-Hoofdstuk 6-

Cloe.
'Dus ik moet het portaal maken?' Vraag ik verbaast en Kéziah knikt. 'Er zijn dingen die we moeten bespreken.' Zegt Rick meteen. Anne staat op en ze laat haar ogen gloeien. 'Laten we demonen doden!' Roept ze lachend terwijl ze in haar hand slaat met haar vuist.

'Anne we kunnen niet zomaar binnenvallen en de onderwereld overnemen.' Zegt Rick waarop haar ogen weer normaal worden en ze een kreun geluid maakt. 'We moeten zo min mogelijk vechten. Zo sparen we onze krachten.' Zegt Kéziah en iedereen stemt meteen in met dat plan. Vooral ik wand het gaat om mij en Kéziah.

'Cloe we doen het samen. Je kent de spreuk.' Zegt hij en gooi mijn armen over elkaar heen. 'Nee echt niet.' Antwoord ik verbaast en hij zucht geïrriteerd. 'Je kent onze taal. Ergens weet je de spreuk.' Zegt Kéziah en ik kijk naar de lege muur.

'Klaar?' Vraagt Rick. 'Zo ongeveer.' Zeg ik zacht met een bevend handje. Kéziah pakt m'n hand vast en hij trekt me mee naar de muur. We knippen in onze vingers en er verschijnt een roze gloed. Ik smijt hem naar de muur.

'Ala mettoo bhartt oempa portal.' Zegt Kéziah zacht en er verschijnt een groot portaal. 'Is dit het?' Vraag ik en Kéziah knikt. 'Knap gedaan.' Zegt hij en ik glimlach. We stappen er met z'n allen doorheen en ik zie even niks meer.

-In de onderwereld, 6 uur later.-

Ik word langzamerhand wakker en ik kijk naast me. Ik lig op de grond naast Anne. Ik kijk om me heen maar er is verder niemand. Alleen veel duisternis maar het ligt van de maan schijnt naar binnen als er een maan is.

Anne en ik zijn alleen en we zitten in een cel. Er zijn grote tralies die van dik staal gemaakt zijn. Ik schut Anne wakker en ze zit meteen rechtovereind. 'Hoe lang zijn we weggeweest? Waar is iedereen?' Vraagt ze en ik haal mijn schouders op. 'Ik heb van allebei geen idee.' Antwoord ik en ik sta op van de vloer net zoals Anne.

Ik loop naar de grote stalen deur en ik rammel eraan. Ik wil mijn magie opwekken maar Anne grijpt mijn arm vast. 'Spaar je krachten Cloe, eerst moeten we weten waarom we hier beland zijn.' Zegt ze.

Ik rammel evengoed aan de deur en er komt een stem uit de cel naast ons. Het is een meidenstem. Ik kijk naar de zijkant en ik zie dat er een meisje bij de tralies komt staan. 'Doe geen moeite, heeft geen zin.' Zegt ze en ze ziet er behoorlijk beroerd uit.

Ik kijk even goed en meteen weet ik wie dit is. Ik ken dit meisje, ik heb haar eerder gezien. 'Eva?!' Roep ik verbaast en ze kijkt me verbaast aan. 'Maar jij bent dood!' Voeg ik toe en ze knikt. 'Je kent me. Je kent Kéziah vast. Ik ben inderdaad dood. Alle onderwerelders gaan terug naar hun thuiswereld als ze dood gaan. Niet dat het hier zo leuk is.' Zegt Eva en ik kijk even naar Anne.

'Maar jij was een mens toch?' Vraag ik en ze knikt. 'Ik ben gebeten door een vampier als marteling, vervolgens werd ik gedood. Ik was dus voor even lid van de onderwerelders maar dat duurde niet lang. Als je hier als dooie aankomt, verlies je al je krachten.' Zegt ze en ik zucht.

Ik kijk naar de andere cel aan de andere kant en er komt een jongen bij staan en hij kijkt naar Eva en dan naar ons. Deze jongen herken ik ook. Hij is van mijn soort.

'Will?!' Roep ik verbaast.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top