-2-
Ik bleef altijd dicht bij de kust. Ik had nieuwe kleren nodig, en ik moest mijn vader vinden, zonder hem, zonder zijn macht was het vijf keer moeilijker om terug als vroeger te gaan leven. Alhoewel, de macht van mijn vader was ook in pieken en kloven. Het is al te zien hoe hij het kan vinden met Barbossa. Maar als alles goed en normaal zou gegaan zijn, moest hij nu in Singapore zijn. Hij is altijd is Singapore rond deze tijd van het jaar. Ik had al al John's wapens in zee gegooid of zelf gehouden. Hij zou zo bijkomen, of toch dat hoop ik. Ondertussen was de nacht al gevallen, en de lichten van Singapore kwamen dichter en dichter. Uiteindelijk kwam ik bij het strand aan.
Laat ik je een tip geven, als je ooit een grote sloep met een lompe man erin op het strand moet slepen is dat best zwaar, het beste wat je doet is eerste de man eruit halen en dat de sloep op het strant trekken. Één nadeel, hij is nat. Voor ik de sloep verliet en john die nog lag te soezen op het strand, nam ik een deken mee van uit de sloep. Ik sloeg hem zo om me heen dat het leek op een mantel met een geïmproviseerde kap. Ik was halverwege het strand toen ik gekreun hoorde. Wanneer komt de goddelijke dag dat ik niet word onderbroken in alles wat ik doe? Ik draaide me om en zag John met zijn hand op het geraakte deel van zijn hoofd liggen. Hij was bijgekomen, ik moest hem dus meenemen.
Mijn hoofd deed erg veel zeer. Het leek alsof er duizenden kogels heen en weer gingen in mijn hoofd. Ik had het wel kunnen zien aankomen dat die slet me met haar stok op mijn hoofd zou slaan. Alweer liet ik een kreetje van pijn los. We waren niet meer in een sloep, ik lag op een vaste ondergrond, wat leek op...Op...Zand?
'Kom, opstaan, er is werk aan de winkel,' zei een stem. Ik voelde hoe een voet in mijn zij werd getrapt. Langzaam opende ik mijn ogen en zag een fronsende piraat boven me. Het was ondertussen al nacht.
'W...Waar zijn we?' Kon ik met moeite uitbrengen.
'Singapore, of in de haven van Singapore. Er is vlak bij het enige restaurant op vaste bodem, ik denk dat iemand als jij het wel zou leuk vinden even vaste grond te voelen.' Langzaam werd alles duidelijk, de plaats, de geluiden, de situatie. Ik stond snel recht en zag dat Nina een soort deken om haar had geslagen. Zo leek ze minder op te vallen.
'Singapore?! Maar het krioelt hier van de piraten, ze zouden je zo vermoorden!' Rond haar lippen verscheen een lachje, alsof ze kattenkwaad ging uithalen.
'Dus je heeft wel iets om me?'
'Nee, als je zegt dat ik mee moet en ze vermoorden jou dan komen ze achter mij aan...Ik kijk niet achter het leven van een piraat.'
'Mij best, het enige wat je moet doen is mij het woord laten doen. Je zwijgt in alle talen als we binnen zijn,' zei ze koel. Wat zou ze in godsnaam zoeken in Singa...Pore. Nina draaide zich om en liep al voorwaarts.
'Kom je nog?' Riep ze me achter.
Haastig liep John achter me aan. Ik hoop dat hij dit echt niet verpest anders zijn we dik in de puree.
'Je komt je vader zoeken he?' Vroeg John, ik liep de trappen op en stopte bij de deur.
Ik negeerde zijn vraag en klopte aan. Er schoof een luikje open bij de deur, er keek een dikke roste dame door. Annie. Mijn gezicht was wel verstopt onder mijn kap maar toch leek Annie me ergens te herkennen.
'Wachtwoord?' Vroeg ze.
'Piraten en Rum,' zei ik.
'Lieve god, Nina?' Ik lachte naar haar. Snel deed ze de deur open en ik glipte naar binnen. De herberg zat stampvol oude zeebonken met flessen rum in hun hand en mooie meisjes met een kort rokje op hun schoot. Er klonk veel muziek en gelach. Maar nergens was er een bekend gezicht.
