Het geheim van de wolf - deel 3

Jamies voorgevoel bleek correct.

Zoals het altijd gaat in de overgang van kind naar volwassene, verdwijnen sommige sterke emoties op den duur.

Waar ze ervan overtuigd was geweest dat ze altijd terug zou willen naar het vakantiehuis aan het groene meer, wilde ze de zomer erop toch liever met vriendinnen naar Aruba. Zeb was er toch niet.

Hij had haar laten weten dat hij zou gaan studeren in een naburig stadje en daar waarschijnlijk ook de zomervakantie zou zijn.

Het had iets met zijn wolf-zijn te maken, maar meer had hij daar niet over kwijt gewild.

Ze appten, belden soms en stuurden zelfs af en toe nog een kaart wanneer ze een leuke tegen kwamen, maar het contact werd oppervlakkig. Het verbaasde Jamie, want ze was ervan overtuigd geweest dat ze verliefd op hem zou blijven.

Zebs broer Jort trouwde. Een besloten gebeurtenis, waarvoor ze geen uitnodiging ontvingen. Jamies ouders haalden hun schouders op, een beetje teleurgesteld, maar accepterend. Jamie, echter, wist dat het te maken had met de natuur van de familie.

Haar kindervriend had haar uitgelegd dat wanneer een wolf zijn levenspartner vond, zijn mate, dit zo'n sterke relatie was, dat niemand ook maar dacht aan hoe kort de relatie geduurd had voor de trouwerij. In dit geval twee weken.

Vanaf dat moment wachtte een deel van haar op het moment dat ze een zelfde soort bericht zou ontvangen over Zeb zelf.

Het internet maakte haar niet heel veel wijzer over weerwolven. Wat ze er tot nu toe over geleerd had, was zo anders dan alles wat het web haar wijs wilde maken, dat ze het opgaf.

Op haar achttiende appte Zeb over Toms huwelijk en een beetje verbaasd vroeg ze naar Kal, was dat niet de oudste? Ze probeerde zich de grote jongen voor de geest te halen, maar besefte dat ze zich hem eigenlijk alleen maar in zijn wolf-vorm herinnerde.

Pas toen ze eenentwintig was, keerde ze terug naar het vakantiehuis. Alleen, en in de herfstvakantie.

Het was gebeurd: Zeb had zijn mate gevonden en tegen de wens van zijn vader in, had hij zijn – honderd procent menselijke – jeugdvriendin uitgenodigd.

Vol zenuwen vond Jamie, rijdend in haar eigen kleine witte autootje, de weg naar het huis waar ze Zeb had ontmoet. Zeb had haar verteld over de enorme ruzie die was ontstaan toen hij had opgebiecht het geheim te hebben gedeeld met haar. Het had hem bijna zijn leven gekost.

Uiteindelijk waren zijn moeder en zijn oudste broer voor hem op de bres gesprongen en hadden ze zijn vader weten te overtuigen dat Jamie al die jaren niets had gezegd en te vertrouwen was.

Toch voelde ze de angst aan haar hart klauwen, nu ze de laatste bocht omsloeg.

Het vakantiehuis, met de grove, bruine balken en de kleine rode vensters, kwam in zicht. De steiger lag tussen de hoge plukken gelig gras en het meer baadde in een laag zonnetje. Ze was hier nog nooit geweest in deze tijd van het jaar en zodra ze stil stond op de onofficiële parkeerplek, staarde ze een paar minuten in verwondering voor zich uit.

De spullen in haar auto achterlatend, liep ze langzaam naar het randje van de steiger. De planken kraakten onder haar voeten. Haar gedachten vlogen terug naar die dag, veertien jaar geleden en haar blik dwaalde naar de plek waar de kaart tussen de planken was gegleden.

Veertien jaar. Ze grinnikte. Was was ze toen nog klein.

Er klonk wat geritsel verderop, maar omdat er niets te zien was, zag ze dat enkel als het signaal om aan het werk te gaan.

Haar ouders waren gelukkig nog geweest van de zomer, dus heel stoffig was het huisje niet. Eerst haalde ze beddengoed uit de kast om te luchten. De geur van mottenballen had ze nooit erg lekker gevonden. Daarna haalde ze een doekje over het aanrechtblad en zette haar meegenomen boodschappen in de kastjes. Zo meteen moest ze nog even naar het dorp voor vers etenswaar. Ze wilde sowieso twee weken blijven.

