-11-

Faye zat op de rotsen van het strand, ze verzamelde kleine schelpjes samen met haar vriendin Lisbeth. Daar zou ze later een armband van maken, misschien voor haar zelf. Misschien voor haar moeder. Misschien voor John. Als die jog terug kwam. Ze keek over de zee, de golven waren gigantisch hoog. En de wind blies hevig.
'Faye!' Riep Lisbeth. Faye keek om en zag haar vriendin zwaaien. Snel kwam ze haar tegemoet.
'Moet je kijken wat ik heb gevonden,' zei ze hijgend. Ze opende haar hand en er lag spiraalvormig schelpje in.
'O, die is perfect!' Riep Faye tevreden uit. Ze nam de schelpjes van Lisbeth over en stopte ze in haar zak. Die kon ze gebruiken als afwerking. Ze konden iets lager hangen dan de andere. Lisbeth liep weer weg opzoek naar schelpjes. Ook Faye richte haar aandacht terug op de grond. Ze zag jog net een klein oranje krabbetje weg lopen tussen de rotsen.
'Waar ben je bang voor kleintje?' Vroeg ze zich hardop af. Ze voelde het water op haar huid spatten van een kapotte golf. De zee blies door haar haar. De geur van zeezout overstemde. Aarzelend liep ze naar het verste punt van de rotsen. Daar waar ze de golven kapot maakte zodat ze niet over het land stroomde. Ze strekte haar armen uit en sloot haar ogen. Ze snoof de zeelucht op. Soms voelde ze zich de baas van de zee. Voor haar ogen, amper een meter verder brak er weer een golf tegen de rotsen. Maar ze stapte niet weg, ze deinsde niet terug voor het water. Soms toen ze klein was, dacht ze dat ze zeemeerminnen kon horen zingen. Haar kamer was dan ook vlak bij de zee. Dat kon natuurlijk niet. Mensen hadden niet zulke goede oren. En toch, ze had altijd gehouden van de zee. Ze speelde dan op het strand, en dook in de zee. Ze kon haar adem heel lang ophouden. Dat had ze al toen ze klein was geleerd, vroeger dook ze altijd diep in zee om de verloren stad te bewonderen die hier vlak aan de kust lag. Er lagen nog vele Romeinse spullen. Munten, juwelen, nu en dan een standbeeld van een god of godin. Faye opende haar ogen terug. Ver aan de horizon zag ze een schip opdoemen. Het was heel klein, maar zichtbaar. Ah, dat waren vast weer schepen van haar vader. Ze wilde opnieuw haar ogen sluiten toen ze een bel hoorde ringkelen.
'Piraten!' Riep de man vanuit het kraaiennest.'Piraten! En ze komen heel snel!' Haastig liep de man de trappen af opzoek naar beschutting.
'Faye!' Riep Lisbeth. Ze zwaaide wild met haar armen,' kom!' Riep ze.
Faye keek nog eens naar het piratenschip die nu al veel dichter was. Het was een zwart schip met vele gaten. Alsof het al eens in brand had gestaan. Met een schok drong het tot haar door welk schip het was. En ze zaten diep in de nesten. Snel holde Faye naar Lisbeth toe. In het dorp waren ze al in paniek aan het rond rennen.
'Ze zijn er al bijna! Welk schip kan zo snel varen? We halen het nooit! We moeten nog voorbij de haven, we zitten als ratten in de val! We...'
'Lisbeth! Focus! Rustig blijven. We komen er wel,' zei ze op het zelfde moment dat ze over de dijk van de haven liepen. Ze zag over het water vele mannen over water lopen. Maar ze waren rustig, ze hadden geen wapens bij. Ze kwamen dus niet om te plunderen.
Sommige mannen hadden maar een half gezicht. Andere missen hun hele buik terwijl hun schouders boven hun heupen zweefden. Ze hadden allemaal de zelfde grijze huidskleur.
'We zijn er bijna,' zei ze toen ze net tegen iemand aanliep. Geschrokken keek ze om.
