Hoofdstuk 16
Mijn hart bonsde bijna uit mijn borstkas. Ik vulde mijn longen nog een keer met lucht en hield toen mijn adem in. Ik schudde mijn hoofd en knipperde met mijn ogen. Dit kon niet waar zijn. Het figuur waarvan ik nog had getwijfeld aan zijn echtheid, stond nu voor me. Ik zette een stapje achteruit en struikelde over een gladde dakpan. Mijn voet gleed weg, maar ik wist evenwicht te houden. Toch pakte de man mijn schouder vast en hield me stevig op mijn plek. Ik kreeg nu goed zicht op zijn gespierde arm en wendde mijn hoofd af. Toen besefte ik me dat mijn gedrag onbeschoft was en strekt mijn arm naar hem uit. Hij keek er eventjes onwennig naar en keek me toen aan. Nu pas zag ik dat hij nog vrij jong was, het was helemaal geen man, maar een jongen. Hij was waarschijnlijk zelfs niet veel ouder dan dat ik was. Ik schudde mijn hand heen en weer en wachtte tot hij hem zou vastpakken. Hij sloot echter beide handen om mijn hand heen. Zijn huid was warm, heel warm. Het leek bijna alsof hij in brand stond. Toch voelde de warme tintelingen prettig. "Ik ben Isis." Mompelde ik zachtjes. "Een mooie, krachtige naam, voor een mooie, krachtige dame." Zijn stem was laag en had een vreemde rasp erin zitten. De opmerking kwam pas laat binnen en ik voelde dat ik begon te blozen. Nog nooit had iemand mij een mooie dame genoemd. De jongen gebaarde naar de grond. "Ga je nog zitten, of wil je blijven staan." Ik besloot dat zitten het beste idee was en liet mezelf weer tegen de schoorsteen zakken. Hij deed hetzelfde en liet zichzelf zakken. Hij had zich niet aan mij voorgesteld, dus hem vragen naar zijn naam durfde ik niet. We keken in stilte voor ons uit.
Ik vroeg me af wat hij kwam doen en waarom hij nu bij mij was. Toen ik het hem wilde vragen, kwam het amper over mijn lippen heen. Er klonk een vreemd, kermend geluid uit mijn keel. Verrast keek hij opzij. "Sorry." Fluisterde ik. Zijn mondhoek begon een beetje te trillen en hij trok hem omhoog. Bij die handeling vormde mijn lippen zich in een boog. Hij zag er leuk uit, dat moest ik toegeven. Hij haalde een hand door zijn haren en maakte het daarmee wild. Zijn haar zat al wild, maar nog wilder was het nog leuker. Ik schaamde me stiekem voor mijn eigen gedachten. En trok mijn hoofd iets in mijn schouders. Waarschijnlijk kon hij me zo niet zien, dus had ik alle mogelijkheid om hem te observeren. Ik schoof me iets verder van hem af. De kleine ruimte tussen ons in voelde bijna gênant en ongemakkelijk. Ik trok mijn knieën op en sloeg mijn armen eromheen. Ik zorgde er echter wel voor dat mijn jurkje fatsoenlijk mijn lichaam zou bedekken. De jongen staarde over de straten, alsof hij iets probeerde te ontdekken. Ik tuurde met hem mee, maar alles zag er verlaten uit. Het enige licht was afkomstig uit het gat in het dak dat naar de zolder leidde. Er werden geen woorden gesproken. Maar het feit dat ik een keertje niet alleen was, voelde fijn.
Toen stond hij op en ik volgde zijn voorbeeld. "Ik moet mijn reis vervolgen." Sprak hij. Ik knikte, al voelde ik de eenzaamheid alweer opkomen. Hij pakte mijn hand vast en bracht hem langzaam naar zijn mond. Heel voorzichtig drukte hij er een kusje op. Ik keek hem in zijn ogen. Anders dan dat ik gewend was, waren ze niet blauw of groen. Ze waren gitzwart. Geen enkele zweem van kleur was te herkennen in zijn ogen. Het maakte hem interessant. "Het was een genoegen om je te ontmoeten Isis." "Insgelijks." Hij liet mijn hand weer zakken en liet hem los. Voorzichtig zette hij een paar stappen naar achteren. Langzaam liep hij naar de rand van het dak. Vragen kwamen op in mijn hoofd, steeds meer. Ik wist niet eens of ik hem nog een keer terug zou zien. "Waarom ben je hier, wat doe je hier, waar ben ik, waarom ben ik hier?!" Ik ratelde de vragen een voor een op. De jongeman staarde me aan en even was ik bang dat hij me zou verlaten zonder antwoord te geven. Toen sprak hij kalm en beheerst: "De enige die de antwoorden weet op je vragen, is de toekomst." Ik dacht na over zijn woorden. Hij stond op het punt om van het dak te springen. Hij bekeek de beste weg om beneden te komen. De sprong was elegant. Ik rende naar de rand van het dak en liet de laatste vraag die op mijn lippen brandde, horen. "Wie ben je?" Net voordat hij wegrende en verdween in de duisternis, hoorde ik zijn stem. "Ik ben een strijder van de nacht."
