Hoofdstuk 25

Het leek wel een eeuwigheid te duren. Tony keek steeds achterom en ik begon te wensen dat deze auto sneller kon. Onze achtervolgers liepen op ons in. Ik kon aan alles merken dat Tony zenuwachtig was. Hij deed lijken van niet, maar ik kende Tony al te lang. Ik kon recht door de muur kijken die Tony had opgetrokken.
"Waar blijven ze?" Hoorde ik Tony zichzelf afvragen.
Ik reageerde maar niet. Tony zou het zeker niet op prijs stellen als ik liet merken dat ik hem had gehoord.
Mijn aandacht werd getrokken door een klein, rood lampje dat aansprong. "Tony?" Vroeg ik wijfelend.
Hij keek op en toen naar het kleine, rode lampje. "Zeg me dat het niet waar is!" Riep hij uit.
"Wat niet waar is?" Vroeg Natasha. Ze had 'pauze' en zat op de achterbank. In haar handen hield ze haar geweer gereed, klaar om Lucas bij te staan zodra het nodig was.
"Dit kan gewoon niet waar zijn!" Ging Tony verder.
"Wat kan niet waar zijn?" Drong Natasha aan.
"De tank." Tony's stem was niet veel meer dan een fluistering.
"Wat is er met de tank?" Vroeg ik ongeduldig.
"We moeten tanken." Raspte Tony.
"Tanken?" Riepen Natasha en ik tegelijk.
Tony knikte teneergeslagen. "En snel ook."
"Maar dat lukt ons nooit!" Riep ik. "Er is hier niks! We zitten midden in de woestijn! Waar dacht je te gaan tanken?"
Tony deed zijn mond open om iets te zeggen, maar Lucas onderbrak hem.
"Recht voor ons," Hijgde hij. "een stad."
We keken allemaal hoopvol naar voren. In de verte werden de contouren van een stad zichtbaar worden.
"Dat moeten we zien te halen!" Riep Tony. "Het is misschien wel onze enige kans!"
"We hebben een doel!" Riep Natasha. "Laten we ervoor zorgen dat we het halen!" Ze ging weer uit het raam hangen. Ik zag haar de trekker overhalen en achter ons mannen bang roepen.
We hadden een doel. Nu moesten we het alleen nog zien te behalen.
Door deze gedachte verliet de paniek mijn lichaam. Ik was nog wel bang, maar dat was juist gezond. Zonder angst kende je je grenzen niet. Kortom; het gaf me een goed gevoel om een doel te hebben.
Tony trok verschillende onderdelen uit de auto. Hij gooide ze op de achterbank.
"Wat ga je doen?" Vroeg ik.
"Wacht maar." Zei Tony. Hij kroop op de achterbank en begon te knutselen met de onderdelen.
Na vijf minuten gaf Tony me een klein bolletje. "Weet je wat het is?" Vroeg hij geheimzinnig.
"Nee." Antwoorde ik.
"Moet je eens goed opletten." Tony maakte het raam bij mij open. Hij stak zijn hand naar buiten en gooide het bolletje naar achteren. "Bukken!" Riep hij naar Natasha.
Natasha stelde geen vragen en liet zich meteen naar binnen glijden. "Wat was dat voor klein ding?"
"Kijk maar achter je." Zei Tony.
Ik keek achter me. Even gebeurde er niks. De auto's reden nog even hard als daarnet. Het enige verschil was dat ze nu in formatie reden.
"Ik zei niks bijzonders." Natasha wilde zich alweer omdraaien toen we een harde knal hoorden.
Ik keek door de achteruitkijkspiegel en zag een reusachtige ontploffing. Ik zag een steekvlam van wel twintig meter. Even snel als de steekvlam gekomen was, verdween hij ook weer, een grote rookwolk achter latend.
Ik keek weer voor me. Tot mijn grote angst zag ik dat we snelheid aan het verliezen waren. De stad kwam wel steeds dichterbij. We waren er bijna.
Ik kon het niet laten en keek weer in de achteruitkijkspiegel. De rookwolk trok al op en ik zag brandende auto's liggen. Sommige waren niet veel meer een geraamte van wat ooit een auto was.
Tony staarde schaapachtig voor zich uit. "Dat was een groter knal dan ik verwacht had." Zei hij nerveus.
Ik voelde me warm worden van binnen. Stiekem keek ik over mijn schouder naar Tony. Zijn haar was vet en zijn kleren vies. Uitdrukkingloos keek hij door het raam naar buiten. Hij was geschrokken van de gevolgen van zijn 'creatie'.
Ik voelde vlinders in mijn buik. Nee Steve. Sprak ik mezelf streng toe. Het kan niet zo zijn dat je iets voor hem voelt.
Ik ging met mijn hand door mijn haar. Het was ook vet, net als dat van Tony. Nu deed ik het weer. Dacht ik. Ik moet hier mee ophouden. Tony heeft Pepper al.
Een onbehaagelijk gevoel bekroop me. Ik schudde mijn hoofd. Ik moest ophouden zo te denken. Ik was Steve Rogers. Ik was een soldaat. Soldaten werden niet verliefd op andere soldaten, dus ook niet op andere collega's.
Voor mij stak een vrouw over. Ik wilde toeteren, maar Tony had de claxon gebruikt om een noodsignaal te verzenden.
Wacht, Dacht ik. Er stak een vrouw over? Ik keek om me heen en zag huizen staan. We hadden het gehaald, we hadden de stad bereikt!

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top