All Stars en New Stars (slot)

Aanvaarding

Het duurt vijf dagen voordat mijn ouders de weg vinden naar de drakenclan van Uther. Vijf dagen waarin ik leer om soep te maken van vlees dat een hele dag moet sudderen, waarin ik zie hoe het vel van een zwijn verandert van een bloederige lap in een nieuw stel laarzen voor een jongen die binnenkort mee mag op zijn eerste jacht.

Vijf dagen vol gesprekken over opgroeien, het ontwikkelen van talenten, onderwijs en toekomstwensen. Ik leer Uther kennen als een zelfverzekerd clanhoofd die zijn status meer dan verdient heeft. Anderen vertellen mij verhalen over een gewaagde reddingsactie bij een bevroren meer, over dagenlange, onvermoeibare jachtpartijen zodat er vlees genoeg is voor iedereen. Ik hoor over zijn niet te evenaren vaardigheid met de boog en zie in het geheim uit naar een wedstrijd tussen ons beiden.

Maar ik leer ook de gevoelige kant van hem kennen, de kant die hij zelden in het openbaar laat zien, maar die hij deelt met mij. Wanneer we alleen zijn weeft hij een mandje van gras, gewoon om iets te doen te hebben. Als we samen wandelen in de schaduw van de bomen duwt hij takken voor me aan de kant en helpt hij me over stroompjes heen. Ik kan prima springen, zelfs met een lange jurk, maar ik laat hem zijn gang gaan. Ik leer een beetje over de vermogens van de vrouwen van de slangenclan, het deel dat hij blijkbaar toch heeft meegekregen, ondanks dat hij een man is. Ik kan niet voelen wat hij voelt, maar aan de manier waarop hij soms naar me kijkt, wanneer ik hem betrap in een onbewaakt moment, kan ik het me inbeelden.

Ik ben als de bonte voering van zijn wintermantel, als het houten handvat waarmee hij zijn bijl hanteert. Ik ben het ontbrekende deel van zijn tweedelige puzzel en tegen de tijd dat ik de hoorn hoor schallen dat er bezoekers zijn, weet ik al wat ik tegen mijn ouders ga zeggen.

"Aisling!" Mijn moeder slaat haar armen om mij heen. "We waren zo ongerust, waarom ben je niet meteen teruggekomen? Waren er problemen?" Ze wijkt achteruit en betast mijn gezicht, daarna kijkt ze met samengeknepen ogen om zich heen. De grote mannen die hen het kamp in hebben begeleid zijn verdwenen, in hun plaats staat Uther. Er straalt iets dreigends van hem af, maar ik weet dat het om mij is en niet tegen mij.

Mijn vader is minder snel met zijn oordeel. Hij houdt zijn wandelstaf in zijn ene hand, in de knop zit zijn kenmerkende blauwe edelsteen, een geschenk van de soeverein. Zijn andere hand hangt losjes naast zijn zij, schijnbaar ontspannen, maar ik weet dat het centimeters verwijderd is van zijn dolk. Liaisons dragen in het openbaar geen wapens, maar zelf ik draag een klein werpmes aan de binnenkant van mijn dij.

Ik zie aan zijn ogen dat hij meer begrijpt van de situatie dan mijn moeder en zijn schouders zakken wanneer ik hem een klein glimlachje toewerp.

Met mijn moeders hand nog in de mijne doe ik een stap in Uthers richting, zijn ogen schieten mijn kant op maar hij zegt niets wanneer ik de beleefdheden uitwissel en hen aan elkaar voorstel. "Vader, moeder, dit is Uther Wen, stamhoofd van de drakenclan. Uther, dit is Wester Jeven, liaison van de soeverein, en zijn vrouw, Oleria."

Een eindje verderop zie ik Uthers moeder staan en her en der vormen er groepjes toeschouwers, maar ze blijven allen op een afstand. Ze onderkennen het belang van dit moment, ze weten wat er afhangt van de beslissing die ik nu zal moeten nemen.

Mijn ouders maken een beleefde buiging naar het jonge clanhoofd en de lijnen in Uthers gezicht verminderen. Hij kijkt opnieuw mijn kant op en laat dan zijn armen zakken.

"Welkom, Wester Jeven, liaison van de soeverein. Welkom Oleria Jeven, kom en warm je aan het vuur."

Het is een zin die ik al veel vaker heb gehoord. Een welkom bij de clan, een vredesaanbod dat mijn ouders welwillend aannemen. Ik had niet anders verwacht, maar vraag we wel af waarom het bij mij anders ging. Waarom ik vanaf het begin ben behandeld alsof ik al bij de clan hoorde. Zwijgend volg ik mijn ouders die bij het vuur gaan zitten en wachten tot Uther begint te spreken.

Hij zegt echter niets. Hij reikt mijn ouders een verwarmende drank aan, maar wanneer hij is gaan zitten op zijn ereplaats, een uitgesneden zetel met gebogen armleuningen aan de kant van de cirkel die uitkijkt op de hoofdingang, richt hij zijn blauwe ogen op mij. Ik slik. Moet ik uitleggen wat er gebeurd is? Is dit het moment waarop ik moet laten weten aan wiens zijde ik voortaan zal staan? Zijn zeven dagen genoeg om iemand te leren kennen?

Mijn hart weet het antwoord al en mijn vader zo te zien ook, want een van zijn mondhoeken trekt omhoog. Het is de lach die hij bewaart voor momenten waarop ik mijn eigen conclusie moet trekken in een mogelijke probleemsituatie. De lach die ik altijd kreeg tijdens mijn lessen, wanneer ik gewoon een zwart-wit antwoord wilde en hij een proces.

