||41|| Thuiskomen

"The thing I miss most from home, is having a home."

―Anthony Liccione

''Ash?'' vroeg Elys terwijl de twijfel doorsijpelde in haar stem. ''Kan ik je iets vragen over je laatste herinnering die ik heb gezien?''

Het moment dat de woorden haar lippen hadden verlaten, wilde ze ze al terugnemen. Elys wist dat ze zich op glad ijs bevond, maar ze kon haar nieuwsgierigheid niet bedwingen. En daarbij, Ash had haar in Ossa beloofd om haar alles te vertellen. Dat nam echter niet haar onhebbelijke gevoel weg dat ze een ongewenste indringer was.

Ash' spieren spanden zich aan en de stilte tussen hen rekte zich uit. Elys had haar armen om zijn middel geslagen—iets wat ze nog nooit zo ongemakkelijk had gevonden—terwijl Ash Nhani aanspoorde om zo snel mogelijk naar Elodir te gaan.

''Je wilt weten wie Vye is...wat er gebeurd is, of niet?'' vroeg hij ogenschijnlijk kalm, maar Elys zag hoe zijn vuisten waren samengebald en zijn knokkels wit waren geworden.

''Ja.''

''Vye was...'' Ash zuchtte. Hij staarde even voor zich uit, ver verdwaald in gedachten en jeugdherinneringen, en haalde diep adem. ''Ik ontmoette haar voor het eerst toen ik twaalf was. Ze was de dochter van een generaal die in het Emberpaleis was voor een bespreking met mijn vader. Ze zat alleen bij een klein meertje op een binnenplaats een beetje voor zich uit te staren en ik liep toevallig langs.''

Ash glimlachte bij de herinnering. ''Sage was bij zijn familie en afgezien van Eroh was er niemand van mijn leeftijd dus ik besloot naar haar toe te gaan, maar ze wilde niets van me weten en zei geïrriteerd dat ik haar met rust moest laten.''

''Wat?'' vroeg Elys verbaasd. ''Waarom?''

Ze beet op haar lip. Als iemand—afgezien van Rhys—vroeger vriendelijk op haar was afgestapt om met haar te praten dan zou ze daar blij mee zijn geweest. Ze kende niet veel leeftijdgenoten in Elodir en de meeste lieten haar liever met rust, omdat ze haar raar vonden.

''Ze was van streek, omdat ze altijd mee moest met haar vader naar van alles en nog wat, maar hij haar totaal geen aandacht schonk,'' antwoord Ash. ''Maar ik verveelde me echt heel erg en ja...ik had nog nooit iemand zo erg zien huilen dus ik probeerde haar op te vrolijken met watervlinders.''

''Watervlinders?''

Ash haalde zijn hand door zijn haar en wierp haar een ongemakkelijk glimlachje toe. ''Ja. Ik gebruikte mijn watersturen om bewegende dieren te maken om haar op te vrolijken.''

Elys wilde een sarcastische opmerking maken, maar slikte haar woorden snel weg. In haar gedachten zag ze de kleine Ash uit zijn jeugdherinneringen nog zo voor zich, zo trots dat hij kon watersturen. Haar buik kriebelde.

''Dat is...dat is echt heel lief,'' stamelde ze en ze wenste dat iemand ooit zoiets voor haar had gedaan. ''Werkte het?''

Ash knikte. ''Ze moest glimlachen en zei dat ik haar eerste vriend ooit was. Haar naam was Vyolet, maar ik mocht haar Vye noemen.''

Zijn gezicht betrok. ''En toen kwam Eroh en liet hij lachend de watervlinders verdampen door zijn vuursturen.''

Elys trok verbaasd haar wenkbrauwen op, maar Ash haalde zijn schouders op. ''Ik neem aan dat dat een manier is van een 11-jarige jongen om indruk te maken op een meisje.''

Het was even stil.

''En toen?'' vroeg Elys. Tussen Ash' verhaal en Vye's dood zat iets van vijf jaar.

