-Hoofdstuk 25-
Cloe.
'Is Sirius terug?' Vraagt een jongens stem door de grote deur. 'Nee, wij zijn Sirius niet.' Geeft Kéziah eerlijk toe en ik zweer dat ik de persoon die binnen zit, hoorde zuchten van opluchting. 'Ik ben uit mijn cel gebroken. Ik heb jullie hulp nodig met mijn vriend.' Zegt de jongen.
'Ga achteruit. Ik trap de deur in.' Geeft Kéziah hem als opdracht en ik hoor dat de jongen doet wat Kéziah zegt. Kéziah laat met een enorme vuurflits de deur exploderen en we lopen rustig naar binnen.
Er zit een jongen tegen de muur aan en hij ziet er net zo oud uit als ik. Hij heeft kastanje donker bruin haar en bruine ogen. Aan zijn linker oor heeft hij een klein ringetje hangen en hij gooit bangig z'n armen voor z'n gezicht. Ik kniel naast hem neer en ik raak z'n armen aan. 'We komen in vrede oké? We willen je geen pijn doen.' Zeg ik zacht waardoor hij z'n armen laat zakken. 'Je moet uitkijken hier. Overal demonen die je kunnen verslinden. Maar ik zie dat jullie de nieuwe hellehond bij jullie hebben dus dat zal geen probleem zijn.' Zegt de jongen als hij naar Kéziah kijkt. Dan klinkt er een hard geluid en Eva gaat automatisch achter Kéziah staan wat ze vroeger misschien wel vaker deed.
'Jullie moeten mijn vriend redden! Ik zit hier al jaren vast maar hij niet. Ik ben een weerwolf. Komen jullie uit de mensenwereld?' Vraagt hij en Anne knielt ook naast hem neer. 'Je bent een weerwolf? Ik ben Anne, de Alpha van een roedel uit de mensenwereld.' Zegt Anne en de jongen knikt.
'Hoe heet je?' Vraag ik op een vriendelijke toon en hij kijkt mij weer aan. 'Mijn naam is onbelangrijk en iedereen vind hem maar raar. Ik ben Nupas.' Zegt hij en als ik het een paar keer in mijn hoofd zeg, klinkt de naam best wel mooi. Het is soms onhandig maar ik zou mijn kind best zo'n naam willen geven.
'Oké Nupas, kun je ons naar je vriend leiden?' Vraagt Anne en Nupas knikt. Vervolgens gaat hij staan met een beetje hulp van ons. Daarna lijd Nupas ons naar het enorme trappenhuis. Ik denk dat Gideon de vriend is die hij wil helpen. Nupas nam zoiezo al een heel groot risico. Hij vroeg door de deur of Sirius thuis was. Als hij dat was, zou Nupas in de problemen zitten.
Wanneer we boven zijn, zoekt iedereen de kamers af maar deze vreemde jongen blijft gewoon doorlopen. Als we bij de cellen uit komen, wijst Nupas naar een cel. 'Hier zat mijn vriend Gideon in maar hij moet nu beneden zijn.' Zegt hij als ik merk dat de rest weg is. Ze zijn vast allemaal verder aan het zoeken. 'Gideon is ook onze vriend. De rede dat we hier zijn is vanwege hem, weet je waar hij kan zijn?' Vraag ik en hij heeft de ogen van een echte denker. 'Ik denk dat hij beneden in de eetzaal is.' Antwoord Nupas.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top