"Hoofdstuk 2,,

Je weet toch wel dat wanneer je een film kijkt en er dan zo'n scène voorbij komt waarin twee geliefden elkaar eindelijk terug hebben gevonden? Of zo'n liefde-op-het-eerste-gezicht scène?

En dat de setting dan zo is gemaakt dat je hemelse gezang als achtergrondmuziek hoort en dat de licht om hen heen zo fel is voor een dramatisch effect?

Ik had een gevoel dat ik in zo'n tafereel was beland toen ik haar voor het eerst zag. Want, God, ik dacht dat niemand mij kon overtreffen op het gebied qua apartheid, maar zij was wel echt anders. Qua personaliteit bedoel ik dan, ze is nog steeds van hetzelfde soort als ik.

Iemand stompt tegen mijn schouder aan en de onrealistische illusie waarin ik even had bevonden verdween weer net zo snel als het gekomen was.

"Moet je haar zien", fluistert een stem in mijn oor die ik herken als Miles. De manier hoe hij het zei was niet zoals altijd als hij een meid voorbij zag lopen die hij goed keurde, nee, het had een spottende ondertoon en ik kon het hem niet kwalijk nemen.

Ik vroeg niet er om anders te zijn dan de rest. Ik heb nooit iemand gevraagd om me deze ziekte te geven. Maar zij, zij heeft een keuze. Een keuze om normaal te zijn, maar waarom ziet ze dan eruit als iemand die net van een carnaval komt? Dan vraag je toch gewoon om gepest te worden? Om gezien te worden?

Ze draagt een donkerblauw, wolwit, gestreepte paperbagbroek. Het is net iets te lang voor haar en de broekspijpen bedekken haar schoenen. Jammer genoeg.

Het mag vreemd klinken, maar ik hou ervan om naar schoenen te kijken. Ze kunnen veel over iemand vertellen, zonder dat je het doorhebt. Misschien is het een vooroordeel of een stereotype, maar vaak is het handig.

Toen ik hier voor het eerst kwam, keek ik altijd naar beneden. Niet omdat ik mijn gezicht niet wou laten zien, oké misschien ook dat, maar meer omdat ik dan naar schoenen kon staren.

Luna droeg hakken, dat vertelt al genoeg. Chris Cabral droeg sportschoenen, dat vertelt ook al genoeg. En Dylan O'Connor droeg voetbalschoenen, zonder noppen, en hij zit op voetbal.

Daarboven heeft ze een topje aan met lange mouwen. Of zijn topjes altijd met lange mouwen? Het lijkt wel alsof ze van elke kleur een vierkant heeft uitgeknipt en dan aan elkaar heeft vastgenaaid.

"Wat een combinatie", zegt Miles hatelijk.

De deuren sluiten weer en de bus begint weer rammelend te rijden. Miles wendt hoofdschuddend zijn gezicht af en staart naar een groepje meiden, maar mijn blik lijkt wel aan haar vastgekleefd te zitten.

Opeens voel ik de drang om zoveel mogelijk over haar te weten te komen. Ik moet weten wie ze is en waarom ze hier is.

Met een onzekere glimlach loopt ze langzaam door het gangpad. Ze maakt met verschillende mensen oogcontact, maar ze kijken allemaal niet terug.

Dan blijven haar ogen iets langer op iemand rusten. Ik volg haar blik en zie haar naar het groepje van Luna kijken.

Luna zit naast Zoey, maar naast Jenny – een ander meisje, net zo irritant als Zoey en Luna – is er een plekje vrij.

Ik weet nu al waar dit naartoe gaat. Als ze naast Jenny gaat zitten, zit ze net zo goed als een rat in de val. Ze kan dan geen enkele weg meer terug.

Even overweeg ik om er plaats naast me vrij te maken – door Miles weg te duwen – zodat zij daar kan gaan zitten, maar die gedachtes verdwijnen al snel als Miles iets heeft opgemerkt en het nu opgewonden uit schreeuwt.

"Dude, dit is dé perfecte kans!", roept Miles het opeens uit. Vragend kijk ik hem aan.

"Als zij naast hen gaat zitten, ben je eindelijk van het getreiter af! Heb je gezien hoe ze erbij loopt? Als een perfecte prooi voor Luna een haar groepje. Ze zullen je met rust laten, nu ze een nieuwer, beter speeltje hebben gevonden!"

