-Hoofdstuk 4-
Cloe.
Ik kijk naar de grond, alles stil. Ik kijk naar de handen in mijn zakken, alles stil. Ik kijk naar de lucht, klein briesje. Ik kijk naar Roy's graf...... Alles stil. Een paar uur geleden zij Russel dat Gideon verdwenen is en iedereen is naar hem aan het zoeken.
Ik sta tegenover het graf van Roy. Ik kom hier af en toe wel eens voor de rust en om de bloemen water te geven. Kéziah vroeg me ooit waarom ik het ooit nog probeer, waarom ik nog steeds bij Roy in de buurt wil zijn. Ik vertelde hem dat ik het niet wilde maar ik word naar hem aangetrokken.
Zijn kras heeft me vermoord en gemaakt in tot wat ik nu ben. Hij is degene die mij gecreëerd heeft. Toen ik hem dode, ging er een schokgolf door me heen van pijn en duizelingen, alsof er een deel van mijn ziel gebroken werd. Het deel van Roy zit er nog terwijl ik had verwacht dat dat weg zou zijn.
'Cloe?' Hoor ik een stem achter me zeggen en ik zie dat Kéziah naast me komt staan. Natuurlijk is hij het, de zon is nog niet volledig onder dus Rick kan niet naar buiten. 'Gaat het?' Vraagt hij en ik knik maar ik hou mijn ogen niet van het graf.
'Ik wilde iets met je bespreken.' Begint hij en ik zucht. Ik weet al waar hij het over wil hebben. 'De zonsverduistering?' Vraag ik en nu kijk ik naar hem. Hij knikt voorzichtig. 'Het is zwaarder dan de volle maan. Zelfs ik heb het niet onder controle, kan je nagaan hoe sterk hij is.' Zegt Kéziah.
'Opschepper.' Zeg ik en ik por hem in z'n zij. Hij vind zichzelf zo machtig, hij is een kleuter. 'Nee maar even serieus. Hij is morgen om vier uur in de middag. We moeten ook Gideon vinden die de rest nog aan het zoeken zijn.' Zegt Kéziah en ik zucht opnieuw.
'Wat gaan we doen? Onszelf vastketenen?' Vraag ik. 'Daar komen we uit.' Antwoord Kéziah. 'Onszelf opsluiten in een isolatiecel?' Vraag ik al snel en hij schut met z'n hoofd. 'Al konden we zoiets vinden, daar komen we uit.' Antwoord hij.
'We kunnen dus eigenlijk niks doen. We moeten gewoon wachten totdat we onze beste vrienden uitmoorden. Eerlijk gezegd denk ik niet eens aan die zonsverduistering, ik denk nu eerder aan Gideon. Waar zou hij zijn?' Vraag ik en Kéziah trekt z'n wenkbrauwen omhoog.
'Ik vind het wel grappig om ze te zien klooien.' Zegt hij met een glimlach en ik kijk hem met half dichtgeknepen ogen aan. 'Wat bedoel je?' Vraag ik rustig en stap voor stap. 'Wij zijn siropen, we hoeven alleen maar samen te werken om hem gemakkelijk op te sporen.' Zegt Kéziah en mijn mond valt open. 'Meen je dat nou?! Waarom zij je dat niet eerder?!' Roep ik meteen.
'Alles wat we nodig hebben is een kledingstuk van Gideon en dan moeten we met een spreuk die ik kan roepen.... Gideon opsporen. Het duurt niet lang maar we moeten elkaars handen vast houden en elkaar aan blijven staren in opperste concentratie.' Legt hij uit.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top