•Hoofdstuk 13• XL

(Sorry ik zij dat het XL hoofdstuk met kerst uit zou komen... maar ik kon gewoon niet meer wachten om het te posten!!)

POV Cloe.
Ik loop naar buiten, de duisternis in. Het is al zo laat dat de donkere lucht al over onze stad is getrokken.

Ik ren nu meer en ik loop achter de jongen in het zwart aan.

"Hey! Sta nou eens stil!" Roep ik maar hij schud van achteren z'n hoofd.

Ik weet waar dit alles op wijst. Ik weet waarom hij zo veel weet en waarom hij tot het uiterste gaat om mij te beschermen. Ik weet de juiste manier om hem te laten stoppen.

"Kéziah Siroop! Sta nu stil en draai je om!" Schreeuw ik en de jongen staat stokstijf stil. De wind laat z'n jas een beetje heen en weer waaien maar dat is de enige beweging die ik zie.

Hij draait zich langzaam om en trekt daarna de mondkap en z'n hoodie van z'n gezicht af. Kéziah's gezicht word zichtbaar en ik sla een hand voor m'n mond.

Niet alleen uit vreugde maar omdat hij er anders uit ziet. Kéziah heeft een groot litteken door z'n oog zitten. Het lijkt wel alsof er een mes doorheen is getrokken.

Het litteken loopt ongeveer van tot de helft van zijn voorhoofd tot aan de helft van z'n wang. Het is nog pittig groot. Ik had verwacht dat z'n oog er heel lelijk uit zou zien, maar het is zelfs blauwer dan het andere oog.... heel heel heel fel blauw.

"Hoe wist je het?" Vraagt hij en er rolt een traan over z'n wang. Ik ren naar hem toe en ik omhels hem. "Ik ben geen klein meisje meer Kéziah. Stinkhond, Biscuit, sarcasme.... het zijn allemaal bekende dingen." Antwoord ik en hij duwt me stevig tegen zich aan.

"Ik had het eerder moeten zeggen... ik wilde jullie alleen maar beschermen." Mompelt hij en ik begin te snikken van blijdschap.

"Hoe kom je aan dat litteken?" Vraag ik en ik laat Kéziah los. Vervolgens raak ik z'n litteken aan en hij pakt m'n hand vast. "Ik ben dan misschien wel niet dood maar ik hou er wel random wonden aan over. Ik heb geen idee maar ik werd wakker met dit ding." Legt hij uit.

"Waar ben je ooit wakker geworden? Je verdween." Zeg ik en Kéziah haalt z'n schouders op. "Ergens in Canada of zo. Ik heb een portaal gebruikt om hier te komen." Antwoord hij en m'n ogen worden een slag groter.

"Canada!?" Roep ik en hij glimlacht naar me met een kleine knik. "Gelukkig ben je nog in leven. Ik wist wel dat de koning van de onderwereld het niet zo snel op zou geven." Zeg ik en Kéziah z'n glimlach verdwijnt en hij kijkt omlaag.

"De krachten van de koning zijn wel dood. Ik ben niet langer een hellehond meer. Ik ben gewoon een Siroop waar ik enorm blij mee ben. Nu hoeft niemand meer te vechten om de titel als koning en loop ik minder gevaar." Zegt hij en mijn gezicht vertrekt ook.

"Maar als de onderwereld geen koninklijke krachten meer heeft.... wie heerst er dan over die plek?" Vraag ik en Kéziah haalt opnieuw z'n schouders op.

"Ik denk dat de demonen nu volledige toegang hebben tot onze wereld. Ik ben bang dat we dus altijd blijven strijden. Het enige nadeel aan het verliezen van mijn krachten is.... is dat ik niet meer onbeperkt naar Eva en Will kan. Nu moet ik rekening houden met mijn gezondheid." Zegt hij en ik denk weer even aan de twee.

"Wacht! Als de demonen toegang hebben... hebben Eva en Will dan ook niet gewoon toegang tot onze wereld?" Vraag ik enthousiast terug maar Kéziah schut met z'n hoofd.

"Wees daar maar blij mee. Het klinkt heel gek maar ik wil die Roy hier niet hebben rondhangen." Zegt Kéziah en ik knik. Ergens heeft hij wel gelijk.

Eva en Will zijn geweldig maar zoals altijd moeten er risico's vastzitten aan een voordeel.

"Wat hebben jullie gedaan toen ik weg was?" Vraagt hij lachend en ik kijk niet zo blij als dat hij kijkt.

"We hebben een lege kist begraven met jouw naam erop." Mompel ik en Kéziah z'n lach verdwijnt. "Ik heb uren lang bij je graf gehuild en alle hoop was ineens verdwenen. Toen kwam jij voorbij met die aanval." Zeg ik en Kéziah stopt mijn verhaal meteen.