Net toen ze haar koffer aan het uitpakken was in haar kamer, klonk er een klop op de deur. Op een holletje rende ze ernaartoe en toen ze hem open trok, stond een breed lachende Zeb op de stoep. Met een gilletje vloog ze hem om de hals.

"Zeb! Oh ik ben zo blij dat ik je zie. Foto's zijn echt niet goed genoeg. Man," verbijsterd hield ze hem op armslengte, "wat ben jij groot geworden. Wanneer stop je eens met groeien?"

Witte tanden blonken in een stralende lach, terwijl Zeb haar nogmaals naar zich toetrok en haar bijna plette. Dat hele mate- en trouwen-gebeuren deed hem zeker goed. Jamie kon niets anders doen dan met hem mee lachen.

"Kom binnen, stoot je hoofd niet, heb je al gegeten? Vast wel. Wil je iets drinken? Ik ben net binnen, dus heb nog geen water gezet."

Met een handgebaar veegde hij haar beleefdheid weg. "Ik hoef niets, dank je." Hij plofte op de bank neer, die vervaarlijk kraakte en even vlogen hun beide ogen wijd open. De bank hield het en lachend ging Jamie maar op een stoel tegenover hem zitten.

"Dus, trouwen hè", lachte ze. Er verscheen een beetje spanning in zijn ogen en vlug vervolgde ze: "Ik wil alles horen. Hoe heb je haar ontmoet? Kaylee heet ze toch? Weet ze eigenlijk van mij? Vindt ze het oké? Want ik wil niets verpesten."

Tot haar grote opluchting, schudde Zeb meteen bemoedigend zijn hoofd. "Ze weet het, geen zorgen. Ze wil jou ook graag ontmoeten."

"Pak van mijn hart", zei ze, zich meteen een kilo lichter voelend.

Ze kletsten een uur lang, verhalen uitwisselend die niet met een appje te communiceren waren, tot Jamies oog op de klok viel en ze geschrokken overeind sprong.

"Ik moet nog naar de winkel. Sorry, Zeb, maar ik moet je eruit schoppen. Zie ik je later nog?"

Hij fronste, dacht even na en haalde toen zijn schouders op. "Ik zal Kaylee vragen of we vanavond nog even langs kunnen komen, maar anders wordt het misschien morgen. Ze heeft het vreselijk druk met de voorbereidingen."

"Ja, dat lijkt me logisch. Als ik iets kan doen, dan laat je het maar weten, goed?"

Hij knikte en samen liepen ze naar buiten. Ze toeterde een keer bij het wegrijden en zag hem lachen in haar achteruitkijkspiegel.

Het dorpje was geen spat veranderd. Al was er nu wel een grote supermarkt bijgekomen aan de rand. Gelukkig hadden de bakker, slager en groenteboer hun mega-concurrent overleefd en omdat het veel leuker winkelen was in die kleine zaakjes, liet ze de supermarkt links liggen.

Ze was alleen vergeten een grote boodschappentas mee te nemen van huis en dus liep ze even later met een viertal kleine plastic zakjes over de klinkers in de richting van haar autootje.

Het kon daarom natuurlijk niet uitblijven dat één van de zakjes zou scheuren en precies zoals in een scene in een film, rolden haar appels alle kanten uit.

Met haar ogen gesloten, bleef ze zuchtend een paar tellen staan, voordat ze aan de slag ging om de gevallen groenten en fruit op te rapen.

Op haar hurken, harkte ze de wortels en paprika bijeen en ze wilde net omhoog komen, toen twee grote handen vol appels en mandarijntjes in haar blikveld verschenen. Omdat ze dacht te weten wie haar helper was, lachte ze al voor ze opkeek, maar haar glimlach bevroor toen ze in een vreemd gezicht keek.

Haar ogen knepen samen. Niet helemaal vreemd. De man had wel degelijk iets bekends. Langzaam stond ze op.

"Ehm ..." Ze wilde het fruit wel van hem aannemen, maar had niets om het in te stoppen en haar eigen armen waren inmiddels ook vol.

"Vind je het erg om even mee te lopen? Mijn auto staat daarzo." Ze wees met haar kin naar de mini parkeerplaats, die verrassend genoeg, nooit vol was.

