De Gevangen Prins
Grijze jager Halt was op onderzoek uit, toen hij op zijn oude dag recht in een hinderlaag liep. Terwijl hij met zijn voeten door het dichte onderhout liep, voelde hij de spanning in de lucht toenemen. Midden op zijn pad stond een onbekende krijger. Meteen legde Halt een pijl op zijn boog en richtte de pijl op de krijger."Dat zou ik niet doen, Halt Arratay," zei de krijger met een zelfverzekerde glimlach. "Mijn Krijgers van Blauw Bloed bevinden zich overal om u heen. U bent omsingeld."Het zachte geritsel van beweging in de struiken en het gefluister van de bladeren in de wind bevestigden de woorden van de onbekende krijger. Halt, zijn grijze ogen scherp en vastberaden, hield zijn boog nog steeds op de indringer gericht terwijl hij zijn omgeving in zich opnam. Hij voelde de druk toenemen, alsof de natuur zelf hem in de gaten hield."Zijn al uw krijgers van koninklijken bloede dat jullie je zo noemen?" vroeg Halt met een ironische ondertoon. Hij wist dat het antwoord nee zou zijn, maar hij moest tijd winnen; elke seconde was cruciaal. Zijn gedachten dwaalden af naar Carross, de man die hem in het verleden had gekend en hij vroeg zich af of die man zich ooit zo had gevoeld, toen de dreiging van een verleden hem inhaalde.De onbekende krijger lachte spottend, alsof hij Halt's vragen als kinderlijk en onbelangrijk beschouwde. "Nee, niet al mijn krijgers zijn van koninklijken bloede. Onze naam is oud, maar wij zijn van de nieuwe garde. Ik weet dat u onze reputatie kent. Wees verstandig, leg je wapens neer."Halt's blik flitste naar de omliggende struiken, zijn hartslag versnelde terwijl hij op zoek was naar een zwakke plek in hun opstelling. "Het spijt me, maar ik geef niet zomaar op voor een stel schuilende vreemdelingen," antwoordde hij, zijn stem kalm en beheerst, terwijl de spanning als een touw om hem heen wurgde.…