haast gouden vuur dat leek te leven.
Zenuwen gierden in Elys' lijf en ook Lila en Sage leken de spanning niet meer aan te kunnen. Hoop gloeide in hun ogen en Sage frunnikte nerveus aan zijn groene tuniek terwijl Lila haar lip bijna stuk beet. Ash daarentegen keek Celia strak aan en zijn ademhaling was even. Het vuur wierp enge, bewegende schaduwen op zijn gezicht en maakte dat zijn ogen en haar een gouden gloed kregen.
Celia's gemompel werd zachter, maar haar ijzeren grip op Ash' hand werd krachtiger. Haar nagels hadden zich in zijn huid geplant en hij kromp iets ineen. Het vuur dat over zijn huid danste begon weg te zinken in zijn huid en het gouden licht vervaagde.
Zweetdruppels glinsterden op Celia's voorhoofd en haar ogen waren nog steeds gesloten in opperste concentratie. Haar gemompel stopte en ze sperde haar ogen wijd open. Ze hapte naar adem en liet Ash los. Ash leek ook te ontwaken uit een diepe slaap. Hij knipperde verbaasd en keek met een frons naar de rode striemen die Celia's hand had achtergelaten.
Zenuwen schoten door Elys' heen en ze voelde zich misselijk. Haar spieren waren zo gespannen dat ze zich nauwelijks kon bewegen en zelfs ademhalen was een moeilijke taak. Haar ogen gleden over Ash, namen elk deel van hem op en probeerden hem te lezen. Dit was het moment waar ze allemaal op hadden gewacht, het moment waar ze naartoe hadden gewerkt. Ash zou eindelijk genezen zijn en Elys hoefde dan niet meer toe te kijken hoe hij elke seconde van elke dag achteruit ging. Hoe hij vermagerde, hoe zijn conditie minder werd en hoe het leven langzaam uit hem leek weg te glippen. Dat alles zou voorbij zijn en duizenden korí gemaakt van hoop fladderden in Elys borstkas.
Ze zette voorzichtig een stap naar Ash toe en was de eerste die sprak. ''En?'' vroeg ze, haar stem niet veel meer dan een hoopvolle fluistering.
Ash slikte en hij keek met een mix van hoop en angst naar zijn handen. Zijn handen trilden toen hij ze voorzichtig hief en gebaren begon te maken om te vuursturen.
Maar er gebeurde niets.
Elys' hart veranderde in steen en haar bloed leek te bevriezen. Ash' ogen ontmoetten die van haar en het brak haar nu stenen hart dat ze alleen maar gebroken diamanten en sterrenloze nachten zag in de diepten van het zilver.
Het Eeuwige Vuur had hem niet genezen en voor de eerste keer leek er helemaal geen hoop meer te zijn. Geen genezing betekende dat Ash' dood nu onvermijdelijk was en Elys had het gevoel dat de wereld gehuld ging in duisternis.
——————
[A/N] Weer een relatief lang hoofdstuk dit keer (zo'n 3700 woorden) :o Ik hoop dat jullie het leuk vonden!
Wat zijn jullie gedachten over dit hoofdstuk? Wat vinden jullie van Celia? Is jullie beeld van haar veranderd? En wat denken jullie van de situatie van Ash? is er een oplossing en zo ja, wát is dan de oplossing? Ik ben benieuwd ;) (beetje veel vragen dit, maar oké XD)
Ik heb helaas geen voorraad meer *huilt omdat alles veel langzamer gaat dan verwacht* :/ Schrijven gaat momenteel niet zo snel en ik ben redelijk gestrest (ook al is het vakantie XD). TFP zal echter wel voltooid worden deze zomer, maar Embers of Chaos zal dus nog wel even op zich laten wachten, denk ik. Ik merk echt nu dat de laatste loodjes het zwaarst wegen, maar het komt goed ^^
Xx Am
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top