-Hoofdstuk 8-

Rick.
Ik word kreunend wakker en ik grijp naar mijn hoofd. 'Waar zijn we?' Vraag ik fluisterend aan mezelf wanneer ik overeind ga zitten. Ik zie Russel naast me zitten. Hij kijkt naar me. 'Hoe lang ben je al wakker?' Vraag ik en hij haalt z'n schouders op. '5 minuten.... Misschien 10.' Antwoord hij en ik ga staan en vervolgens kijk ik om me heen. We zijn midden in een soort bos beland met allemaal zwarte bomen en planten.

'Je weet dat we nu nog met z'n tweeën zijn. Ik weet niet waar de andere zijn maar dat gaat niet goed komen wand de zonsverduistering komt eraan en Cloe heeft onze hulp nodig. Hij vind morgenavond plaats dacht ik. Ik ben het vergeten. Ik weet niet eens hoe snel de tijd in de onderwereld draait.' Zegt Russel en ik kijk nog een keer rond.

'Hij zou morgen om 4 uur in de middag moeten zijn maar ik vraag me af of het hier wel middag word aangezien het pikkedonker is.' Antwoord ik.

'Denk je dat er dan een zonsverduistering komt als er geen zon is hier?' Vraagt Russel en ik haal mijn schouders op. 'Ik heb geen idee maar daar komen we snel genoeg achter toch?' Vraag ik en hij grinnikt. 'We zien vanzelf wel roze lichtflitsen van Kéziah of Cloe als ze degene met wie ze samen zijn willen vermoorden.' Zegt Russel en ik lach een klein beetje.

Ik zet mijn gloei ogen aan waardoor ik iets beter kan kijken. 'Wil je verder gaan als typische onderwerelders?' Vraag ik en hij knikt en vervolgens staat hij op. 'Ik hoop maar dat alles goed is met de rest. Ook met Gabriel.' Zegt Russel zacht en ik geef hem een paar schouderklopjes.

Russel springt vervolgens opzij en hij veranderd met een witte waas in een enorme wolf met groene ogen. 'Kom we gaan.' Zegt hij met een monsterlijke stem en ik knik.

Gabriel.
Ik spring snel van Kéziah af maar ik blijf laag vanwege de demonen. 'Sorry.' Fluister ik en hij lacht er zachtjes om. Ik ken hem, dit vind hij leuk. Wanneer de demonen weg zijn sta ik snel op maar Kéziah blijft nog steeds lachend liggen.

Ik wil hem overeind trekken maar hij trekt me weer bovenop zich. 'Kom terug je bent lekker warm.' Zegt hij zacht en ik rol met m'n ogen. 'Af Kéziah, ik ben bezet.' Zeg ik waarop hij grinnikt. Ik sta weer op en ik hoor Kéziah hoesten.

Waarom hoest hij? Kéziah draait een beetje op z'n zij en hij hoest alleen nog maar erger. 'Kéziah?' Vraag ik en ik kniel naast hem neer. Dan stopt hij met hoesten en hij kijkt naar z'n hand waar bloed op zit. 'Wat gebeurd er met je?' Vraag ik en hij kijkt me angstig aan.

'Voor het eerst heb ik helemaal geen idee wat er met me gebeurd.' Antwoord hij en ik kijk bezorgd. 'Komt het door deze wereld? Of komt het door de zonsverduistering?' Vraag ik en hij begint weer te hoesten.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top