Hoofdstuk 22
Pov. Bella
Ik voelde dat ik op een koude stenen vloer lag en ik schrok op.
"Bella!" hoorde ik en draaide me om. Ik zat in een cel in de kerkers van Aderia. Die waren erg oud en amper in gebruik.
Edward zat in een cel tegenover me.
Hij hield de tralies vast met zijn handen.
Ik hoorde demons en ik zag dat er bij ingang van de kerker een duister groot monster stond. Het leek op een stier, maar hij stond op twee poten en liep als een mens. Hij had rode ogen en een ring door zijn neus.
Zijn ademhaling klonk zwaar en grommend.
"Wat is er gebeurd?" vroeg ik.
"Ze hebben ons te pakken," antwoordde Edward en schreeuwde.
De stier brulde en sloeg met zijn grote zwaard tegen de tralies van Edward aan. De klap galmde door de kerkers heen.
Edward deinsde achteruit.
Dit was hopeloos.
Even later kwam er iemand binnen. Ik keek op en voelde de woede door me heen gaan.
"Jonatan?" vroeg Edward en klom overeind. Hij ging bij de tralies staan. "Vuile klootzak! Wat heb je gedaan! Je wilde me doden! Ik zal wraak op je nemen! Je gaat spijt krijgen! Moordenaar!" schreeuwde Edward kwaad naar hem.
Jonatan leek het niks te interesseren. Er verscheen zelfs een grijns op zijn gezicht.
"Kom op Edward," zei hij en draaide zich naar mij om. "Hey Bella, dat is lang geleden. Ik zou je best nog wel voor een nachtje willen," zei hij en likte over zijn lippen.
"Walgelijk," zei ik.
"In ieder geval welkom thuis," lachte Jonatan en ik bekeek hem. Hij zag er erg bleek uit en zijn ogen hadden een licht rode gloed. Hij was bezeten.
"Je werkte al de hele tijd voor Kratta he?" riep Edward naar Jonatan.
"Edward. Edward en nog eens Edward. Je praat teveel. Maar je wilt dus een antwoord. Onze vader wilde de kans op de troon verdelen door drieën en ik was het daar gewoon niet mee eens. En aangezien de troon van mij is, moest ik de deelnemers en onze vader uit de weg ruimen. Helaas is dat bij jou niet gelukt. Ii had je ook nooit in het ravijn moeten gooien," zei Jonatan en hij genoot ervan.
"Edward! Besteed er geen aandacht aan! Hij is geen mens!" zei ik tegen Edward.
"Hij was mijn broer! Mijn tweelingbroer!" riep Edward gestresst.
Jonatan begon hard te lachen. "Dwaas," merkte hij op.
"Waarom hou je ons gevangen?" vroeg ik.
"Jullie gaan toekijken hoe het kwaad de hele wereld zal overnemen," antwoordde Jonatan.
"Gaat je nooit lukken!" riep Edward.
"Echt? Volgens mij hebben we al heel wat mensen van jullie afgeslacht,"
"We trokken ons terug,"
"Waarom ben je hier dan Edwardje?"
Ik zag de woede in Edwards ogen en Jonatan verliet de kerkers.
"We moeten hier weg," zei ik.
"Nee, we moeten Jonatan doden en die Kratta ook," bromde Edward en zakte in elkaar. Hij ging tegen de muur zitten en gooide een klein steentje voor zich uit.
"Zullen ze weten dat we hier zijn?" vroeg ik.
"Vast wel," zei hij.
Pov. Livia
We waren aangekomen bij de ruïnes van koning Mutan en ik zag dat er een dorp was gebouwd.
"Er is leven," zei Dean. "Nog even jongen! We zijn er bijna!".
Bij het eerste huisje, wat leek op een herberg, klopten we aan. Een oude vrouw deed open.
Ze glimlachte en ik vond dat een beetje vreemd.
"Ik verwachtte jullie al," zei ze en Dean en ik wisselden een blik uit.
"Kom binnen. Ik heb verband. Die wonden zien er heftig uit. Die helen niet uit zichzelf," zei ze en hield de deur voor ons open.
Ik liep naar binnen als eerste en zag dat er allemaal planten stonden en een grote bank in het midden van de kamer. Er stond een kleine bar en je kon wel opmerken dat dit ooit een herberg geweest was.
Het rook er naar verse munt.
De wolven kwamen binnen en de vrouw sloot de deur.
Ze pakte een pot van de vensterbank waar een plant in zat met blauwe bloemen.
Ze plukte een paar bloemen van de plant en sprak een onverstaanbare zin uit.
De bloem gloeide in haar hand en werd een stof dat de lucht in zweefde. De stof vloog naar de diepe wond van de eerste wolf en heelde binnen een paar secondes.
Ik stond vol verbazing te kijken.
"Dit is tovenarij!" merkte Dean op en keek de vrouw dreigend aan.
"Ik weet wat je denkt wolf, maar ik ben geen heks. Ik was ooit één van de heksen, maar ik heb me van hen afgezonderd vroeger," vertelde de vrouw en weer plukte ze een bloem dat in stof veranderde en de volgende wond heelde.
"U wist dat we eraan kwamen?" zei ik.
"Klopt. Ik kan in de toekomst kijken, wel beperkt. Ik weet dat er een oorlog is geweest en dat jullie die verloren hebben," zei ze en bleef wonden helen van de wolven.
Ik vond het nog steeds zo indrukwekkend dat de bloemen in stof veranderden.
"En twee dierbaren zitten gevangen," zei ze. Ik keek haar aan. "Dierbaren van?"
"Van jou Livia,"
"Hoe weet u... oh wacht... U kunt natuurlijk in de toekomst kijken,"
"Edward en Bella. Ze zitten gevangen in de kerkers van Aderia,"
Ik schrok op. "Ze zijn gevangen genomen?!"
De vrouw knikte.
"We moeten ze redden!" riep ik uit.
"Daar heb je iets voor nodig. Nu Kratta zich elke dag sterker maakt, wordt het moeilijker om binnen te komen," zei de vrouw.
"Wat is uw naam?" vroeg Dean.
"Helena," antwoordde ze en nadat alle wonden geheeld waren zette ze de plant terug in de vensterbank.
"Kom, ik heb wat jullie nodig hebben," zei Helena en Dean en ik volgden haar naar een kamer achter de bar.
Helena pakte een oud stoffig boek uit een kast en opende het.
"Niemand weet van dit boek af. Alleen heksen bezitten het boek van alle oplossingen. Maar sinds de laatste oorlog zijn alle heksen weggegaan. Ik ben de enige die dit boek heeft in heel Toriana," vertelde Helena.
"Wow, maar dit boek heeft oplossingen voor?"
"Voor alles. In dit boek staat ook hoe je Zwarte Magie kunt tegengaan,"
Helena bladerde door het boek heen en terwijl ze dat deed ving ik titels van hoofdstukken op. Hoe verlos je iemand van slangengif, hoe red je iemand van een drakenvloek, hoe maak je sterrenstof.
"Hier," zei ze en liet ons twee pagina's zien.
"Hoe vecht je tegen Zwarte Magie?" las ik hardop.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top