De man hield zijn hoofd even schuin en knikte toen. Hij had scherpe lijnen in zijn gezicht. Gladgeschoren, hoekige kaken en gemillimeterd, zwart haar. Als ze zich niet vergiste, was dit één van Zebs broers. Maar welke?

Gekriebel in haar buik, terwijl ze in zijn ogen staarde, zorgde ervoor dat ze heel erg hard haar vingers kruiste dat dit niet een van de getrouwde twee was. De manier waarop hij haar aankeek, gaf haar hoop.

Zonder woorden volgde hij haar naar de auto, waar ze een beetje onhandig de achterklep opende, om daar vervolgens alles in te dumpen. Toen stak ze, vol fladderende vlinders, dapper haar hand uit. "Ik ben Jamie, jij bent een broer van Zeb, nietwaar? Jullie lijken op elkaar."

Hij was niet verbaasd en schudde haar hand. Haar bleke vingers verdwenen compleet in zijn grip en bij hun aanraking, ademde ze heel diep in.

Tot haar verbazing deed hij hetzelfde en voor een moment dacht ze iets roods in zijn ogen te zien.

"Kal", zei hij, met een warme, diepe bas.

Kal, de oudste, de zwarte wolf, haar redder.

Ze realiseerde zich pas dat ze zijn hand veel te lang vasthield, toen een fietser achter hen een vrolijk belletje liet rinkelen. Toen lieten ze beiden los alsof ze zich gebrand hadden.

"Ik eh... moet naar huis, het vlees moet in de koelkast." Ze gebaarde naar de tasjes in de achterbak en in een opwelling vroeg ze: "Wil je een lift? Misschien? Of ..." Ze keek kort om zich heen, misschien was hij ook wel met de auto.

Tot haar verbazing knikte hij en met haar mond vol tanden, keek ze toe hoe hij de passagiersdeur opende en zich in de stoel wurmde. Ze klemde haar lippen op elkaar om niet in lachen uit te barsten. Het paste nauwelijks.

Vlug deed ze de klep dicht en nam plaats achter het stuur. Haar elleboog schampte zijn arm en kleine onzichtbare vonkjes knetterden in de kleine ruimte. Toen ze opzij keek, was zijn gezicht opeens heel dichtbij. Hij had prachtige wimpers en ze verloor zichzelf even in de donkere poelen, die opnieuw rood oplichtten.

Een schreeuw van een willekeurige tiener die een vriend begroette, schalde over het plein en haalde haar uit haar dagdroom. Ze startte de auto met trillende vingers en reed het dorp uit.

Het bos was schitterend in zijn herfsttinten. De bladeren die nog niet gevallen waren, kleurden rood, oranje en geel en de zon, die nu nog lager hing, schilderde de lucht roze.

Ze durfde niets te zeggen en ook Kal scheen het prima te vinden om in stilte te zitten.

Hij hielp haar met het naar binnen brengen van de boodschappen en ze voelde zijn ogen in haar rug prikken, terwijl ze de koelkast vulde. Moest ze hem vragen of hij wilde blijven eten? Waarom was hij hier?

"Wil je iets? Drinken?" voegde ze snel toe.

Ze draaide zich om en zag hem zitten op dezelfde plek als waar Zeb eerder die dag had gezeten. Het verschil was enorm. Kal was niet heel veel langer, maar wel een stuk breder en zijn gezicht was iets hoekiger. Waar Zeb een en al lach was geweest, zat er op Kals voorhoofd een permanente frons. Alsof hij zelf ook niet zo goed wist wat hij hier deed.

Een plotselinge gedachte deed haar wenkbrauwen omhoog schieten en ze zei: "Volgens mij heb ik je nog nooit bedankt."

Zijn frons werd dieper en ze verhelderde: "Je hebt mijn leven gered. Ik verdronk bijna, en jij ..." Fluisterend sprak ze de laatste woorden: "Jouw wolf redde mijn leven."

Het duurde een hele tijd voordat hij iets zei. Al die tijd bleven ze elkaar doodstil aanstaren.

Uiteindelijk stond hij op, alsof hij een beslissing had genomen. Hij liep naar haar toe en boog iets naar voren, ze had zich nog nooit zo klein gevoeld met haar één meter eenenzeventig. Toch voelde ze enkel haar hart racen in haar borst en toen hij met zijn vingers een plukje haar vastpakte, hield ze haar adem in.