''We werden vrienden. Ze kwam regelmatig in het Emberpaleis door het werk van haar vader en hoe meer tijd passeerde, hoe leuker ik haar vond. Helaas was ik niet de enige.''

Ash' stem werd zachter. ''Eroh en Vye waren ook vrienden. Ze wist dat wij elkaar niet uit konden staan dus ze zat letterlijk tussen ons in. Ze was de enige die Eroh oprecht kon laten lachen en zijn verlangende blikken zeiden genoeg.''

''Jullie waren allebei verliefd op haar,'' fluisterde Elys ademloos.

''Ja,'' gaf Ash toe en hij zuchtte. ''Ik denk dat ze weet dat we haar allebei leuk vonden, maar uiteindelijk waren Vye en ik degenen die meer werden dan vrienden...''

Er vormde zich een knoop in haar maag. Ze wist dat Vye dood was, maar toch kon Elys het niet helpen dat ze jaloers was. Jaloers, omdat Vye kennelijk zo belangrijk was geweest voor Ash, dat ze een deel had uitgemaakt van zijn leven en dat hij van haar had gehouden. Ze was jaloers omdat Vye had gehad wat zij wenste, maar geïrriteerd stopte ze al die nutteloze gedachten weg. Ze was belachelijk bezig en dat realiseerde ze zich. Tegelijkertijd begreep ze nu Erohs woede, begreep ze dat het eigenlijk verdriet en pijn was, gemaskeerd met de felheid van een in het nauw gedreven dier. Rillingen gleden over haar rug bij de herinnering aan Erohs tranen en geschreeuw toen Vye uit Ash' handen was geglipt. Ze was de enige waarvan hij had gehouden en volgens Eroh had hij haar van hem afgenomen.

''De tijd ging voorbij en ik dacht echt dat ze evenveel van mij hield als ik van haar,'' zuchtte Ash en zijn stem brak bijna, was fragiel geworden.

Elys' hart klopte in haar keel. ''Maar...wat is er dan gebeurd?''

Hij snoof. ''Ik kwam erachter dat ze van Eroh hield. Eroh lachte me uit, omdat ik zo dom was geweest. Hij zei dat niemand ooit om me zou geven. En Vye...Vye stond achter hem en zei niets. Ze durfde me geeneens recht in mijn gezicht te zeggen dat alles maar een spelletje voor haar was geweest. Ik kon mijn woede niet beheersen en Eroh en ik vochten...we vochten totdat Vye over de rand van de klif viel.''

Elys kreeg een brok in haar keel. Woede ontstak in haar binnenste. Ze kon niet begrijpen hoe mensen zoiets konden doen. Jaar na jaar had Ash dit soort dingen gehoord: van zijn stiefmoeder, van zijn halfbroer en—misschien indirect—zelfs van zijn vader en Vye. Het verbaasde haar niet dat hij langzamerhand was gaan geloven dat die woorden waarheid waren.

Ze sloeg haar armen steviger om haar heen en legde haar hoofd haast onmerkbaar tegen zijn rug. ''Het spijt me zo erg dat je dat allemaal hebt moeten meemaken.''

Het was alsof ze hem voelde glimlachen.

''Soms denk ik dat je te lief bent voor deze wereld, Elys.''

En ze kon het niet helpen dat het vuur in haar hart brandde als nooit tevoren.

***

Elodir was precies zoals Elys zich herinnerde. De koepels van de Blauwe Academie schitterden door de zachte zonnestralen, het water van het rivierenstelsel klaterde zachtjes en de witte straten gonsden van de stemmen van in het blauw geklede Uslani en handelaars uit alle windstreken. Elodir was altijd een drukke, rumoerige stad geweest door de bloeiende handel, maar nu—vanwege de jaarlijkse bijeenkomst van de gódiri—waren de straten nog gevulder dan anders. Elys zag sluwe handelaars uit Vernesse, te herkennen aan hun dure lichtblauwe gewaden en met sieraden beladen lichamen en krijgers uit Havenlyn die uitgedost waren met bont en scherpe gebogen zwaarden. Ze zag ook vrouwen en kinderen met lang satijnzacht haar die gehuld waren in donkere stoffen die niet opvielen in de moerassen en bossen van Rivenend, maar die fel afstaken tegen de glanzend witte straten en gebouwen van Elodir. 

