-16-
'Je hebt me niet verteld dat er nog piraten waren!' Schreeuwde Po. Faye rolde met haar ogen. Daar had ik niet aan gedacht, en is dat zo erg?
'Nou en? Je kunt best wat vrienden maken...Die niet dood zijn.' Snauwde Faye terug. Po snoof, wat dacht dat kind niet wel?
'De bemanning van mijn vader komt hierheen. Ze pikken het niet als er nog meer piraten zijn...Levende piraten.'
'Laat me raden, dat zijn juist de piraten die ze zoeken?!' Vroeg Faye met een opgetrokken wenkbrauw.
'Als je het zo goed begrijpt waarom laat je het dan gebeuren!'
Po moest zijn best doen om niet te woedend te komen. Dat zorgt alleen maar voor meer problemen.
'Daar kan Faye niets aan doen. Zorg jij maar dat je eerst de situatie beter kent, Doje.' Zei een stem. Po keek op naar de deur en zag een man staan met bruin haar. Zijn kleren leken al dagen niet meer gewassen. Als hij niet zo op Faye leek zou hij zeggen dat het nog een piraat was. Dat moest vast John zijn. Faye's broer. Faye's gezicht lichte op. Er verscheen een warme glimlach op haar gezicht en vloog in de armen van haar broer. John leek eerst niet te weten wat er gebeurde.
'Hey, Zusje, je hebt me toch al gezien daarjuist?' Vroeg hij. Ze glimlachte van blijdschap. Even rolde er een traan over haar wang.
'Ja, maar ik ben zo blij dat je er bent.' Zei ze. John beantwoorde haar knuffel. Po voelde een steek van jaloezie door hem heen gaan. Hij was zelden jaloers. En toch. Hij wende zijn blik af en probeerde te luisteren wat zijn vader zei in de kamer onder hem. Maar hij hoorde niets... geïrriteerd slaakte hij ene zucht. Hij haatte het gevoel van nutteloos zijn.
'Ze willen Nina nog steeds,' fluisterde John in het oor van zijn zus. Po wilde net om kijken naar de twee maar hield zich tegen.
'Wat?! Ik dacht dat je niets gaf om dat piraten meisje, John ze is een piraat!' John liet zijn zus los en keek vol schaamte.
'Het is moeilijk uit te leggen. Maar...Het is beter aan haar om dat te doen. Luister, ze mogen Nina niet krijgen.' Faye keek haar broer vol argwaan aan.
'Als mijn vader iets wil dan doet hij er alles aan om dat te krijgen.' Mompelde Po. John maakte zich los van zijn zus en keek Po aan.
'Hoe bedoel je?' Vroeg hij.
Po moest lachen om de blik van John. Het was duidelijk dat hij Salazar nog niet tegen het lijf was gelopen.
'Ik bedoel wat ik zeg, als mijn vader op Sparrow's dochter uit is zal hij niet rusten voor hij haar heeft misschien...' Po stopte zijn zin en spitste zijn oren direct. Hij liep haastig naar het raam en tuurde er door heen. Hij wist zeker dat hij iets gehoord heeft.
'Wat is er?' Fluisterde Faye. Hij stak zijn hand op ten teken dat ze moest zwijgen. Een deur op de benedenverdieping werd zachtjes geopend. Voetstappen klonken op de tegels.
'Er zijn hier nog meer piraten, misschien twee, maar niet meer,' fluisterde Po.
John draaide zich grof om en beende de kamer uit. Op de voet gevolgd door zijn zus. Hij liep van de ene gang richting de andere. Eerst wist niemand waar John heen ging. Tot Po zich herkende. Hij heeft hier gelopen.
John stopte bij een witte deur. Het was stil aan de andere kant. John opende zonder iets te zeggen de deur. Po ging niet naar binnen. Hij wist wat er zat, daar hoefde hij niet aan herinnerd te worden.
'Storm en Eric zijn hier, ze zoeken vast achter James.' Zei John. Voor een paar lange minuten werd er niets gezegd.
'Dan moeten we hier weg zei ene meisjes stem.' De dochter van Jack Sparrow.
'Dat kan niet, Salazar is beneden. Hij zoekt achter jou, de weg gelopen bruid.'
Mijn hele wereld stond op zijn kop. Ja, ze zochten achter me. Dat wist ik. Maar dat er een derde kapitein in het zelfde huis was als ik. Dat was veel. Plus nog het feit dat die Storm en Eric hier waren voor James. Ik voelde de littekens van de de smidse waar ik twee jaar door hem heb gezeten kloppen. Alsof ze weer vers aangebracht waren. Maar het kon me niet meer schelen. Wat had ik gedaan om dit allemaal te verdienen? Het enige wat ik wou was een rustig leven. De zeven zeeën bevaren zonder al deze onnodige zorgen. Ik sloeg mijn handen voor mijn gezicht. Ik kan het niet opnemen tegen het triumviraat. Niet in mijn eentje. En er is ook niemand zo dom het op te nemen tegen het triumviraat. James keek me aan, alsof het de eerste keer is dat hij me zag.
'Wat?' Snauwde ik. John stond nog steeds zenuwachtig in de deuropening.
Hij boog zich naar me toe. Zijn woorden klonken zo zeker dat niemand er nog maar aan twijfelde aan de waarheid.
'Ik weet wat je wil, ik kan het je geven,' zei hij. Ik trok een wenkbrauw op.
Hoe kan hij dat nu denken? Na alles wat hij me heeft aangedaan! Hij heeft me verraadde. Het was puur verraad. Hij heeft me voor dood achtergelaten. Hij heeft me aan de gieren gegeven!
