-Hoofdstuk 17-
(Omdat dit het 100ste gepubliceerde deel is, word dit een extra lang hoofdstuk!!)
Cloe.
Marcel lijd me naar een grot die compleet in spinnenwebben is gehuld. De kou vliegt langs mijn nek en er staat geen eens wind. Marcel loopt voor me en hij wijst naar een aantal dingen die handig zijn om te kunnen onthouden. Als ik ooit contact met iemand krijg, kan ik aangeven waar ik zit en wat ik precies zie. Waarom Marcel me dit laat zien snap ik niet. Misschien omdat hij me graag z'n huis wil laten zien. Deze jongen heeft duidelijk in geen jaren bezoek gehad van enig leven in deze dimensie. Ik vertrouw hem niet.
'Hoe oud ben je eigenlijk?' Vraag ik op een nieuwsgierige toon en hij kijkt me verrassend aan. Hij heeft mooie ogen met een volle kleur en ik ben jaloers op zijn lange wimpers die prachtig krullen als hij met z'n ogen knippert.
'Ik ben meer dan 2000 jaar oud. Ik ben de tel inmiddels kwijt geraakt boven dat getal.' Antwoord Marcel grinnikend maar ik besluit niks terug te zeggen. Hij loopt verder en gebaard dat ik met hem mee moet komen.
Uiteindelijk komen we aan bij een grote ruimte en de muren lijken nog steeds op die van een grot. Er hangen spinnenwebben aan het plafond en er glijden druppels water langs de muur naar beneden. Er staan wat simpele meubels zoals stoelen, een bank, een tafel en allerlei andere nodige dingen behalve een keuken. Er staat zelfs een bed in de hoek. Zou hij kunnen slapen?
'Hoe ben je hier terecht gekomen? Was je al een prins van de onderwereld?' Vraag ik en hij ploft neer op de bank. Hij gebaard dat ik moet gaan zitten op een stoel en ik doe wat Marcel zegt.
'Mijn vader was een koning en mijn moeder was een koningin. Die zijn gedood door demonen. Toen ik geboren was, werd ik naar de mensenwereld gestuurd waar ik lang geleefd heb. Vandaar dat ik met mensen kan communiceren op een normale menselijke manier. Ik heb vele dingen gezien totdat ik terug werd gehaald door mijn broer Sirius. We zijn beide prinsen van de onderwereld en we strijden om de plek van koning. Ik weet niet hoe de ruzie was ontstaan. Om eerlijk te zijn kon ik ook best gemeen zijn tegenover hem maar ik wilde nooit met hem strijden. Hij is de hellehond en ik ben het beest. Ik ben het monster van de paarse magie en ik kan veranderen in een afschuwelijk monster. Hij is de meester van vuur en hij kan dingen die lichamelijk onmogelijk zijn maar ook op geestelijk gebied. Wie het eerste de kracht van een siroop pakt, word de koning van de onderwereld.' Zegt Marcel terwijl hij me probeert aan te kijken. Hij heeft er duidelijk moeite mee.
'Dus je zou me kunnen vermoorden als je wilt? Je zou mijn krachten kunnen afnemen?' Vraag ik bangig en hij wuift mijn zin weg. 'Het is wel zo dat ik slimmer ben als Sirius. Hij weet niet dat je niet lukraak je nagels in de nek van een siroop kan steken, zo nemen we jullie krachten af.' Legt Marcel uit en ik kijk bedenkelijk naar de grond. 'Maar wat gebeurd er dan?' Vraag ik als ik even rondkijk. Ik zoek Marcels blik en hij kijkt me aan.
'De siroop kan ook onze krachten afpakken tijden de aftapping. Dat is enorm gevaarlijk wand het kan ons doden. Jullie zijn niet bepaald domme wezens en Sirius weet dit niet, je vriend weet dit niet.' Antwoord Marcel en ik knijp in mijn hand met mijn andere hand.
'Dus als Sirius en Kéziah elkaar tegen het lijf lopen?....'
'.....kan Kéziah de koning van de onderwereld afpakken. Maar ik weet niet of dat kan of gaat gebeuren.'
Gabriel.