Ze dacht aan Rae en Iana en vroeg zich af hoe het hun verging in de Jade Tempel. Ze miste de oude maar mondige hogepriesteres en haar vinnige en amuserende opmerkingen tegen Ash. 

Als laatste merkte Elys de mensen uit Parrodin op die in eerste instantie niet opvielen tussen de blauwgrijze gewaden van de Elodiri. Maar bewoners van de grootste en belangrijkste provincie van Uslan waren gewend aan het harde en koude noordelijke klimaat, aan de ijle berglucht en snijdende winden en sneeuwstormen. Hun gezichten waren verweerd, hun ogen zo helder als het puurste bergwater en hun lichamen pezig en sterk. Het beeld van Parrodin tijdens de zonsopgang dat ze had gezien toen ze op het luchtschip van Istar zaten, een glorieuze vestigingsstad diep in de bergen omringd door water, dook op in haar gedachten. Het was een fijne herinnering en ze kon zich nog voor de geest halen hoe Ash diep in gedachten verzonken over de reling van het schip had geleund, kijkend naar de majestueuze hoofdstad van Uslan. Ze kon niet geloven dat het al zo'n anderhalve maand geleden was dat ze 's nachts tijdens het festival was weggeglipt en in haar witte feestjurk onhandig door het bos had gerend en Ash had ontmoet. Er was zoveel gebeurd en hoewel ze nergens spijt van had, deed het haar pijn dat ze geen euforie voelde bij haar terugkomst in Elodir—iets wat ze wel had verwacht. De stad was immers haar thuis geweest, maar Elys realiseerde zich nu dat het dat al een lange tijd niet meer was.

Ze keek op naar Ash die naast haar liep en met grote ogen naar de gebouwen, mensen en honderden marktkraampjes met exotische waren keek. Ze glimlachte.

''Vind je het mooi?''

Ash wierp haar een snelle blik toe en knikte. ''Ik ben in Vernesse, Rivenend en Parrodin geweest, maar ik vind Elodir veruit het mooiste, denk ik. Het verbaast me zo dat alle provincies van Uslan zo van elkaar verschillen—qua mensen en kleding maar ook qua gebouwen en cultuur—, maar toch eensgezind zijn en onder één Rijk vallen.''

Hij zuchtte en zijn toon werd duisterder. ''Dat is heel anders dan in Ignuron.''

Elys beet op haar lip en keek naar het sprookjesachtige uitzicht voor haar. Alles leek goed hier, maar ze wist dat het een illusie was, dat het een droombeeld was dat op het punt stond om ruw verbroken te worden. Ze stonden aan de vooravond van een oorlog, maar niemand wist het. Nog niet.

''Dus,'' begon Ash, ''waar moeten we naartoe? Weet je waar alle gódiri en hun hun gevolg met elkaar vergaderen?''

Elys snoof en rolde met haar ogen. ''Natuurlijk weet ik dat. Ik ben de dochter van de gódir. Elk jaar werd van me verwacht dat ik meedeed, handjes gaf, vriendelijk glimlachte en ja knikte op het goede moment. Ik was dan wel niets meer dan een meubelstuk ter versiering, maar ik weet waar de bijeenkomst plaatsvindt en hoe het eraan toe gaat.''

Een schaduw viel over Ash gezicht en hij fronste licht.

''Wat?'' vroeg ze.