Hij bracht haar haar naar zijn neus en snoof diep, waarna hij met schorre stem zei: "Jij had een wolf moeten zijn."

Nog lang nadat hij met een paar stappen het huis uit was gelopen, stond ze midden in de woonkamer. Tergend langzaam kwam haar hart weer tot rust. Ze maakte zich nu al zorgen over de trouwerij overmorgen. Hoe moest ze Kal opnieuw onder ogen komen. Wat hij had gedaan, hoe banaal zijn handeling ook was geweest, was het meest opwindende wat ze ooit in haar leven had ervaren.

Die nacht kon ze nauwelijks in slaap komen en ze werd wakker toen de ochtendlucht nog oranje gloorde.

Zeb had zich verontschuldigd die avond ervoor, wat ze niet heel erg had gevonden. Nog steeds voelde ze een rilling door haar lijf gaan als ze aan Kal dacht. Zijn gezicht naast de hare, diep inademend.

Ze haalde zelf ook een keer diep adem en besloot maar uitgebreid te gaan ontbijten.

Na het afruimen keek ze door het keukenraam naar buiten. Zou het water van het meer nog warm genoeg zijn? Ze was wel toe aan een beetje koelte.

Met enkel een handdoek om zich heen gewikkeld, liep ze even later in haar badpak naar buiten. Er was opnieuw prachtig nazomerweer beloofd en genietend luisterde ze naar het flip-flap van haar slippers. Op een paar vogels na, die hun gezang lieten horen, was het verder stil.

Ze liet de steiger links liggen en zocht een weg tussen de distels door naar het stukje zand. Daar legde ze haar handdoek neer, om vervolgens langzaam het water in de waden. De temperatuur was killer dan ze had gedacht, maar na even doorzetten, kon ze het goed hebben.

Al snel kon ze niet meer staan en zwom ze richting het midden van het meer. Zover zou ze niet gaan, want het meer was best groot, maar een stukje moest ze zeker redden. Iets naar links, op zo'n vijftig meter afstand, was een eilandje, waar ze als kind een paar keer naartoe was gevaren; met haar vader, of met Zeb. Ernaartoe zwemmen zou goed te doen zijn.

Halverwege de afstand klonk er een plons, maar toen ze om zich heen keek, zag ze niets. Iets minder op haar gemak, zwom ze verder.

Bij het eilandje aangekomen, klom ze druipend op het gras. Ze was aan de goede kant, de zon kwam net boven de boomtoppen in de verte uit en bescheen het stukje bos. Nog steeds klonk er geplens en nog steeds zag ze niets, tot ze om de paar bomen heen liep en aan de andere kant kon kijken.

Ze zoog haar adem in.

Het was Kal. Met sterke slagen zwom hij vanaf de oever zeker honderd meter verderop, in de richting van het eiland. Zijn gezicht was nauwelijks te zien, terwijl hij door het water gleed, maar ze wist dat hij het was. Haar hartslag versnelde en haar keel voelde droog. De spieren van zijn armen glansden in het water en ze kon niet wegkijken.

Ze was zich overvloedig bewust van het feit dat ze niets anders aan had dan een badpak en zo te zien droeg hij ook enkel een korte broek. Dit was zo niet een goed idee.

Toch bleef ze staan en hij kwam dichterbij. Had hij gezien dat ze hiernaartoe zwom? Kwam hij expres voor haar? Of moest ze zichzelf niets wijsmaken en deed hij dit elke ochtend? Dan was hij er misschien helemaal niet blij mee dat zij hier was.

Nog een paar slagen en hij kon staan, een paar stappen en hij stond voor haar. Licht hijgend, zijn donkere borstkas rees en daalde en ze kon er alleen maar naar staren. Het zou verboden moeten zijn om zo gespierd te zijn.

Toen ze na een beschamend lange tijd omhoog keek, in zijn ogen, zag ze voor het eerst een vlaag van amusement. Zijn lippen waren omhoog gekruld en plotseling opgelucht, blies ze met een lachje haar adem uit.

"Doe je dit wel vaker?" vroeg ze, nu ze haar stem hervonden had.

"Als ik hier ben."

Haar oren genoten van het geluid van zijn stem. Ze wilde dat hij meer zei.