'Ik mis Cloe. We hadden ze nooit zo moeten behandelen.' Zeg ik en de rest draait zich om naar mij. 'Kéziah en Cloe zijn bedriegers. Door hun is Rick weg.' Snauwt Anne en ik maak me los uit Russels greep. 'Hou je kop Alpha! Kéziah red het, daar ben ik zeker van! Maar Cloe? We hebben haar achtergelaten en ze weet niet hoe ze het in haar eentje moet redden. Wie weet heeft een demoon haar al vermoord. Zeg me nou niet dat Cloe dood voor je is. Ik weet wanneer mensen de waarheid spreken wand ik kan gezichten lezen. We hebben ze geen kans gegeven om het uit te leggen. Ze hebben ons niet verscheurd en dat komt omdat ze elkaar gered hebben. Het was de enige kans. Ik weet niet hoe het met jullie zit maar ik ga Cloe zoeken.' Snauw ik terug en Annes ogen gloeien groen op.
Ik begin weg te lopen maar Russel houd me tegen en hij grijpt me bij m'n arm. 'We hebben meer mensen te vinden. Gabriel heeft gelijk, we hebben elkaar nodig.. juist nu. Dit is de onderwereld en wij komen niet terug zonder het portaal van een siroop. Ik stel voor dat we opsplitsen en hier morgen op deze plek terug komen om een tijd van 3 uur 's middags in onze wereld. We hebben horloges.' Zegt Russel en hij laat me los.
'Best, ik ga Rick zoeken. Will en Eva gaan Kéziah zoeken. Jullie twee zoeken Cloe en dan komen we hier terug.' Zegt Anne en iedereen stemt ermee in. Russel is veel eigenwijzer geworden tegen z'n Alpha en het maakt hem echt niet uit als haar ogen opgloeien. Hij probeert altijd redelijk te blijven. Zoals we nu opgesplitst gaan, zijn we goed bezig. Hoe sneller we bij mijn broer komen, hoe beter.
Gideon.
Ik loop rond in de grote cel. Zo loop ik al uren lang en de stank is niet te verdragen. Dan hoor ik een geluid en de deur gaat open. 'Het ontbijt staat op tafel.' Zegt Sirius en ik loop naar hem toe.
Waarom ik dit doe? Sirius vertrouwt me beter als in het begin en ik loop niet zomaar weg. Dat zou dom zijn om van een prins van de onderwereld weg te lopen. Ik eet nu zelfs sinds kort bij hem aan tafel omdat ik deze cel ook helemaal zat ben.
Ik heb Sirius weg zien rennen als de hellehond. Hij zag er zwart uit als as vanwege het vuur dat hij achter zich aan sleepte. Nu zie ik hem als een normaal mens, met normale kleding en een normale huid en normale ogen.
Ik loop achter Sirius aan als hij de deur sluit en we komen aan in een grote zaal waar het eten op tafel staat. Ik zie veel verschillende soorten demonen aan de muur hangen die Sirius vast allemaal heeft vermoord. Dan gaat er een bieb in zijn automaat af. Het is een irritant geluid en ik sla mijn handen voor mijn oren.
'Wat interessant, er loopt een siroop los in de onderwereld.' Zegt Sirius en hij staat op. 'Je weet wat er gebeurd als je ontsnapt.' Voegt hij toe en ik knik. Dat was ik ook niet van plan wand hij is veel te sterk voor mij. Ik ben maar een mens met zwarte magie en hij is een echte prins die krachten bezit die vast heel kostbaar zijn voor een laboratorium.
'Ik moet even weg.' Zegt Sirius en hij loopt de kamer uit. Wie zou hij gevonden hebben? Cloe? Kéziah? Wat doen ze überhaupt hier. En waarom is èèn van hun alleen? Ik hoop maar dat alles goed gaat en dat we veilig thuis komen.
Kéziah.
Ik loop al uren voor mijn gevoel maar ik zit op de grond midden in een velt met hoog gras. Ik voel me zo vermoeid en verslagen. Ik had haar nooit moeten kussen maar anders hadden we iedereen verscheurd. Ik weet niet eens hoe lang de zonsverduistering nog zal duren wand ik voel hem nog steeds. Ik hoop maar dat Cloe oké is. Natuurlijk hou ik alleen maar van haar op een vrienden manier en ik loog toen ik zij dat ik niemand heb en dat ik van niemand hou.
Ik hou van Gabriel en dat weet iedereen misschien wel. Mijn liefde voor hem is nooit opgehouden en mijn plannen om de wereld te vernietigen, zijn ook verdwenen net zoals mijn vrienden. Ik ben totaal vernietigt. Ik moet het uitzetten, ik moet mijn gevoelens uitschakelen.