Ik was verbijsterd. Nog nooit had ik van deze term gehoord. Het klonk duister, zoals de nacht. Ik besloot de weg terug te nemen. Ik liet mezelf weer terugvallen door het gat. Ik doofde het vuur met mijn adem en sloop daarna weer de trap af. Het werd plotseling weer heel donker om mij heen. Ik kroop voorzichtig weer in mijn bed. Amelia bewoog onrustig, maar toen ze mijn warmte weer kon voelen werd haar ademhaling regelmatig. Ik aaide weer over haar haren. Het duurde voor mijn gevoel veel te lang voor de zon op kwam. Ik staarde naar de kranten voor het raam en zag langzaam het licht erdoorheen schijnen. Toen de eerste echte zonnestralen te zien waren, opende Amelia haar ogen. Voorzichtig rekte ze zichzelf uit. "Goedemorgen." zei ze met een grote glimlach op haar gezicht. " Goeiemorgen, heb je lekker geslapen?" Amelia knikte. "Ga je mee naar beneden?" Dit keer knikte ik. Ik kleedde mezelf weer aan en liep naar de badkamer. Ik duwde mijn handen in de bak water en gooide het in mijn gezicht. In de spiegel zag ik mijn gezicht mij aanstaren. Ik zag er een stuk beter uit dan de dagen ervoor; mijn gezicht minder bleek en mijn ogen stralender. Ik liet mijn blik weer zakken.
Beneden stond het ontbijt al klaar. Het leek wel of moeder indruk wilde maken op Róby, wat misschien ook wel begrijpelijk was. Ze dwong iedereen om aan tafel te gaan zitten en daar te wachten op Sofia en haar verloofde. Aan de ene kant was het fijn om mijn aandacht te verleggen, maar dat er zoveel aandacht naar die twee ging was oneerlijk. In een dag was Sofia de belangrijkste van het gezin geworden. Ze leek soms nog wel belangrijker dan vader, wat echt heel knap was in de samenleving. Ik wachtte geduldig, of eigenlijk ongeduldig, af. Uiteindelijk kwamen het duo naar beneden. Ze namen plaats aan de tafel. Het gebed werd zelfs vergeten, want moeder had wat vragen voor Róby bedacht. " En hoe lang zijn jullie al samen?" "We kennen elkaar nu al een tijdje." Moeder knikte eventjes en was vervolgde daarna haar ondervraging. "En waar hebben jullie elkaar leren kennen?" Sofia en Róby keken elkaar even kort aan. Dit keer nam Róby het woord. "Ik werk bij de Raad en daar hebben we elkaar leren kennen." We aten in stilte verder. Net voordat moeder haar laatste hap nam, opende ze haar mond weer. "En wat voor functie heb je bij de Raad?" De twee oudste mannen aan de tafel wisselden blikken met elkaar uit. "Ik weet niet of ik antwoord mag geven op die vraag, maar ik werk bij de geheime afdeling." Ik keek op van mij bord en staarde hem aan. De geheime afdeling was nieuw voor mij. Ik kreeg het gevoel dat de Raad nog groter was dan dat iedereen wist.
Na het eten verdween iedereen in het huis. Ik en Róby bleven achter in de kamer. Voorzichtig liep ik naar hem toe en tikte op zijn rug.
"Hey Isis."
"Hoi Róby."
"Is er iets?" vroeg hij.
"Nee hoor, niets."
"Jawel, ik zie het aan je" Hij bleef doordringen.
Ik liep naar buiten en hij volgde me. "Isis, wat is er, je kunt me alles vertellen." Ruw draaide ik mezelf om. "Ik ken je amper." schreeuwde ik. Daarna sloeg ik mijn handen voor mijn mond, verbaasd over het feit dat ik geschreeuwd had. "Gaat het over de relatie tussen je zus en ik?" Ik schudde mijn hoofd. "Je doet vreemd Isis." "Jij kent me niet!" Hij greep mijn schouder vast. "Het is mijn plek in de Raad? Dat kan ik uitleggen." Ga eventjes zitten. Ik liet mezelf zakken in het gras en luisterde naar wat hij me te vertellen had. "De Raad is veel groter dan dat iedereen weet, er is een geheime afdeling. Hier werk ik. Onze taak is om het volk te beschermen tegen het kwaad. Wij strijden voor de gerechtigheid, voor het licht. Ik ben een strijder, maar dat mag niemand weten." Hij aaide met zijn hand over mijn haar en stond toen op. "Aan niemand vertellen he." Hij legde zijn wijsvinger tegen zijn lippen aan en maakte een zacht geluid. "Sssssh." Róby liep weg en liet mij vol verbijstering achter.
------
Ik weet zelf niet zo zeer wat ik van dit hoofdstuk vind. Ik ben in ieder geval heel erg blij met het begin. En wat denken jullie tot nu toe van ' de strijder van de nacht' en Róby?
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top