"Ben je hier vaak?" In gedachten sloeg ze zichzelf voor haar hoofd, ze viel nu al in herhaling, kon ze niets beters verzinnen?

Gelukkig maakte het hem niets uit. Hij wreef de glinsterende druppels met twee handen van zijn gezicht en antwoordde: "Een paar keer in het jaar. Normaal woon ik in Moonlight*."

Die naam kende ze. Dat was waar Zeb naartoe was gegaan voor zijn zogenaamde studie. Eerst had ze gedacht dat het de naam was van een hoge school, nu wist ze zeker dat het een plaatsnaam was.

"Alleen?" Durfde ze te vragen.

Het bracht een grijns op zijn gezicht die half een grimas was. Het bracht haar in de war. Tot ze bedacht dat alle drie zijn jongere broers al een mate hadden gevonden op jonge leeftijd. Zou hij het erg vinden?

Hij deed een stapje naar voren en hief een hand. Met grote ogen wachtte ze af wat hij ging doen, maar hij plukte alleen een blaadje uit haar haar. Toch fladderden haar ogen even dicht door zijn aanraking.

Zou een weerwolf verliefd kunnen worden op een mens? Was dat mogelijk? Zou hij niet op een dag zijn mate tegenkomen en zijn leven met haar delen? Ze durfde het niet te vragen, ook al smeekte haar hart om een antwoord.

"Hoe ... hoe werkt het eigenlijk? Ik bedoel, hoe vindt een weerwolf zijn ... mate?" Net iets te laat bedacht ze zich dat, voor hem, haar vraag uit het niets kwam en haar hoofd werd een biet.

In plaats van haar uit te lachen, of boos weg te lopen, boog hij naar voren en nam hij opnieuw een pluk van haar haar in zijn hand. Met zijn neus vlak bij haar wang, mompelde hij: "Het is de geur."

Hij snoof diep en gedachteloos keerde ze haar gezicht een stukje in zijn richting. Ze had geen idee wat hij rook, maar haar neus ving een sterke muskus-achtige geur op. Zoetig, warm en vele malen sterker dan het vleugje parfum dat ze een keer op haar pols had gespoten.

Vanuit haar ooghoek zag ze zijn lippen. Volle lippen, licht van elkaar geweken. Haar eigen mond spiegelde zich aan de zijne en toen ze beverig uitademde, zag ze hoe hij zijn ogen sloot.

Voor ze wist wat er gebeurde, klemde zijn grote hand om haar nek en waren zijn lippen op de hare.

Ze had wel eerder een jongen gezoend, maar nog nooit had het zo volmaakt gevoeld. Ze bewogen vloeiend, handen zoekend, armen omhelzend, alsof dit niet de eerste keer was dat ze elkaar aanraakten.

De kus duurde maar even; veel te kort. Hij werd onderbroken door zijn woorden, haastig uitgesproken. "Je was nog zo klein."

Haar handen lagen om zijn wangen en ze probeerde te begrijpen wat hij bedoelde, terwijl haar mond naar adem snakte.

"Mijn wolf rook jouw geur, die dag, bij de steiger."

Ze onderbrak hem door zijn lippen weer te claimen.

Na een tijdje trok hij zich terug om verder te praten. "Je raakte in paniek en ik wist dat ik een fout had gemaakt door je op te zoeken. Ik wilde weggaan, maar je verdronk bijna."

Zijn woorden drongen eindelijk tot haar door en verrast keek ze hem aan. "Hoe oud was je toen?"

"Ik was achttien. Ik rook je geur en kon me niet inhouden. Maar toen ik je uit het water had gehaald, schaamde ik me. Je was een mens, een klein kind en ik had mezelf aan je laten zien."

Ze begreep het nog steeds niet en legde een hand op haar hart. Hij greep hem vast, maar liet hun verstrengelde vingers daar liggen.

"Ik bleef uit de buurt. Zelfs toen je een jaar later terug kwam en in ons huis kwam met Zeb ... ik vluchtte weg."

"Ik heb het nooit gemerkt", fluisterde Jamie.

Hij glimlachte en streek haar haar achter haar oren. "Hoe kon je ook, als mens. Jij rook niet wat ik rook, voelde niet wat ik voelde. Je wist niet eens dat ik bestond. Al wil je niet weten hoe ongelooflijk blij ik was toen ik hoorde dat Zeb je had verteld over ons." Hij drukte zijn lippen twee tellen tegen het hoekje van haar mond.