Siropen kunnen hun gevoelens uitschakelen als ze alles dreigen te verliezen. Het zal moeilijk zijn en ik zal ze niet terug aan krijgen. Niet dat het iets uitmaakt, ik heb alles verloren wat ik had en ik zit hier nu ook. Ik kan terug gaan naar de mensenwereld wanneer ik wil maar ik wil niet. Ik denk dat ik in mijn thuis dimensie blijf. Will vertelde me ooit dat zoiets erger is als zelfmoord. Je stuurt jezelf naar de hel.
Ik sluit mijn ogen en er rolt een laatste traan over mijn wang. Dan kijk ik naar de lucht met roze ogen. 'Turn it off.' Fluister ik tegen mezelf en dan voel ik helemaal niks meer nadat ik mijn laatste goede hap lucht neem. Geen verdriet, geen liefde, geen pijn. Ik voel niks meer.
Cloe.
Marcel laat me een paar van zijn spullen zien en ze zijn best fascinerend. Ze zijn antiek en mooi. Hij heeft zelfs hele dure vazen uit de 15e eeuw. Dat is een hele lange tijd geleden. Hij zal vast alles wel gezien hebben van de wereld. Die kans heb ik ook, ik ben onsterfelijk.
'Wat is dit?' Vraag ik als ik naar een mooie ring met een rode robijn wijs en Marcel pakt hem op. 'Ow dat? Dat is de dode ring. Er zit een speciale bezwering in de ring. Degene die hem draagt, zal immuun worden voor dood. Hij of zij zal dood gaan maar word binnen een paar uur weer tot leven gewekt. Je mag hem hebben als je wil, ik heb er niks aan.' Zegt Marcel en ik pak de ring van hem over en ik bekijk hem goed.
'Hij werkt trouwens alleen op mensen dus doe geen moeite om hem om te doen.' Zegt hij en ik steek de ring in mijn broekzak. Ik weet al aan wie ik deze ring ga geven. Ik ga hem aan Gabriel geven, hij is een mens en hij is mijn beste vriend en het zal een prachtig cadeau voor hem zijn.
Ik geef een klein bedank knikje aan Marcel. Hij is best een aardige jongen maar dat betekend niet dat ik hem vertrouw. 'Wie was die jongen eigenlijk die daar was? Hij moet hier nog niet zo lang zijn.' Zegt Marcel en ik kijk hem aan.
'Klopt. Zijn naam is Roy en ik heb hem drie maanden geleden gedood nadat hij...... dingen gedaan heeft die ik niet tolereerde.' Antwoord ik en Marcel kijkt me met opgetrokken wenkbrauwen aan. 'Zo, zo. Een echte seriemoordenaar.' Zegt hij grinnikend waarop ik mijn lag wel een beetje in moet houden. 'Geen zorgen, die jongen komt hier niet. Alleen mensen die ik toesta om hier te komen, komen hier.'
Marcel loopt weer naar de bank terwijl ik tegen een muur aan leun en mijn armen over elkaar heen sla. 'Ik ben ook niet bang voor hem maar hij heeft alles verpest. Kunnen mensen niet voor èèn keer goed dood blijven? Hij heeft mijn vriendschap met die mensen die je zag verpest!' Roep ik naar de lucht en Marcel staat weer op.
'Je mag kiezen, ik kan je laten zien waar een persoon is. Je kan maar uit èèn persoon kiezen.' Zegt Marcel terwijl hij voor me staat en nu sta ik voor een moeilijke beslissing. Moet ik Rick zoeken? Kéziah? De rest? Ik weet het al, ik voel al wie ik op moet zoeken en het gaat heel gek klinken.
'Ik wil dat je Gabriel voor me vind.' Zeg ik en Marcel knikt. Hij loopt naar de muur toe en hij opent een raar paars portaal maar het is niet een portaal. Het laat je zien waar mensen zijn. Ik zie Gabriel! Hij loopt naast Russel.
'Deze jongens zijn naar je opzoek.' Zegt Marcel en hij sluit de paarse gloed. 'Marcel ik moet naar ze toe. Je bent aardig maar ik heb zo mijn redenen waarom ik hier ben en dat weet je waarschijnlijk.' Antwoord ik en Marcel knikt. 'Ik laat je gaan. Ik geef je de locatie door.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top