Hoofdstuk 2

'Hey Lau, ben je er weer?' Ik rol met mijn ogen en kijk Valerian nep-boos aan. 'Dankjewel trouwens voor je hulp. Je was trouwens steengoed met het zwaardvechten!'

Ik grinnik en begin te blozen van zijn compliment. Jelle had me niet gecomplimenteerd na het vechten in de smit. Snel kijk ik weg, maar voel een hand mijn hoofd terug draaien. Mijn hoofd word zo rood als een tomaat, waardoor je haast zou zeggen dat ik elk moment uit elkaar kan springen.

'Ik euhm... ik ga even naar het voordek. Laat me maar even alleen. Mijn hoofd loopt even over!' Hij knikt met zijn hoofd en ik draai mijn eigen om naar het voordek toe. 'Je bent trouwens erg aardig.'

Nu kleurt hij rood en ik grinnik eventjes, waarna ik naar het voordek toe loop. Ik hoor geluid onder me en kijk naar beneden, waar ik vijf zoogdieren in de kleur roze uit het water en in het water zie springen. Wat voor dieren zijn dit ook al weer?

'En wie ben jij?' Plots komt er een jongen met kort donkerblond haar naast me staan. Ik kijk op en kijk in twee bruingroenige ogen. 'Voor ik me eigen vergeet voor te stellen, ik ben Lewis van Oostendorp.'

'Ik ben Laureline Mendez. Leuk je te ontmoeten Lewis, weet jij misschien welke zoogdieren dat zijn die daar zwemmen?' Ik wijs naar de roze zoogdieren die voor het schip zwemmen, terwijl we vooruit varen op de weide zee.

'Dat zijn roze dolfijnen, maar ze worden voor uitsterven bedreigd. Ze zijn erg uniek! Er zijn ook roze dolfijnen die in het donker roze licht geven, maar die zijn miljoenen jaren geleden voor het eerst gezien door Azraëlle Haersma. Hij was een van de allereerste piraat en was ontzettend slim!' Mijn ogen worden groot van verbazing en ik kijk hem nieuwsgierig aan.

'Leeft hij nog?'

'Nee, hij is op 79 jarige leeftijd overleden!' Mijn ogen worden nog groter en mijn mond valt er letterlijk bij open.

'Is hij op natuurlijke wijze overleden?'

'Nee, hij was overleden aan een zonnesteek. Hij had de zonnesteek in Combilinië opgelopen, omdat daar de zon altijd scheen en het was daar altijd heet. Maar dat land bestaat niet meer, omdat de zeespiegel door de jaren heen is gestegen en dat land ligt nu al zo'n 35 jaar onderwater.' Ik zie hem gniffelen, terwijl mijn mond nog steeds open staat. 'Lau, je staat vliegen te vangen!'

Whoops! Snel sluit ik mijn mond en kijk naar beneden, maar ik zie de dolfijnen al niet meer. Ik kijk recht voor me uit en kijk naar de zee die zich voor me uitstrekt. De golven op de zee deinen rustig op en neer.

'Lau, hoor je me wel?,' hoor ik de stem van Cliff vragen.

'Heu... Wat?! Zei je iets?,' vraag ik geschrokken.

'Ja, we zijn er. Waar zat jij met je hoofd?,' vraagt hij.

'Heb je ooit van roze dolfijnen gehoord?,' vraag ik, zijn vraag negerend.

'Roze dolfijnen?!,' roept hij geschrokken uit.

'Ja, roze dolfijnen. Roze dolfijnen die 's nachts licht geven bestaan of bestonden ook,' zeg ik kalmpjes. Hij kijkt me met grote ogen aan.

Ik kijk op en trek mijn aandacht van hem af. Voor me zie ik het schip van de Laninease Rangers, daarnaast ligt het schip van Mees Putter aangemeerd en daarnaast de sloep van Bill Bones. Bill Bones had ik trouwens niet in de grot tezien tijdens die strijd. Hij lijkt wel verdwenen. Ach, niet dat ik dat erg vind! Dat maakt het er wel makkelijker op. Een persoon minder die voor me neus staat.

'Kom, we gaan aanboord,' zegt Cliff.

'Ja, dan verstoppen we ons onder het ruim,' stel ik voor. Hij wilt wat vragen, maar zegt niks. Vast omdat dat verspilde moeite is. We komen in beweging en lopen de loopplank op.

Zodra we op het schip zijn hoor ik meteen geschreeuw. De piraten komen schreeuwend aanrennen.

'Vlug baar het ruim,' zeg ik en pak Cliffs hand vast. Ik trek hem in alle haast met me mee en ren naar de trap, die zich naar het ruim bevindt.

'Komen ze al dan?,' vraagt hij verbaasd.

'Ja!' zeg ik haastig en sprint de trap af, Cliff nog altijd mee sleurend.

'Zeg Lau, ik val bijna!' zucht hij.

'Sorry Cliff, maar we moeten ons zo snel mogelijk verstoppen,' zeg ik haastig. 'Vlig, hier onder de trap.'

Ik laat zijn hand los en buk, om mijn hoofd niet tegen de trap te stoten. Cliff bukt ook en we gaan beide op de grond zitten. We luisteren of ze al op het schip zijn, maar die vraag wordt beantwoord met een harde schok. Hierdoor vallen we naar voren toe en klappen we tegen de trap aan.

'Au!' kreunen we van pijn.

'Wat een sukkels zeg! Ze vergeten het anker in te halen,' zeur ik.

'Kwam daardoor die schok?,' vraagt Cliff aan me.

'Ja zeker!' beantwoord ik zijn vraag.

'Haal het anker op, stelletje sukkels!' hoor ik de stem van Diëlle roepen. Hij klinkt niet bang, maar juist super moedig. Ik moet zelfs even lachen, maar ik demp mijn gelach met mijn hand voor mijn mond.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top