Meteen zie ik al voor me hoe geweldig mijn jaar eruit zou zien. Een heel jaar zonder iemand die me opmerkt, zonder iemand die me per se moet irriteren. Een grijns verschijnt op mijn gezicht.

"Finn, dat kan je niet maken! Als je haar daar laat zitten, doe je net zo hard mee. Ik weet dat je van het getreiter af wil, maar moet het dan zo? Zelfs al is het een onbekende, wat jij hebt moeten doormaken gun je toch niemand?", spreekt Julian met een bestraffend stem Miles tegen.

En meteen kan ik al voor me zien hoe vreselijk mijn jaar dan eruit zou zien. Een heel jaar toekijken hoe Luna en haar groepje het meisje neerhaalt. Een heel jaar een schuldgevoel hebben, omdat ik weet dat ik er iets aan kon doen. En de grijns verdwijnt weer net zo snel van mijn gezicht af.

Ik kijk naar Rose. Ik heb haar mening nodig, en wel nu, want ze komt steeds meer dichterbij.

"Finn, je moet doen waar jij het beste bij voelt. Waar jij zeker weet dat niet alleen jij, maar ook zij in een betere situatie terechtkomt."

En na die wijze woorden van Rose heb ik een beslissing gemaakt. Ik duw Miles van de stoel af en met een harde bonk valt hij op het gangpad, maar niemand merkt hem op. Zoals altijd.

Het meisje wendt opeens haar gezicht naar mij af en voor het eerst kan ik duidelijk haar gezicht zien. Bruine ogen, lang bruin haar, sproetjes.

Ze is niet ongelooflijk knap, maar ook niet vreselijk lelijk. Ik moet toegeven dat als ze andere kleding had aangetrokken een heel stuk leuker eruit zou zien.

Dankbaar zakt ze naast me neer. Ik werp nog snel een blik naar achter, maar Luna is te druk bezig om over Dylan O'Connor te praten. Opgelucht keer ik weer terug.

"Finn, wat heb je vandaag, man? Dit was je fucking kans. Hoe achterlijk kon je zijn? Dat was gewoon een ticket naar een nieuw schooljaar zonder Luna en haar groepje in je leven!", roept Miles ongelovig uit.

Hoofdschuddend krabbelt hij overeind en verdwijnt hij uit mijn zicht. Voordat hij weg loopt stuurt hij haar nog een vernietigende blik toe

"Hij draait wel bij", sust Rose me toe. Ze staat op en samen met Julian verdwijnen ze ook uit mijn zicht.

Zuchtend staar ik uit de raam. Miles had gelijk. Hoe achterlijk kon ik zijn om zo'n mooie kans te laten lopen?

Ik heb misschien wel van m'n ouders geleerd om niet selfish te zijn, maar ook al is andere mensen helpen beter, soms moet je even voor jezelf kiezen.

Mensen helpen staat op nummer één van de top belangrijkste dingen die je moet doen, volgens mijn ouders. Maar ja, dat kan je ook wel merken aan de banen die ze deden en doen.

Mijn moeder is een zuster. Zware baan. Dag en nacht werken. Bijna nooit thuis en nu is ze nooit meer thuis. Ze moet wel overuren werken als we vanavond nog fatsoenlijk eten op tafel willen hebben.

Mijn vader was brandweerman. Gestorven toen hij mensen probeerde te redden. Hij stond niet eens in dienst. Zijn collega kon het niet redden en hij was toevallig nog op het kantoor toen ze hoorden dat ze een ernstig spoedgeval binnen hadden.

Een stel jongeren hadden een huis in de fik gezet. Ik weet niet hoe het is afgelopen, ik hoef het niet eens te weten, maar ik weet wel dat mijn vader stierf door te veel rook in zijn longen en de slachtoffers niet. Ze leefden nog allemaal. Iedereen, behalve precies mijn vader.

Op de begrafenis kwamen ze ons bezoeken. Ze waren ons zo dankbaar, maar wat heb ik daaraan? Ik ben mijn vader verloren en zij alleen hen huis.

"Hi."

Haar stem is zacht, maar luid tegelijkertijd. Ik kijk even snel opzij. Haar bruine ogen kijken me nieuwsgierig aan. Als ze een conversatie wil beginnen, hou ik mijn mond. Om het ook duidelijk te maken dat ik er geen zin in heb, staar ik weer uit de raam.

