[Hoofdstuk 3]

POV Cloe.
"Hoe gaat het met je?" Vraag ik terwijl ik naast Anne kom zitten iedereen is in gesprek dus ons gesprek zouden ze niet kunnen horen.

"Ik zie je bijna elke dag." Antwoord ze lachend en ik zucht. "Ja... maar wanneer is de laatste keer dat we echt gepraat hebben?" Vraag ik en Anne lacht naar me.

"Soms vraag ik me af hoe we nog steeds leven. Nupas en Jayden zijn weg... dood. Het is allemaal Marcel z'n schuld." Zegt ze en ik schut met m'n hoofd.

"Nee het is mijn schuld. Ik heb dit Jayden verteld... als ik hem niks had verteld was hij nog in leven."
"Maar was hij gestorven aan de kanker." Gaat Anne door me heen en ik knik licht.

"En Nupas... hij had gewoon..." mompel ik en ik voel een hand op m'n schouder. "Niks van dit hele gedoe is jouw schuld. Je bent geen slecht persoon... je hebt gewoon ongeluk gehad." Zegt Anne.

"Als jij dit allemaal had kunnen voorkomen... zou je dat dan doen?" Vraag ik en Anne knikt.

"Ik zie je gezicht nu maar je moet weten dat ik je een geweldige siroop vind. Maar Marcel heeft ergens gelijk. Door jou is de onderwereld in de war." Zegt ze en ik sta op. Hoe kan ze dat zeggen.

Iedereen kijkt me aan en ik loop weg. De deur uit in het donker.

                       ***

Ik loop door het park naar het meer. De sterren staan aan de hemel en de maan is hoog. "Stomme rot onderwereld." Mompel ik terwijl ik een steen weg schop.

Ik ga zitten bij het meer en ik pak wat water met m'n handen en laat het in hele kleine glinsterende ijsklontjes veranderen. De maan zorgt voor de glinstering en het maakt ze zo mooi.

Daarna laat ik ze vallen terug in het water en komt er ineens iemand naast me zitten. Tot mijn grote verbazing is het Marcel. Ik wil weg rennen, hulp halen en schreeuwen maar iets houd me tegen.

"Je rent niet weg... nieuw record." Zegt Marcel kalm en hij pakt ook wat water vast maar laat het verbranden alsof het benzine is. Het vuur verdwijnt en hij zucht. "Waarom?" Vraag ik en hij weet precies waar ik het over heb.

"Toen ik jong was waren mijn ouders altijd op missie vooral m'n vader. Als ze thuis waren werd ik altijd geslagen, mishandeld en gemarteld. Maar nee hoor... Sirius deden ze nooit pijn. Ik dacht... misschien als ik ook moord en slecht word, maak ik ze trots." Legt hij uit.

"Je bent geen slechte jongen. Je hebt gewoon ongeluk gehad." Zeg ik en op de èèn of andere manier glimlacht hij.

"Ik volgde je hier naartoe omdat ik je iets wilde vragen." Zegt hij en ik lach. "Dat ik met je mee kom?" Vraag ik en hij schut met z'n hoofd. "Ik vraag om vergiffenis." Zegt hij en ik trek een wenkbrauw op.

"Wat?" Fluister ik en hij knikt. "Voor Nupas... voor Jayden... voor Kéziah.... en... voor jou." Antwoord hij.

"Waarom?" Vraag ik en hij haalt z'n schouders op. "Als ik boos ben doe ik gewoon dingen maar zoals dit... kalm praten ben ik anders. Het was nooit mijn bedoeling om je pijn te doen."

"Ik weet het niet Marcel. Ik weet niet of ik je kan vergeven." Zeg ik en hij haalt opnieuw z'n schouders op. "Het maakt nu niet uit. Wat ik wel van je vraag is jezelf te vergeven. Ik zie dat je het nodig hebt." Antwoord hij.

"Ik weet niet of ik dat kan." Zeg ik en Marcel legt een hand op mijn wang. Ik wil hem weg slaan, schreeuwen, rennen maar het kan niet.

"Er komt een dag dat jullie me vermoorden omdat ik weer de bocht uit vlieg. En voordat dat gebeurt wil ik je nog èèn ding...." zegt hij maar hij stop z'n zin.

Hij kust me zomaar uit het niets. Ergens had ik het verwacht maar wat moet ik doen? Ik heb al iemand maar als ik Marcel nu weg duw maak ik hem kwaad. Betekend dit dat ik bang voor hem ben?

Hij laat me los en ik doe m'n ogen open en hij is weg.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top