[Hoofdstuk 21]
POV Kéziah.
"Beste onderwerelders! Vandaag heb ik jullie bijeen geroepen voor iets heel belangrijks. We hebben de oorlog aan het beest Marcel verklaard. Ook hij zal nog steeds trouwe volgers hebben van deze plek die zich tegen mij keren!" Roep ik.
Ik sta voor een menigte van ongeveer 200 demonen en mijn vrienden. Will, Eva, Henry en Nupas staan bij me op de berg. Met magie heb ik een soort berg gecreëerd om hoger op te staan om de menigte toe te spreken.
"We vechten vanavond op het grootste veld van de onderwereld. Onderschat het beest niet! Wie weet hoeveel trouwe volgelingen hij wel niet heeft. Maar ik vertel jullie nu dat jullie goed doen door aan onze kant te staan! De kant van het goede! Wij zullen de onderwereld maken zoals het was en het beest vermoorden! Wie staat achter me?!" Schreeuw ik met een vuist in de lucht.
De demonen gooien hun vuist in de lucht en beginnen door elkaar heen te juichen. "Laten we vechten!" Schreeuw ik en ze juichen alleen nog maar harder.
Ik draai me om naar mijn vrienden en ze glimlachen naar me. "Je bent een goede koning Kéziah." Zegt Eva en ze omhelst me. Vervolgens laat ze me los en zet ze een paar stappen achteruit.
"Je pa en ma zouden trots op je zijn Kéziah Siroop." Zegt Will en hij omhelst me ook. Mijn ouders... natuurlijk, zullen die hier ook rondlopen? Of zijn ze enkel een herinnering in de onderwereld?
"Kéziah!" Hoor ik van beneden en ik zie de demonen omdraaien. Het zijn Cloe en de rest en ze komen ons tegemoet lopen. Ik voel mijn litteken even branden uit het niets maar het verdwijnt wanneer ze dichterbij komen.
"Ik wil jullie voorstellen aan de mensen.... de onderwerelders.... de krijgers die hier het machtigst zijn!" Roep ik over de demonen heen met mijn handen op mijn rug.
Ze komen op de heuvel staan en Cloe omhelst me. "Ik had al verwacht dat jullie wilde meevechten." Zeg ik lachend en Cloe lacht ook.
"Denk je nou echt dat we jou alleen laten? We zijn met z'n allen begonnen, dus we maken het met z'n allen af." Antwoord ze en ik knik.
"Jullie vergeten iemand!" Roept een stem en de groep draait zich om naar de demonen die om een jongen heen staan.
"Ook ik vecht mee met alles wat ik in me heb. Voor mijn vrienden." Het is Gabriel die spreekt en hij heeft zoals altijd z'n nette pak weer aan. Z'n haar zit door de war alsof hij haast had om hier te komen. Hij is waarschijnlijk stiekem door het portaal heen gekomen op het laatste moment.
Gabriel komt op de heuvel staan en ik omhels hem. "Bedankt dat je hier bent." Mompel ik en ik laat hem los en kijk naar Anne.
Ze glimlacht naar me. "Ik heb wat stinkhonden meegebracht mocht je het niet erg vinden." Zegt ze en ik lach. "Ow geloof me, dit helpt enorm." Antwoord ik.
Ik zie dat Gideon z'n broer omhelst. Ik ga even op een wat rustigere plek staan op de heuvel waar ik voor iedereen zichtbaar ben.
"Ik wil nu jullie aandacht! Met de krachten van de koning verklaar ik hier en nu de siropen vrij om te komen in de onderwereld zonder zwak te worden! En als laatste... geef ik alle gevallen hun krachten terug tot na de oorlog!" Schreeuw ik.
Ik gooi m'n vuist in de lucht met een knip in m'n vingers en er word een enorme bonk met magie zichtbaar. Er gaat een schokgolf door iedereen heen en ik zie Will's ogen roze oplichten.
Eva's ogen lichten blauw op, Nupas z'n ogen lichten roze op en voor het effect worden alle ogen opgelicht behalve die van Gideon en Gabriel, die worden zwart en er lopen zwarte magische lijnen over hun armen heen. Op dat moment lijken ze heel duister.
"En nu... is het tijd om ons voor te bereiden voor oorlog!" Schreeuw ik en iedereen juicht.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top