Hoofdstuk 11

Terwijl ik me door het bos een weg baan, glijden mijn gedachten naar Cliff toe. Sinds ik hem op Croanora ben tegen gekomen zit mijn gedachten nog altijd vol vragen. Vooral hoe de toekomst eruit ziet en hoe de aarde later zou zijn.

Ik zit zo in mijn gedachten, dat ik niks meer om me heen in de gaten heb. Om me heen gebeurd er meer, dan in mijn gedachten.

'Laureline?,' klinkt er vaag een stem in het bos.

Ik reageer niet en loop stug door. Verzeild in mijn eigen gedachten.

'Laureline?,' vraagt een vrouwenstem.

Ik schrik op uit mijn gedachten en kijk om me heen. Er loopt niemand bij me. Ben ik nou gek aan het worden?

'Laureline! Hier boven je,' roept dezelfde vrouwenstem. Ik kijk omhoog en zie een jonge vrouw met lang blond haar, donkerder dan ik onderste boven hangen.

'Hoe ken je mijn naam?,'  vraag ik verward.

'Jeetje, herken jij mij nou niet meer?,' vraagt ze met een diepe zucht.

'Moet ik je kennen dan?,' vraag ik door.

'Ja! Ik ben het: Haven. Dat ene meisje die je samen met Jelle op de kliffen in Cancapstell Beach hebt ontmoet!' roept ze gekwetst uit.

'Owh! Hey Haven, hang je daar goed?,' vraag ik lachend en herken haar weer.

'Nou... niet bepaald lekker,' reageert ze.

'Moet ik je even helpen?,' vraag ik met een grote glimlach op mijn mond.

'Graag!' zucht ze luidt.

'Ik mis iets,' merk ik op.

'Wat mis je-. Owh, graag alsjeblieft l!' zegt ze en het laatste zucht ze.

Ik haal mijn kleine dolk uit zijn schede en hou de dolk naast mijn hoofd. Havens ogen worden eventjes groot, maar daarna sluit ze angstig haar ogen. Ze is bang dat ik haar raak. Ik richt op het touw boven haar, waaraan ze hangt. Mijn linkeroog hou ik dicht en met mijn nog geopende rechteroog focus ik me op het touw.

'Zeg me niet dat je me gaat doden!' smeekt ze.

Ik weet niet waarom ze dat denkt, maar dat k reageer er niet op. Mijn focus ligt op het touw. Dan gooi ik met een harde kracht de dolk de lucht in. Het zoeft omhoog en vliegt door de lucht. De dolk raakt het touw, maar vliegt daarna door. Hij komt niet veel later in een boom terecht. Haven komt naar beneden vallen en het eerste wat ik doe is haar opvangen.

'Owh, wat een geluk dat je me niet vermoord!' zucht ze opgelucht.

Ik zucht en rol met mijn ogen. Zonder pardon laat ik haar los en val ze alsnog op de grond. Daar a loop ik weg van haar.

'Zeg, dat is niet aardig van je. Dat heet respectloos met iemand om gaan!' moppert ze.

Ik stop met lopen en draai me met een ruk om. Haven is inmiddels bezig overeind aan het krabbelen. 'Zeg dat nog eens?,' vraag ik geprikkeld.

'Dat je me respectloos behandelde,' zegt ze tegen me, als antwoord.

'Moet jij zo nodig zeggen. Wat deed jij toen je te horen kreeg wat ik ben! Nou..,' barst ik fel tegen haar uit en wacht af of ze mijn zin afmaakt. Maar ze houdt haar mond dicht. Haar ogen worden vochtig en niet veel later stromen de tranen over haar wangen. 'Waarom ben je eigenlijk hier?'

Ik heb inmiddels mijn armen over elkaar geen geslagen. Achterdochtig kijk ik haar aan. Haven kijkt me angstig aan en slikt een paar keer.

'Vertel het me maar! Nu zijn wij hier nog alleen, maar ik weet niet voor hoe lang,' zeg ik en jut haar een beetje op.

'Ik euhm...,' begint ze paniekerig. Het is meteen weer stil tussen ons.

'Zeg maar. Ik wacht het rustig af,' zeg ik en kijk haar geïnteresseerd aan.

'Ik ben van mijn familie weggevlucht,' snikt ze en op dat ene moment breekt ze.

Verward kijk ik haar met grote ogen aan. 'Euh... hoezo dat dan?,' vraag ik onbegrijpend aan haar.

'Ze zijn er achter gekomen,' snikt ze.

'Waar achter gekomen? Ik snap he niet Haven,' vraag ik verward aan haar.

'Ze zijn er achter gekomen dat ik met piraten was omgegaan. Dus met jou en Jelle,' verteld ze.

'He! Hoe zijn ze daar dan achter gekomen?,' vraag ik geschrokken.

'Door... door mijn zussen: Lori en Dionne,' zucht ze snikkend.

'Maar hoe ben je in hemels naam, hier terecht gekomen?!' roep ik vragend uit.

'Ik mocht met een piratenschip mee varen,' zegt ze en glimlacht flauwtjes.

'Welke piratenschip? Wat was de naam van dat schip, weet je dat nog?,' vraag ik verrast.

'Iets met een dierennaam.'

'Ja, maar de schip bedoel ik! Was het iets van een vogel?,' vraag ik door en word gefrustreerd.

'Laat me even goed nadenken. De voorkant had een beeld van een landdier,' legt ze uit.

'The panter!' roep ik uit. 'Wilko van Oudewater!'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top