'O, sorry meneer, het waááááá...' zei ze. De man voor haar was groot, zijn gezicht was licht grijs. En zijn huid was gebroken, hij had een verbrande Spaanse uniform aan.
Kapitein Salazar, de derde keizer. Hij grijnsde breed naar Faye.
'Ben jij Faye Westhall?' Vroeg hij beleeft. In zijn stem lag een rare toon die gewoon niet te beschrijven valt.
Faye knikte aarzelend. Ze was nog nooit zo dicht bij ene piraat geweest. Nog nooit, laat staan dat er eentje tegen haar praat. Het gaf haar een akelig gevoel. Hij nam haar arm vast. Ondanks hij ondood is, ondanks hij een geest is is hij best sterk. Faye wilde haar arm terug trekken, maar goe meer ze wiebelde en trok, hoe meer hij zijn grip verstevigde.
'Nu is je vader wel verplicht om met me te onderhandelen,' zei hij.

'Ok, de beste manier om je zwaard te hanteren is in je rechter hand, hem niet te strak houden.' Jiff en Chris staarden Nina na terwijl ze uitleg gaf. Eigenlijk luisterden ze totaal niet, ze waren meer aan het kijken, hoe haar haar golfde. En haar ogen glinsterden als ze in het licht kwam te staan. Ze was zo mooi, maar ze zou nooit uitgaan met iemand als Jiff. Een klunzige, stinkende, kleine jongen die niet eens weet hoe je moet vechten zal even daten met de beroemde kapitein Nina Sparrow. Nooit, zal dat plaats nemen. Al droomt hij er wel s'nachts van. Dat ze alleen zijn op het dek, aan een tafeltje. Romantisch onder de sterrenhemel. Met een fles rum en wat achtergrond muziek. Ze dansen samen, het beste kopel die ooit heeft gedanst. Ze volgde precies zijn passen, zijn bewegingen. Ze wist wat hij ging doen. En dan...Dan kussen ze. Een heerlijke lange kus. Dan voelt Jiff zich helemaal gelukkig. De warmte verspreidt zich over zijn lichaam. En ze kust hem dan nog eens. En dan zegt ze:'Jiff? Mag ik je iets vragen? Wil je altijd bij mij blijven? Dan kunnen we samen de zeeën bevaren. Wat denk je daarvan, Jiff? Jiff?'
'Jiff! Waar zit je met je gedachten!' Riep Nina uit. En Jiff krimp in elkaar.
'Neem dat zwaard nu aan, mijn armen krijgen krampen, en doe een klein gevecht met Chris.' Aarzelend nam Jiff het zwaard van Nina aan en ging tegenover zijn vriend staan. Wat moest hij nu doen? Eh...Wat was de bedoeling? Chris ging hem toch niet doden? Hij was zijn beste vriend. Maar Chris glimlachte kwaadaardig.
'En...Start!' Riep Nina uit. En direct zette Chris de aanval in, hij haalde zijn zwaard naar boven en liet hem neer komen op Jiff. Zo snel als zijn reflexen konden werken kaatste hij het zwaard af.
'Stop! Nee, nee, Jiff. Je moet hem bovenhands pareren, dat had ik toch uitgelegd? Kom, opnieuw...Eeeen...Start!' Riep ze opnieuw. En alweer zette Chris als eerste de aanval in. Bovenhands pareren? Hoe moest dat in godsnaam? Had hij maar beter opgelet. Ook Jiff haalde zijn zwaard naar voor en hield het lemmet van Chris tegen. Hun zwaarden klonken op elkaar, ze vormden een x in de lucht. Jiff voelde hoe Chris probeerde door te duwen, hij wilde indruk maken op Nina. En hij had wél opgelet. Chris schoof zijn zwaard van die van Jiff. Jiff stelde de verdediging op om weer een aanval van Chris te pareren. Maar...die kwam niet.