"Ik vluchtte weg naar Moonlight, met het excuus dat ik de pack daar wilde volgen, maar eigenlijk was ik alleen maar bang."

"Waarvoor?" Ze wilde meer zoenen, maar ook meer horen en dus hield ze zich stil.

"Het hoort niet te kunnen." Hij klonk nu een beetje wanhopig. "Jij bent een mens, weerwolven horen zich bij hun eigen soort te houden. Weet je waarom mijn vader jouw vriendschap met Zeb afkeurde? Omdat hij bang was dat jij hem zou afhouden van zijn zoektocht naar zijn echte mate. Maar ik ..." hij stootte een ongelovig lachje uit. "Al die jaren had hij zich geen zorgen hoeven maken om Zeb, ik zou hem nooit hebben toegestaan iets met jou te beginnen."

Met een wild gebaar nam hij haar gezicht in zijn handen en vlak voor een zinderende kus, fluisterde hij hees: "Jij bent altijd al van mij geweest."

Ze waren samen terug naar het vakantiehuisje gezwommen. Jamie had zich afgedroogd en omgekleed, Kal had genoegen genomen met een handdoek, voordat hij was gaan zitten op een keukenstoel. Ze hadden samen geluncht, gepraat over de veertien jaar die tussen hun eerste en tweede ontmoeting in had gezeten en daarna was hij weggegaan.

Er waren dingen die hij moest doen. Voor de bruiloft, maar ook voor hem. Hij moest praten, met zijn vader, want als hij hem onvoorbereid zou laten ontdekken dat zijn oudste zoon voor een mens had gekozen, vreesde hij voor de sfeer.

Jamie probeerde zichzelf af te leiden met de afwas, met afstoffen, met een film. Ze betrapte zichzelf er constant op dat ze zich zorgen maakte en toen uiteindelijk een klopje op de deur klonk, struikelde ze haast van haar stoel af.

Het was echter niet Kal, die voor de deur stond. Het was Zeb en aan zijn blik te zien, wist hij het.

"Zow..." begon hij, toen ze hem voorzien had van een glas water en ze beiden op de bank zaten.

"Kal hè. Ik weet niet of ik nou jaloers moet zijn."

"Wat?" Ze verslikte zich bijna in een slokje thee.

"Al die tijd al?" Hij keek haar met samengeknepen ogen aan.

Ineens begreep ze wat hij bedoelde. "Nee," riep ze haastig, "ik wist van niets, pas gisteren, toen ik hem tegenkwam in het dorp."

Zeb knikte langzaam en zei toen: "Ik begreep nooit waarom hij van huis wegging en nooit terugkwam in de zomer." Opeens zoog hij zijn adem in. "Dus daarom ..."

Toen hij niet verder sprak, vroeg Jamie: "Daarom wat?"

Zeb draaide zich half naar haar toe. "We kwamen hem tegen, Tom en ik, die dag dat jij bijna verdronken was. Hij was in zijn wolfvorm en dat mocht niet van pa. Niet wanneer jullie er waren. Toen ik jou in het meer zag en je naam riep, wilde Tom in het water springen om je te redden, maar nog voor hij een stap had kunnen zetten was Kal weer terug. Hij dook in het water, nog steeds als wolf. De rest weet je."

Hij grijnsde plotseling. "We hielden het geheim voor pa, maar ik snapte nooit hoe Kal zo onvoorzichtig had kunnen zijn. Nu snap ik het."

Een binnenpretje deed hem lachen.

Fronsend vroeg Jamie: "Mag ik meegenieten?"

"Het was toen ik Kaylee ontmoette," legde Zeb uit. "Ik sprong uit mijn vel, letterlijk. Het was zo moeilijk om in mensenvorm te blijven rondom haar. Ik denk dat ik nu snap hoe Kal zich gevoeld moet hebben. Arme Kal."

Gelaten knikte Jamie. "En hij moest veertien jaar wachten voordat hij er iets van kon zeggen."

Er was echter nog één grote zorg en ze was blij dat Zeb hier was, zodat ze het aan hem kon vragen. "In al die jaren heeft hij geen mate gevonden. Je hebt me verteld dat het plotseling gaat en dat er nauwelijks tegen te vechten is, maar ... stel nou dat hij ... dat hij", het laatste fluisterde ze, "alsnog zijn mate vindt."