'Nina!' Riep iemand me. Ik draaide me om en zag dat John tegengehouden werd door Annie die hem maar kwaad aankeek.
'Het is goed Annie, hij hoort bij mij.' Met tegenzin liet ze John door die bang achter mij kwam staan door. Wat normaal was aangezien Annie twee keer zo groot was als John, ze had veel spieren...En vet had.
Ze wende haar aandacht terug op mij en keek als een engel. Ze kwam op me af en sloeg haar armen vol spek rond me heen.
'Nina! O Nina, ik kan het niet geloven dat je nog leeft! O we hebben je allemaal zo gemist. Iedereen zei dat je dood was, was je in David Jones kist?' Ik kon niets zeggen, mijn hele gezicht werd tussen haar borsten geduwd.
'Kan...Niet...Ademen...'
'O, grutjes,' zei ze en liet me los. Ik hapte naar adem en wankelde even op mijn voeten.
'Dank je Annie, ik heb je ook gemist, en nee ik was niet dood, ik was een slaaf van de VOC.' Ondertussen was mijn kap afgevallen.
'Oh, arm schaap. Je vader was echt droevig toen hij hoorde dat je dood was. Hij werd bloeddorstig en gemeen. Zelf meneer Gibbs, zijn beste vriend was bang van hem.'
'Zijn ze hier? Is papa hier?' Annie's gezicht fleurde op.
'Ja! Ja ze zijn hier, sins gisteren. Ga maar door, ze hebben een privé kamer gevraagd. Ik weet niet waarom, maar dat zijn ook niet mijn zaken. De zaken van de black Pearl he.' Haastig liep ik door, de trap op. John deed er alles aan om niets of niemand aan te raken. De bovenverdieping zat vol met privé kamers voor mensen die niet in de gelag kamer wilde zijn. Ik stopte bij de vierde deur en luisterde goed.
'Ik vraag je nu nog een laatste keer, meneer. Weet je iets, maakt niet uit wat, over Hektor Barbossa?' Vroeg Jack. Voor hem zat een angstige man, zat als zot.
Angstig schudde hij zijn hoofd.
'N...Nee...Me...Meneer,' stotterde hij. Jack snoof. Het was al de zoveelste die ze ondervraagden. En niemand wist waar Barbossa was of wie hij was. Laat staan dat ze wisten wat hij van plan was.
'Ken je iemand die dat wel zou weten?' Vroeg meneer Gibbs. Jack was bij het haardvuur gaan staan en staarde in de vlammen.
'J...Ja,' stammelde hij.
'Wie als ik vragen mag?' Vroeg Gibbs.
'J...James Attwood. Hij...Hij werkte voor...De...Tweede keizer.' Jack draaide zich om, hij kende die naam. En hij verachte die naam.
'James Attwood? Die zeekoe? Waar is hij?' Jack's ogen vernauwden van pure woede. En dat merkte iedereen.
'T..Tur...T...Uga,' zei hij.
'En wat doet hij daar? Hoort hij niet aan boord te zijn van de Black Pearl?'
'H...Hij is...Ontslagen...Meneer,' en dat was het laatste wat hij zei. Want Jack keek hem aan als de dood. Meneer Gibbs slikte even, uit angst.
'Ontslagen? Wat heeft hij dan verkeert gedaan? De arme James, zijn laatste missie om mijn dochter te doden heeft hij goed gedaan. Hektor was vast wel trots op hem.' Niemand zei iets. Iedereen kende het verhaal van de nacht waarop Nina stierf, het was bijna even bekend als de legende van Zerzura of David Jones.
Jack haalde zijn sabel uit en legde hem op de schouder van de arme man.
'Zeg op! Wat heeft hij gedaan? Of vind je de dood leuker?' De deur ging open, er klonken voetstappen op de houten vloer. Maar Jack keek niet op. Zijn ogen bleven gefocust op de man. Gibbs keek naar de mensen die binnenkwamen. Hij kon het haast niet geloven en liet een kreetje los. Voor hem stond een uitgemergeld meisje met lang pik zwart haar en bruine ogen. Ze had een donkerblauw deken om haar geslagen. Zelf door haar witte en vuile huid was ze te herkennen.
'Onmogelijk,' mompelde meneer Gibbs. Hij tikte met een bevende hand op de arm van Jack.