Dingen razen voorbij en om mezelf bezig te houden noem ik in m'n hoofd op wat ik allemaal zie. Boom. Auto. Boom. Huis. Boom. Lucht.

"Dankjewel."

Boom. Mens met hond. Huis. Lantaarnpaal. Boom. Wegwijsbordje. Boom. Dan stopt de bus met piepende banden.

De deuren gaan open en Chris Cabral komt binnengestapt. Het is te zien dat hij een glow-up heeft gehad. Hij is dan ook de enige persoon bij wie ik het kan voorstellen dat ie zes keer per week naar de sportschool gaat tijdens de zomervakantie.

Als hij voorbij me loopt, kijkt hij me vreemd aan. Of haar. Ze kijkt uitdagend terug, maar hij is al verdergelopen. Met veel gejuich wordt Chris in ontvangst genomen. Het gegiechel van Luna wordt alleen maar luider als hij achter haar naast Dylan O'Connor plaats neemt.

"Die heeft zeker negenennegentig procent spieren en één procent breincellen."

In de weerspiegeling van de raam zie ik een glimlach op mijn mond verschijnen.

Het blijft een tijdje stil. Ze doet in ieder geval geen moeite meer om een gesprek met me te beginnen.

"Nog twee haltes."

Een krakerig stem komt uit de luidsprekers.

Zuchtend duw ik mezelf van de raam weg en buk ik bij m'n rugzak neer, die onder m'n stoel zit verstopt. Met mijn vingers tast ik naar m'n vertrouwelijke rechthoekige boekje. Als ik hem eindelijk voel, vis ik hem samen met mijn potlood eruit die ergens onderin zat.

De zwart leren boekje belandt met een boog op mijn schoot. Als ik nu toch niets te doen heb, kan ik net zo goed verder gaan met mijn masterpiece. Maar voordat ik nog maar iets kan doen, trekt iemand hem al uit mijn handen.

"Wow, heb jij dit allemaal getekend?", vraagt ze met een bewonderend stem. Kan ze me niet eventjes met rust laten?

Stijfjes knik ik.

"Wie is dit?"

Ik volg haar priemende vinger en zie dat ze wijst naar de tekening die ik net mijn masterpiece noemde. Het is een portret van Miles. De uitdrukking op zijn gezicht is uitdagend en zijn haren heb ik extra warrig getekend.

"Wie is die knappe jongen?"

Miles leunt nonchalant tegen de stoel waarin het nog onbekende meisje zit. Het is te zien dat hij al vergeten is wat er net was gebeurd. Hij is wel vaker vergeetachtig. Is niet erg. Ik onthoud vaker dingen voor twee personen.

"Wie zijn dit allemaal?", vraagt ze verder en ze bladert vluchtig door het boekje.

Allemaal portretten en tekeningen van Miles, Julian en Rose vliegen voorbij.

"Je bent zo talentvol", mijmert een stem die ik herken als die van Rose. Met een dromerig en liefdevolle blik kijkt ze me aan.

"Je bent zo talentvol, wist je dat?", vraagt ze. Het was haast alsof ze wist wat Rose tegen me zei. Alsof ze haar kon hóren.

Opeens ben ik bewust dat ik één van mijn kostbare dingen nu aan een vreemde laat zien. Ik trek hem weer net zo snel uit haar handen als ze het bij mij deed.

"Dankjewel", antwoord ik bruusk.

"Dus je kan praten."

Shit. Het was niet de bedoeling dat ze nu denkt dat ik wel opeens een gesprek met haar wil voeren.

"Zeg, hoe heet je?", vraag ik dan ineens. Ik moet tenminste wel haar naam weten als ze van plan is om voor altijd naast me te gaan zitten in de bus. Aan de ene kant hoop ik dat dit maar eenmalig blijft, maar aan de andere kant wil ik gewoon graag weten wie ze is.

"Sunflower", antwoordt ze.

"Voluit."

"Sunflower", antwoordt ze weer.

"Je echte naam."

"Sunflower", herhaalt ze voor de derde keer.

Een weird naam bij een weird meisje. Zuchtend staar ik weer uit de raam.




Toetsweek = stress. Zwemtrainingen & zwemwedstrijden = moe. Stress + moe = ziek.

Voilà, mijn excuus.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top