-Hoofdstuk 7-

Kéziah.
Mijn ogen springen open en ik kijk snel om me heen en ik voel me klaar wakker. Het is donker en er is geen maan aan de lucht te zien. Ik zie Gabriel naast me liggen. Voor de rest zie ik niemand anders wanneer ik mezelf omhoog duw met m'n ellebogen.

Ik schut Gabriel wakker en hij schut met z'n hooft. 'Hey, word wakker.' Fluister ik en hij gaat overeind zitten. 'Hoe.... Wat? Waar zijn we? Hoeveel uur zijn we weggeweest? Waar is de rest?' Vraagt hij allemaal in èèn keer en ik kijk hem met grote ogen aan. 'Wow jij hebt veel vragen. Ik heb helaas geen antwoorden voor je.' Antwoord ik en ik ga staan.

Ik trek Gabriel overeind en we kijken beide even rond. 'Is dit een graan velt?' Vraagt hij en ik voel met mijn vingers over het graan. 'Het is zwart demonen graan, bruikbaar voedsel voor demonen.' Zeg ik. Het graanveld lijkt wel oneindig en het graan komt tot onze heupen.

'Waarom zijn wij samen bij elkaar?' Vraagt Gabriel en ik haal mijn schouders op. 'Wel erg toevallig.' Antwoord ik en hij kijkt me met een dichtgeknepen oog aan. 'Wat bedoel je daarmee?' Vraagt hij en ik wuif zijn zin weg. 'Weet je best.' Zeg ik en we beginnen te lopen.

'Waar denk je dat de rest zit?' Vraagt Gabriel en ik kreun hard en geïrriteerd. 'Hou alsjeblieft op met vragen stellen!' Roep ik en ik loop met een stevige pas door. Hopelijk ben ik hier snel vanaf, het is zo ongemakkelijk om juist bij hem te zijn. Hopelijk heeft de rest al wat meer aanwijzingen gevonden.

'Kéziah....' Zegt Gabriel zacht en ik draai me om naar hem. 'Wat Gabe?' Vraag ik en hij wijst naar de lucht waar vliegende wezens vliegen. Waarschijnlijk demonen. 'Bukken!' Roep ik bijna maar gelukkig nog te zacht zodat ze ons niet horen.

Ik duw Gabriel naar de grond maar ik struikel op de èèn of andere manier over zijn been heen dus ik val langs hem heen waardoor Gabriel bovenop me valt.

Cloe.
'Ik wist niet dat jullie samen waren in deze cellen. Wat is dit überhaupt voor plek?' Vraag ik verbaast. 'Dit is het huis van de demonen wolf. Hij is al 3000 jaar oud en wij zitten hier al sinds onze dood. Hij heeft jullie hier gebracht toen jullie bewusteloos waren dus als hij jullie niet vond, waren jullie waarschijnlijk ergens anders wakker geworden.' Zegt Eva.

'Ik weet dat jullie een siroop en een Alpha zijn. Dat is makkelijk omdat ik mezelf dat heb aangeleerd. Ik kon het zelfs zonder mijn siroop krachten toen ik hier was.' Zegt Will en ik kijk hem recht aan. 'Zijn hier dan meerdere mensen geweest?' Vraag ik en hij schut z'n hoofd. 'Vooral misvormde demonen maar geen mensen.' Antwoord hij en het is even stil in de cellen.

'Hoe haal je het überhaupt in je hoofd om een portaal te maken?' Vraagt Will boos en ik kijk hem onschuldig aan. 'Onze vriend Gideon is zomaar ineens in deze wereld verdwenen en wij moeten hem vinden. Ik deed het niet alleen. Kéziah sprak de spreuk uit.' Antwoord ik en Will en Eva kijken me ineens geschrokken aan.

'Kéziah leeft nog?!' Roepen ze beide tegelijkertijd.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top