Ash haalde zijn schouders op, maar zijn frons was niet verdwenen. ''Het klinkt verschrikkelijk. Ik kan gewoon niet geloven dat Uslan de rol van vrouwen reduceert tot decoratie, een schaduw zonder stem en zonder eigen mening. Het is vreemd, omdat het in Ignuron zo anders is. Wij hebben vrouwelijke generaals en een volwaardige koningin: Celia. En hier kunnen vrouwen geeneens gódir worden en zijn vrouwelijke Raadsleden uitzonderingen. Ik begrijp gewoon niet waarom.''

''Ik ook niet,'' antwoordde Elys waarna ze Ash blik zocht en zacht zei: ''Maar ik had het nog goed getroffen.''

Een rilling gleed over haar rug en een ijzige kou sijpelde door tot in haar botten. Ze sloeg haar armen om zich heen in een poging het iets warmer te krijgen. Haar gedachten gingen onwillekeurig naar Wylla Opalín, de moeder van Rhys. Als Elys dacht aan de slechte positie van vrouwen in Uslan, aan hun onhoorbare stemmen en het veel aanwezige huiselijke geweld, kon ze niet helpen dat het beeld van Rhys' gebroken moeder opdook. Eens was ze een prachtige schoonheid geweest met goudblond haar, blozende volle wangen en wijze ogen, maar nu was ze half verlamd en zat ze de hele dag leeg voor zich uit te staren. Ze was niets meer dan een omhulsel en in haar grijze ogen was de wil om te leven verdwenen.

Elys balde haar vuisten. Er was een reden dat ze zonder twijfel kon zeggen dat ze Zurin Opalín haatte. Het was niet alleen omdat hij haar zag als een middel om meer macht te krijgen, maar omdat hij zijn vrouw had behandeld als een willoos ding zonder gevoel, als iets wat hij kon bezitten. En de dag dat Wylla—volgens haar man—van de trap was gevallen en verkeerd terecht was gekomen, had hij helemaal niets meer aan haar gehad en had Zurin Opalín zich gericht op hun enige zoon. Rhys had nooit wat gezegd, maar al vanaf de eerste dag dat ze hem kende had Elys de onverklaarbare blauwe plekken gezien. Hij had altijd smoesjes, maar Elys was de enige die erdoorheen had kunnen prikken en op een dag was Rhys gebroken. Huilend had hij haar alles verteld en had haar laten zweren dat ze het niet verder zou vertellen. Nooit.

Elys had zich met pijn in haar hart aan die belofte gehouden.

Ze wilde hem helpen, maar Rhys wilde dat niet. Hij zei altijd dat het wel goed zou komen en dat hij zich zou redden. Want waar hij eerst een weerloos kind was geweest, was hij nu een sterke waterstuurder die alleen qua ervaring en wreedheid onderdeed voor zijn vader. Rhys had haar het afgelopen lauturi keer op keer op het hart gedrukt dat het beter ging, dat hij zich verweerde. Om haar gerust te stellen had hij armen, schouders en rug laten zien: geen blauwe plekken, geen wonden. Rhys had geglimlacht, net zoals de laatste keer dat ze hem gezien had.

Elys schrok op en stopte met lopen. Verbaasd hield Ash zijn hoofd schuin. ''Wat is er?''

Ze knipperde met haar ogen en keek naar het Meerpaleis en de in wolken gehulde torens die in de verte op begonnen te doemen. Waar was ze mee bezig?

Ze glimlachte en warmte vulde haar lichaam. Hoe had ze het kunnen vergeten? Snel keek ze om zich heen en probeerde zich te oriënteren. Het was niet ver van hier.

''Deze kant op,'' zei ze en ze haastte zich naar een zijstraat van de drukke hoofdweg waar ze nu waren. Verschillende mensen wierpen haar afkeurende blikken toe door haar onoplettendheid, maar dat kon haar niet schelen. Dit was veel belangrijker.

Ash' ogen schoten naar de zijstraat en hij probeerde haar te volgen, zich excuserend tegen de mensen waar hij haast tegen opbotste. ''Wat? Wat gaan we doen?'' vroeg hij. ''Elys?''