Mijn blik vertroebelt door een laagje vocht dat ik heftig knipperend probeer terug te dringen. Dit is een afscheid. Een momentopname van een beslissing die al onze levens voorgoed veranderen zal. Ik kijk naar mijn ouders en ik kijk naar Uther. Ik zie de onuitgesproken vraag in zijn ogen branden.

Rondom het vuur komen meer mensen zitten. Hun nieuwsgierigheid voedt de warmte die de vlammen verspreiden. Ze kijken naar mij, naar mijn ouders, naar Uther, naar zijn moeder die naast hem plaatsneemt en de nieuwkomers vriendelijk toelacht. Zij weet het antwoord ook al.

Nivé tikt mijn schouder even aan voordat ze gaat zitten naast een man met een brede glimlach. Zacht gemompel klinkt her en der, maar nog steeds schijnt iedereen te wachten op mij.

Wanneer ook mijn moeder uiteindelijk mijn kant op kijkt, met een vraagteken in haar ogen en verdriet in haar lippen trek ik mijn tas op schoot. Ik zuig heel langzaam mijn adem in terwijl ik de flap open en ik blaas de lucht net zo langzaam weer uit wanneer ik een voorwerp tevoorschijn trek. Het geroezemoes zwelt even aan en dan valt iedereen stil.

Mijn handen bewegen langzaam omhoog en hoe hoger ze komen, hoe wijder Uthers ogen worden. Mijn vingers trillen, mijn hartslag dendert en dan plaats ik de bruine muts met de zwarte draak op mijn hoofd. Een collectieve zucht klinkt rond het kampvuur.

Wanneer het onbegrip mijn moeder bijna teveel wordt leg ik een hand op haar arm en zeg dan zacht, maar helder in de stilte: "Ik heb mijn plaats gevonden, mama. Hier zal ik voortaan blijven."

---

We eten samen een maaltijd en dan neem ik mijn ouders mee op een rondleiding door het kamp terwijl ik hen probeer te vertellen wat er de afgelopen dagen is gebeurd. Het is moeilijk, want hoe leg je gevoelens uit in rechthoekige woorden? Mijn vader zegt niet veel maar mijn moeder vraagt me het hemd van mijn lijf. Ik noem voorzichtig de naburige clan met de vermogens, maar als mijn vader zijn hoofd schudt zwijg ik daar verder over. Het maakt ook niet veel uit, mijn keuze is niet gebaseerd op een onverklaarbaar stukje oude magie. Ik kan uitleggen waarom ik Uthers aanzoek accepteer en dus doe ik dat.

Ik vertel over de saamhorigheid van de clan, over de vriendin die ik gemaakt heb, over de taken die ik verricht heb en de vaardigheden die ik heb geleerd. En als laatste vertel ik over de man die zich totaal onverwacht een weg heeft gebaand naar mijn hart. Met rode wangen vertel ik over de blik in zijn blauwe ogen en over de wensen die we delen voor de toekomst.

Mijn moeder probeert me te vertellen dat ik nog zo jong ben, maar mijn vader herinnert haar er zacht aan dat zij even oud was als ik toen zij elkaar ontmoeten. Het is niet alsof we meteen morgen naar een priester zullen stappen, Uther heeft me alle tijd beloofd die ik nodig heb.

Ik nodig ze uit om te blijven overnachten, maar mijn vaders taken laten weinig ruimte over voor een langer verblijf. Toch ben ik niet verdrietig. Als ik liaison zou worden dan zouden onze wegen uiteindelijk ook scheiden, maar nu weten ze altijd waar ze me kunnen vinden.

Hand in hand verlaten ze het kamp en als ik ze het laatste stukje uitzwaai vindt ook mijn mijn hand een gezel. Uther komt dicht naast me staan. Hij heeft nog niets gezegd sinds ik mijn beslissing kenbaar heb gemaakt. De bruine wol verwarmd mijn hoofd op een prettige manier en als mijn ouders niet meer te zien zijn strijk ik zachtjes over het zwarte embleem. Het embleem van de drakenclan. Zijn embleem. Nu ook mijn embleem.

"Weet je het zeker?" vraagt hij. Zijn stem vibreert door mijn binnenste, activeert de storm in mijn buik, brengt mijn wangen tot leven.

"Je zou ook nog een jaartje met hen mee kunnen gaan." Zijn woorden maken duidelijk dat hij weet dat ik hoe dan ook bij hem uit zal komen.

Ik haal mijn schouders op. "Waarom?"

"Ga je ze niet missen?" Zijn koele blik boort zich in de mijne en hij neemt ook mijn andere hand in de zijne.

"Ik denk ..." Mijn voeten schuifelen een paar centimeter naar voren, hij doet hetzelfde. "... dat ik iets anders meer zou missen."

"Wat?" Zijn stem klinkt schor, zijn hart slaat dicht aan de oppervlakte, zijn kin dipt een stukje omlaag.

"Deze plek." Ik trek een hand los en leg een van de touwtjes van zijn mantel recht.

"Nivé." Mijn vinger trekt een spoor over het randje bont dat langs de rand is genaaid.

"Het ritme." Hij grijpt mijn hand weer vast en brengt hem omhoog.

Wanneer zijn lippen mijn huid raken verzucht ik tenslotte: "Jou."

In mijn hart klikt het laatste stukje van de puzzel op zijn plek en ik glimlach wanneer ik mijn hoofd tegen zijn borst laat rusten.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top