'Jij zot!' Riep ik uit, ik wilde al op hem gaan springen. Hem wurgen, in stukken hakken en verbranden. Hem naar het diepste van de hel sturen. En hij zou het toelaten.
'Hoe durf je!' Schreeuwde ik. Ik nam een mes dat aan mijn dijbeen was gebonden en hief het omhoog.
'Jij weet niets! Helemaal niets! Hoe durf je medelijden te hebben! Alsof je me kent! Je bent niets meer dan een simpele parasiet!' Ik liet het mes naar beneden komen. In volle vaart. Recht gericht op zijn hart. Hij gaf geen kik. Mijn armen werden tegengehouden vlak boven James zijn borst. Ik voelde twee paar handen aan mijn schouders trekken. De vloer werd al snel voelbaar onder mijn stijve rug. De dolk werd uit mijn handen gestampt.
'Nee! Laat me los!' Schreeuwde ik. Haar de handen hielden me op mijn plek.
'Laat me los!' Schreeuwde ik weer. Maar het gaf geen centimeter. Een hopeloze zaak.
'Nina rustig! Kalmeer, rustig.' Het gezicht van John werd duidelijker. Hij keek bezorgt, en angstig. Was hij voor mij benauwd? Dat ik hem iets zou aandoen? Of was hij benauwd omdat ik me zo gedraagde. Dat ik zo wit heet was van woede.
'Rustig....Je moet echt rustig worden.' Het schoppen en verzetten werd minder. Er speelde weer een glimlach op zijn mond.
'Ben je rustig?' Vroeg hij bezorgd.
'Ja, ik denk het wel.' Antwoordde ik.
'Ik ga je nu loslaten, ga je dan niet terug James aanvallen?' Vroeg hij. Ik ademde diep in en blies vervolgens de lucht terug uit.
'Nee, ik zal het niet doen.'
'Beloof je het?' Vroeg hij.
'Ja, ik beloof het.' De druk op mijn schouders werd minder. 'Mooi zo,' zei John. Ik ging terug recht zitten en zag drie paar ogen op mij gericht. Ze keken stuk voor stuk vol afschuw. James was een hele stuk verder gaan zitten. Naast hem stond John's zus...Faye. In de deur opening stond een jongen. Hij had een wat grijze huid en een gebarsten gezicht. Zijn haar zweefde in het rond. Hij miste ook een stuk van zijn been.
Één van Salazar's mannen? Ik keek hem geschrokken aan. Was hij de jongen op de gang? Dus het was waar, er bestond een wandelende dood. Ik wende mijn blik af.
'Ik eh...Sorry,' zei ik. Vooral tegen James.
'Het is niets, niet mee inzitten.' Zei hij. Geruststellend, al werkte het niet zo. Ik voelde mijn wangen blozen.
'James heeft een goed idee,' sprak het meisje. Ik keek haar aan. Ze leek inderdaad erg op John. Ik had haar nog niet veel horen praten. Ze keek niet naar mij. Ze keek meer naar John en de jongen van Salazar.
'We moeten ze helpen ontsnappen. Po, als we jou vader even kunnen afleiden dan...'
Maar de jongen die Po noemde schudde zijn hoofd.
'Ik weet niet als ik wel met jullie ga mee doen. Mijn vader gaat erg kwaad worden. Ik ga jullie niet verraden of tegen werken, maar ik zal ook niet meedoen,' Zei hij. Faye, of zo dacht ik dat ze noemde zuchtte.
'Oké dan, als we kapitein Salazar kunnen afleiden kun jij, Nina, samen met James en zijn vrienden ontsnappen.' Ze sprak mijn naam uit als vergif.
'Nina, het spijt me, het spijt me echt wat ik je heb aangedaan. Ik wil het erg graag goedmaken. Ik, Storm en Eric denken er al lang over om het Triumviraat aan te vallen. En ik denk dat je ze nu ondertussen even erg haat als ik. Dus, wil je met ons mee werken? Wil je je bij The Skulls and Bones voegen?' Zijn ogen stonden smekend. Ik zag dat hij het meende. Misschien was hij nog niet zo vreselijk. Maar als ik me bij hen aansloot zou ik kunnen hebben wat ik al die tijd zo graag wilde. Vrijheid. Ik zou een eigenschip kunnen pikken. Hij zou niet zo fantastisch zijn als de Empoleon maar het zou iets zijn. Misschien, als het triumviraat eindelijk verslagen was konden we weer leven volgens de code. Het leek te mooi om waar te zijn. En nu kreeg ik die kans. We zouden samen de keizers verslaan. Stuk voor stuk. Dan zou mijn vader wel trots zijn. Waar hij nu ook geobsedeerd door is. Ik wist dat ik nu geen hulp van hem kon verwachten. Of Will en Elizabeth. Ze kregen samen een kindje. Zij zouden ook gelukkig zijn. Samen met mij, samen met papa. Samen met iedereen. Dat lag nog zo ver weg, maar ik had de weg erna toe gevonden. Dankzij James. Oh, god, nooit gedacht dat ik het nog zou zeggen. Dat ik hem nog dankbaar over iets zou zijn. Ik glimlachte, dit idee stond me aan. Alles zou weer als voorheen kunnen zijn.
'Ik doe mee',zei ik trots.
---
Sorry, alweer een kort hoofdstuk. Maar we zijn bijna aan een spannend deel. En bijna aan het einde van dit boek. En zoals je misschien al vermoed. Iemand anders zal dit van me overnemen. Omdat het...Nou ja, ook gedeeltelijk haar idee was. Dus je vind het tweede boek ( of zo iets) op de pagina van LucyRavenscar .
Ik hoop dat je het even leuk zal vinden van haar. Ik zal net zo benieuwd zijn als jullie.
Groetjes!
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top