'Wat?' Snauwde hij. Hij volgde de blik van Gibbs en zag zijn dochter staan.
Mijn vaders ogen werden groot toen hij mijn gestalte zag staan. Ik deed mijn kap af en keek hem recht in zijn ogen. Er rolde een traan over zijn wang.
'Laat me raden je bent de Pearl weer kwijt?' Vroeg ik.
'Nina? Hoe, je was..,' Stamelde hij.
'Dag pap, ik hoop dat ik niet te veel heb gemist.' Papa kwam op me af en omhelsde me stevig. Hij rook alsof hij zich in jaren niet meer had gewassen met een vleugje rum. De geur van thuis.
'Nina, je bent er echt,' zei hij. Hij liet me los en keek me aan. Zijn ogen waren gevuld met vreugde.
'Ik wist wel dat je nog leefde,' zei hij.
'Ja ja, kom zeg op, ben je de Pearl weer kwijt?' Papa glimlachte, waarbij hij zijn gouden tanden onthulde. Hij had weer zijn rare bewegingen van vroeger te pakken. Het deed me deugd hem zo te zien. Al goed dat ik zijn bewegingen niet had geërfd.
'Ja, Barbossa heeft de Pearl, al sins je d...Verdwijning.' Zei Gibbs. Ik wende me van mijn vader af en vloog ook Gibbs om de nek.
'Ik heb je gemist,' zei ik. Gibbs klopte geruststellend op mijn schouder.
'Ik ook,' zei hij.
Nog niemand van de piraten had me door, en dat was geruststellend. Het was een raar gevoel om de echte Jack Sparrow van zo dicht te zien, zonder dat hij mij ziet. Natuurlijk had ik de kapitein al eerder ontmoet. Maar dat was lang geweest. En ook niet zo dicht. Toen stond ik een veilige twee meter van hem. Maar nu was het anders, hij was gewapend, en dicht. Hij had zijn dochter die ook nogal kan vechten, zo word verteld. En die man, Gibbs. Ik zag de man die Sparrow had ondervraagd voorzichtig wegkruipen naar de deur toe. Hij keek me angstig aan. Hij dacht vast dat ik hem iets zou doen. Maar ik glimlachte vriendelijk naar hem. En dat stelde hem gerust, hoop ik. Hij glipte door de deur. Ik staarde hem na, in alle repte om zo snel mogelijk weg te komen stortte hij zich van de trap.
'Papa, nee, het is goed, dat is John.' Hoorde ik Nina zeggen. Ik keek om en zag Jack met zijn geweer op mijn hoofd gericht staan. Hij gaf me een schuine glimlach. Zijn gouden tanden blonken.
'John...Westhall zeker? Ik heb je al eens gezien,' zei hij. Ik glimlachte nerveus. Nog steeds dat het geweer op mijn hoofd gericht stond. Mijn leven ging af van een zijden draadje. Hij wende zijn geweer af en keek me vriendelijk aan.
'Jonge man! Jij ziet er goed uit, en slim. Jij kan ons vast wel aan een schip helpen. Aangezien je hoge positie.'
Ik rapte al mijn moed samen, ik vreesde deze man...Deels. Maar ik deed wat ik moest doen.
'Ik help geen piraten, daar staat de doodsstraf op.' Jack begon te lachen. Duidelijk van plezier.
'Oh, jongen, je bedenkt je vast wel nog. Dat heeft de jonge heer Turner ook eens tegen mij gezegd. En kijk waar hij nu staat. Je kent toch Turner wel he?' Ik kende de naam Turner van horen maar kon er geen gezicht op plakken. Jack zag me denken en vulde de lege gaatjes op.
'William Turner, zoon vaan bootstrap Turner. Hij is de kapitein van de vliegende Hollander. O, die moet je vast wel kennen. Het was namelijk ik die hem aan die schitterende baan hielp.'
Ik trok een wenkbrauw op. 'Een baan als kapitein van een piratenschip? Dat is niet echt een mooie baan.'
'Ieder zijn mening...' Het leek alsof hij nog iets wilde zeggen maar hij werd onderbroken door meneer Gibbs.
'Jack, je vergeet Elisabeth,' zei hij.
'O ja, Elisabeth Swan, ooit dochter van de gouverneur van Londen, nu kapitein van de Empress. De keuze is aan jou.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top