Ze stopte met lopen en pakte zijn hand. ''Een belofte nakomen.''

En zonder verder wat te zeggen sleurde ze Ash mee de zijstraat in.

***

Elys hield halt voor een groot woonhuis waarvan de witte gevel rijkelijk was versierd met decoraties en marmer. Het was afzichtelijk, maar precies Zurins smaak. Het was niet alleen het huis van een persoon met status, maar ook het huis van de familie Opalín. Rhys moest hier wel zijn.

Ze zuchtte en frunnikte ongedurig aan haar blauwgrijze mantel die om haar schouder hing. Ze hoopte maar dat hij er was. Een vlaag van onzekerheid schoot door haar heen. Wat als hij er niet was? Hoe moest ze haar belofte dan nakomen? Of wat als Zurin Opalín in hoogsteigen persoon opendeed?

Elys rilde en schudde haar gedachten van zich af. Met nieuwe moed stapte ze op de deur af en klopte aan. Tegelijkertijd zei Ash: ''Elys, er is nog iets wat ik je moet vertellen voordat...''

Ze zou echter niet weten wat hij wilde zeggen, want hij werd onderbroken door de deur die openging, gevolgd door gelach en vrolijk gepraat.

Rhys stond in de deuropening en naast hem stond een jonge vrouw die Elys vaag herkende, maar waarvan wist ze niet en haar naam kon ze zich al helemaal niet herinneren.

Het eerste wat Elys opviel, was dat Rhys donkerblonde, golvende haar langer was geworden. En niet alleen dat was veranderd, maar ook de wallen onder zijn ogen en zijn magere lichaam waren verdwenen. Hij zag er goed uit. Beter in ieder geval dan de keer dat ze elkaar voor het laatst hadden gezien.

Als vanzelf verschoof haar blik naar het meisje dat haar met grote ogen aankeek. Ze was lang en haar rode haar stak fel af tegen het blauw van haar tuniek. Haar donkerblauwe ogen—die Elys deden denken aan de puurste en meest kostbare saffieren die er te krijgen waren in Esmaron—waren groot geworden en gleden vragend naar Rhys.

Rhys kon echter alleen maar met grote verbazing kijken naar degene die voor hem stond.

De jonge vrouw legde haar hand op zijn schouder en zei: ''Ik zie je morgen wel weer.''

Haar fonkelende ogen gleden naar Elys en Ash. Ze glimlachte verlegen en boog haar hoofd lichtjes.

''Kaio, vrouwe Elys,'' zei ze zacht en ze knikte naar Ash. ''Kaio, heer.''

En voordat Elys ook maar tijd had om na te denken en te reageren glipte de jonge, roodharige vrouw de straat in en verdween haar frêle lichaam in de rumoerige mensenmassa verderop.

Elys knipperde verbaasd en met een lach keek ze naar Rhys die de jonge vrouw met twinkelende ogen had nagekeken. Zijn wangen waren lichtroze.

''Wie was dat?'' vroeg ze terwijl ze doodging van nieuwsgierigheid.

''Gewoon,'' zuchtte Rhys. ''Een vriendin van de Blauwe Academie.''

Elys sloeg haar armen over elkaar en trok haar wenkbrauw op. ''En heeft 'gewoon een vriendin' ook een naam?''

''Chara,'' antwoordde hij en zijn linker mondhoek ging licht omhoog.

''Nou, dan heeft Chara zeker een oogje op je.''

Rhys' wangen werden rood en zijn ogen schoten onzeker naar de straat waarin Chara was verdwenen.

''Denk je?''

Elys grinnikte om haar beste vriend. ''Ja! Heb je niet gezien hoe ze naar je keek?''

Rhys haalde zijn schouders op, maar zijn ogen glinsterden.

''Ze leek me aardig,'' zei Elys.

De felblauwe, priemende ogen van Rhys hielden die van haar vast. ''Dat is ze ook.''