Langzaam schudde Zeb zijn hoofd. "Mijn moeder heeft het een keer verteld. Geen idee hoe we erop kwamen, misschien dat Kal het onderwerp zelfs had aangekaart. Ze vertelde dat een wolf, als hij eenmaal een mate heeft gekozen en zij ..." Zijn wangen werden plotseling donkerrood en Jamie grinnikte, eveneens met rode wangen.

"Nou ja, dat het daarna uitgesloten is dat ze een andere mate vinden. Iets met een verzadigde geur ofzo. Geen idee wat ze precies zei. In ieder geval. Ik denk niet dat je je erg veel zorgen hoeft te maken. Als Kal al veertien jaar op je gewacht heeft, dan lijkt het me stug dat hij je nu nog laat gaan."

Een brede grijns toonde al zijn tanden en opgelucht lachte Jamie met hem mee. Met grote ogen, riep ze ineens: "Hé, dan worden we broer en zus!"

Zodra ze doorhad wat ze impliceerde, vloog haar hoofd in brand en terwijl Zeb hard lachte, holde ze naar de keuken om zich te verstoppen in de koelkast.

Kal was degene die haar kwam halen voor de bruiloft. Verliefd staarde ze naar hem, terwijl hij haar, in een goed passend, zwart pak, door het bos naar zijn ouderlijk huis begeleidde. Haar zenuwen kwamen in volle vaart bovendrijven, toen de achterdeur in zicht kwam, waar zijn vader met armen over elkaar stond te wachten.

Hij staarde haar enkele tellen zwijgend aan, terwijl ze hard in Kals hand kneep. Toen keek hij op naar zijn oudste zoon en zuchtte diep. Zijn schouders ontspanden zich en na een kort hoofdschudden, gaf hij Kal een tik tegen zijn hoofd. Maar zijn ogen lachten nu en toen hij vervolgens heel kort zijn hand om haar wang legde, moest ze moeite doen om haar tranen binnen te houden.

In het huis werd ze hartelijk begroet door Kals moeder. Ze kreeg een omhelzing en twee zoenen op haar wangen. Daarna werd ze voorgesteld aan Zebs bruid. Kaylee was een heerlijke, jonge vrouw, die net zo gek op Zeb was als hij op haar.

Ze gaf toe in het begin best jaloers te zijn geweest op Jamie, vanwege de jarenlange vriendschap tussen hen twee. Nu bleek dat Kal zijn zinnen op haar had gezet en het er niet naar uitzag dat hij haar ooit nog zou laten gaan – of dat zij het heel erg vond – was er niets meer dat het geluk in de weg stond.

De bruiloft was prachtig; buiten in de open lucht, onder de bomen, waar witte lampionnetjes in een zachte bries heen en weer zwaaiden. Er werd getoast, gegeten, gelachen en gedanst tot diep in de nacht.

Dicht tegen Kal aan, zittend op een bankje met zachte kussens, voelde Jamie hoe ze uiteindelijk in slaap begon te vallen. Half hoorde ze hem tegen niemand in het bijzonder zeggen dat hij haar naar huis zou brengen en voor ze het wist, lag ze in zijn armen. Hij droeg haar tot aan de voordeur, waar ze het maar net voor elkaar kreeg om de sleutel in het slot te steken, daarna droeg hij haar naar bed.

Ze wilde hem vragen of hij bij haar bleef, maar haar stem deed het al niet meer en haar ogen vielen dicht. Nog net voelde ze zijn lippen op haar voorhoofd, toen dreef ze weg naar dromenland.

Zeb en Kaylee zag ze de rest van de vakantie niet meer, maar tijd om daar rauwig om te zijn, had ze niet. Ineens lag er een hele nieuwe wereld in het vooruitzicht en moest ze een manier verzinnen om haar ouders duidelijk te maken dat ze niet verder zou gaan met haar opleiding, maar zou verhuizen naar een onbekend plaatsje, samen met een jongeman die ze nauwelijks van naam kenden.

Ze kon niet wachten.

---
* zie: De weerwolfprins van Keira-007 

Dat was het einde van de giftfic die een fanfic is geworden ^^ Ik hoop dat je ervan hebt genoten.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top