-Hoofdstuk 9-

Cloe.
'Ja, Kéziah leeft nog.' Antwoord ik bezorgd en ze kijken elkaar geschrokken aan. 'Waar is hij?' Vraagt Will en ik zie dat Anne haar schouders ophaalt. 'We hebben geen idee waar hij is. Hij moet ergens in deze wereld zijn maar we hebben echt geen idee waar hij nu uithangt.' Geef ik als rede en ze kijken beide naar beneden.

'Hoe was Kéziah vroeger?' Vraagt Anne en ik ga even op de grond zitten. 'Kéziah was een wijze jongen vroeger. Hij stond voor iedereen klaar en hij was altijd goed voor ons. Hoe is hij nu?' Vraagt Eva aan Anne en ze slaat haar armen over elkaar heen.

'Een irritant rot kind.' Antwoord ze en ik geef een tik tegen haar been. 'Kéziah is mijn beste vriend en hij kijkt uit voor me.' Zeg ik en beide vrienden lachen erom. Ik weet dat Kéziah ze trots wil maken. 'Ik snap het wel, je lijkt op mij maar je bent ook een siroop. Kéziah wilde zijn vrienden en soortgenoten altijd beschermen.' Zegt Eva en even wilde ik zeggen dat het belachelijk klinkt. Kéziah is niet alleen bevriend met mij omdat ik op Eva lijk... toch?

Rick.
We zijn inmiddels na een paar uur rennen het bos uit en we zijn op een groot open graan velt. 'Waarom is het graan zwart?' Vraagt Russel en ik haal mijn schouders op. 'Het zal wel een speciale rede hebben.' Antwoord ik en ik bekijk het velt grondig.

Russel veranderd weer in zichzelf en hij kijkt ook over het granen velt. Op zijn wolf hoogte kon hij het niet goed zien. 'Kijk daar!' Roept hij ineens wijzend naar een open plek. Ik zie het, het lijkt op een platgestampte looppat. 'Denk je dat mensen van ons daar gelopen hebben?' Vraagt hij en ik geef even green antwoord. 'Ik denk het, laten we dan snel lopen en het pad volgen.' Stel ik voor en Russel knikt.

Gabriel.
We zijn nu al tijden aan het lopen. Er staat totaal geen wind en het voelt alsof we niks anders gaan zien als graan. 'Maak je je veel zorgen om je broer?' Vraagt Kéziah en ik knik. 'Hij heeft me misschien een paar keer laten zitten maar hij is en blijft mijn broer.' Zeg ik en ik steek mijn handen in mijn zakken.

'Ik ben in ieder geval blij voor je dat je nog familie hebt.' Zegt Kéziah en nu voel ik wel een beetje medelijden met hem. 'Will was je familie.' Antwoord ik en hij zucht. 'Ik bedoel bloed familie. Will was inderdaad familie voor me, maar hij is ook dood dus daar heb ik niks aan.' Zegt hij en ik haal mijn handen weer uit mijn zakken.

'Herinner je nog die jongen in die bar toen we op onze eerste date waren? Hij was zo dronken dat hij door een raam viel.' Zeg ik om het onderwerp een beetje te veranderen. 'Ja, ja dat herinner ik me nog.' Antwoord hij glimlachend.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top