Ze glimlachten allebei en ze gaven elkaar een stevige knuffel. Elys sloot haar ogen en genoot van het moment. Van Rhys' sterke armen om haar heen en zijn vertrouwde geur. Tranen prikten achter haar ogen.

''Ik heb je gemist,'' fluisterde hij haar toe en zijn warme adem streek door haar haar.

''Ik jou ook,'' antwoordde ze. ''En zoals beloofd ben je de eerste die weet dat ik terug ben.''

Ze lieten elkaar los en Rhys grijnsde. ''Ben je het avontuur nu al zat?'' vroeg hij spottend.

Elys' gezicht betrok en ze wisselde een blik uit met Ash. Ze wenste dat dat het geval was. Dat ze terug was gekeerd omdat ze de wereld had gezien en er klaar mee was, dat ze heimwee had naar haar geboortegrond, maar helaas brachten andere dingen haar naar Elodir.

''Nee,'' zei ze, ''We zijn hier met een doel. Er zijn donkere tijden op komst, Rhys, gevaarlijke tijden.''

Rhys' ogen leken donkerder te worden en voor een moment leek hij veel ouder dan zijn twintig lauturi. Toch glimlachte hij en hij stapte opzij.

''Willen jullie binnenkomen?'' Zijn blik gleed schattend over Ash en zijn zwarte tuniek en zwaard. ''Dan kan je me fatsoenlijk voorstellen aan die mysterieuze vriend van je.''

――――――

[A/N] RHYS <3 Hij is eindelijk terug ;p Maar goed...hij heeft nog niet opgemerkt dat Elys' ketting weg is EN jullie hebben Chara ontmoet (Disgleiro speciaal voor jou ^^). Ze zal geen belangrijke rol spelen in het verhaal, maar is belangrijk voor Rhys. In dit hoofdstuk zijn jullie (hopelijk) meer te weten gekomen over Rhys en zijn vader...het punt is dat hij een heftig achtergrondverhaal heeft, maar dat is nog nooit echt naar voren gekomen (omdat tot nu toe natuurlijk niet een hele grote rol heeft gespeeld), hoewel er wel subtiel naar is gehint: 


''Ze maakte haar blik los van Rhys om vervolgens gevangen te worden door de priemende ogen van heer Opalín. Een gevoel van afschuw raasde door haar heen bij het zien van zijn gezicht. Ze had hem nooit gemogen—hij haar ook niet— en ze zou nooit de blauwe plekken vergeten waar Rhys altijd onder zat.''

Dit is een stukje uit hoofdstuk 2 maar ik denk dat veel mensen hier overheen hebben gelezen ;)

Maar goed. Wat vonden jullie ervan? Hoe denken jullie over Vye en Eroh (en Ash) en hun verhaal? En wat vinden jullie van Rhys? Denken de meesten nog steeds dat hij boos zal zijn om de ketting die Elys heeft verloren? Waarom wel/niet?

Laat het me vooral weten, want ik ben echt super nieuwsgierig naar jullie gedachten! ^^

Het kan zijn dat we het volgende hoofdstuk nog bij de POV van Elys blijven (en jullie meteen meer krijgen te lezen over de ontmoeting van Rhys met Ash) , maar misschien komt de POV van Sage de volgende keer aan bod. Ik moet even kijken hoe ik dat ga doen ;)

Oh ja, en ik wilde dit hoofdstuk eigenlijk eerder posten, maar ik moest nog redelijk veel schrijven doordat ik gisteren afgeleid werd door de drama op Wattpad XD Of is dat compleet langs jullie heen gegaan? Ach ja, maakt ook niet uit. Maar onthou mensen: wees alsjeblieft lief voor elkaar, oké? Want Wattpad is een plek waar iedereen zijn/haar best doet om zo goed mogelijk te schrijven dus haatcomments zijn verschrikkelijk en kwetsend. 

Xx Am

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top