"Dat is ook zoiets. Toen ik wakker werd had ik de nijging om weer menselijk bloed te vergieten en dat heb ik al in geen jaren gedaan. Maar als je vriend er niet was geweest... was ik verhongerd." Zegt hij en ik trek een wenkbrauw omhoog.

"Had een ander persoon genomen." Antwoord ik droog en Kéziah grinnikt voor twee secondes. "Zo makkelijk gaat dat niet. Het licht aan het type bloed dat ik moest hebben en hij had het juiste. Cloe.... hij had kanker he?" Vraagt Kéziah met veel spijt en ik knik lichtjes met mijn blik op de grond gericht.

"Maar als jij er niet geweest was had ik niet met bloed geëxperimenteerd en was hij niet genezen." Leg ik uit en Kéziah pakt me bij m'n schouders vast. "Cloe dat is heel gevaarlijk! Wij zijn deels engel en het is heel gevaarlijk om met deels engel en deels demonen bloed te experimenteren." Zegt Kéziah en ik kijk verbaast uit m'n ogen.

"Ik dacht dat we onderwerelders waren." Antwoord ik en Kéziah knikt. "Zijn we ook deels. Waarom denk je dat we zo zwak zijn in de onderwereld. We zijn deels door de engel gemaakt. Daarom zijn wij de wezens met de meeste krachten." Zegt hij en ik schut lichtjes met m'n hoofd.

"Maar waarom heb je dat niet eerder vertelt?" Vraag ik en Kéziah haalt z'n schouders op.

"We praten hier later verder over. We moeten terug naar het hol, iedereen moet weten dat je nog leeft!" Roep ik blij terwijl ik richting het hol wil lopen.

Kéziah pakt m'n arm en hij schut wild met z'n hoofd. "Het is dat jij het weet omdat je niet dom in je achterhoofd bent.... maar ik wil dit nog even geheim houden tot het juiste moment. Mijn terugkomst brengt alles door elkaar. Vind eerst Rick terug en dan praten we verder. Als je me echt wil vinden.. ga dan naar café Hunters Moon." Zegt hij en ik leg mijn hand op de zijne.

"Ik vertrouw je." Mompel ik en hij knikt. Vervolgens trekt hij z'n kap weer over z'n hoofd en ze mondkapje voor z'n mond. Daarna verdwijnt hij in vampier snelheid.

Ik kan niet geloven wat er zojuist gebeurd is. Wat ga ik tegen de rest zeggen? Onderweg terug naar het hol bedenk ik een smoes in m'n hoofd. Ik geloof dat ik er wel èèn heb.

Wanneer ik terug kom loopt iedereen naar me toe. "En? Heb je iets gevonden? Heb je hem weten te stoppen?" Vraagt Anne en ik schut op een onschuldige manier met m'n hoofd. Ik kan zo slecht liegen.

"Ik probeerde hem bij te houden maar na een paar minuten was ik hem kwijt. Ik heb gezocht maar niks gevonden." Antwoord ik en Anne knikt met een hand achter haar hoofd van teleurstelling.

"Gaat alles verder goed met de wolven?" Vraag ik en Anne knikt. "Die staan snel weer op." Antwoord ze. Ik voel me voor een paar seconde heel gelukkig omdat ik weet waar Rick zit en dat Kéziah nog leeft. Maar op de èèn of andere manier mis ik echt iets.

Ik kijk naar Nupas die al een lange tijd stil staat en niks zegt. Het is hard om niet tegen hem te zeggen dat z'n broer nog leeft. Nupas heeft alles verloren en net toen hij z'n broer vond, kon hij niet eens zo lang bij hem zijn.

"Nupas, misschien is het tijd om eerst even naar je krachten te kijken voordat we echt op deze missie gaan." Zegt Gideon en Nupas schut met z'n hoofd.

"Ik heb geen krachten nodig om tegen Marcel te vechten. Hij heeft mijn broer vermoord, mijn woede is mijn kracht." Antwoord hij. Hij zal toch z'n krachten nodig hebben, anders is het te gevaarlijk.

Ik moet even denken aan het café waar Kéziah het over had. Hunters Moon.... daar heeft Rick me wel eens over vertelt wand hij ging er wel eens met z'n vader heen. Het bestaat al sinds 1871 en het is een plek voor onderwerelders zoals weerwolven, vampiers maar er komen ook mensen.

Volgens mij weet ik nog wel waar het zit. Maar dit is als ik Kéziah echt nodig heb en ik zal een smoes moeten verzinnen om bij hem te komen. Ik zal vragen achter me aan krijgen maar dat maakt me niet veel uit. Ik ben eindelijk heel dicht bij de sleutel van de deur naar het geheim.

Als dit allemaal klaar is, zal ik Jayden alles uit moeten leggen. Over onze krachten en wat we hebben meegemaakt. Hopelijk kan hij het begrijpen en het zal me niks verbazen als hij dat ook doet.

Als dat van Nupas z'n krachten echt zijn keuze is... gaan we nu plannen maken voor een missie...

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top