'Stop!' Riep Nina. Ze liep naar het tweetal toe. Jiff's hart leek uit zijn borst te willen springen. Hij kon zijn ogen niet van haar af halen. Had hij het goed gedaan?
'Goed gedaan Chris, heel mooi. En Jiff...' Nina keek hem streng aan, aarzelend wat ze zou zeggen. Jiff's moed zonk hem in de schoenen.
'Heel goed, probeer alleen wat dichter bij het gevest te pareren zodat het lemmet van de tegenstander naar de pareerstang kan schuiven. En het is de bedoelen dat jij de tweede keer de aanval in zet...je verdedig...'
Jiff zou nooit weten wat ze zou zeggen, want John Westhall kwam de ruimte in wandelen. Hij wandelde sierlijk, je zou denken dat hij na al die tijd bij piraten zijn al iets had overgenomen. Maar dat bleek niet het geval te zijn. Hij leek nog altijd te hoffelijk.
'Nina? Je vader wil je spreken.' Zei hij waarna hij een blik wierp op Jiff en Chris.
'Ok, zeg hem maar dat ik kom,' zei ze. John liep terug weg, gelukkig. Maar de manier waarop John had gekeken naar Nina stond op zijn oogvliezen gegrift. Ook Nina keek op die manier naar hem. En Jiff had al voldoende mensen gezien die zo naar elkaar keken om te weten wat dat betekende.
'Ik verwacht jullie hier overmorgen terug, om het zelfde uur. En zorg dat je wat geoefend hebt, en zeker jij Jiff.' Zei ze waarna ze haar zwaard terug in de schede om haar riem stak en achter John aan liep.

John stond me op te wachten net buiten de grote zaal, waar ik een paar matrozen leerde zwaardvechten. Hij leek nu meer dan ooit als een hoffelijk persoon. De piraat in hem was uitgedoofd als een kaarsje sins hij wist dat we koers zetten naar Londen. Hij heeft nooit echt op een piraat geleken, zijn manier van bewegen. Op de manier hoe hij liep, of zijn zwaard hanteerde. Het gevolg van jaren lange etiquette. Hij keek me aan met zijn blauwe ogen.
'Wat wil mijn vader?' Vroeg ik. Hij rechte zijn schouders waardoor hij groter leek. Nu pas zag ik ook dat hij zijn kleren nettjes had gewassen en zijn hemd keurig in zijn broek stak.
'Hij wilde je spreken, al wat ik weet is dat de tweede keizer hier is geweest. Wie dat ook mag zijn.' Ik knikte, en samen liepen we richting mijn vader's hut. Er ging een ongemakkelijke stilte tussen ons, noch ik, noch John wilde die verbreken.
'Wat zal je doen als je terug in Londen bent?' Vroeg ik hem.
'Waarschijnlijk als eerste naar huis, onze villa ligt net aan de kust en je hebt een goed zicht op de zee. Mijn zus raapt er soms schelpen.' Zei hij.
'Je zus? Ik wist niet dat je een zus had. Hoe noemt ze?'
'Faye, ze is twee jaar jonger dan mij', zei hij. Ik knikte, ik wist niet wat ik moest zeggen. Ik had nooit een broer of zus gehad. Nooit ruzie om het beste bed. En als papa weer eens te veel rum had gedronken moest ik hem alleen veilig thuis zien te raken.
'Ik wou je graag Londen laten zien, maar aangezien ze elke piraat arresteren en veroordelen zal dat moeilijk gaan.' Zei John plots.
'Wel, ik denk dat mijn vader op iets uit is in Londen, dus ik heb een gevoel dat we niet na twee uur al weg gaan', zei ik. En john glimlachte naar me.
'Kunnen jullie nu even stoppen met romantisch doen?' Vroeg de stem van meneer Gibbs. We keken geschrokken op en zagen hem staan wachten in de deuropening. Met een bedrukt gezicht liepen ik en John de hut in. Papa zat te spelen met zijn kompas en plaatsen aan te duiden op de kaart.
'Je vroeg naar me', zei ik. Papa keek op en glimlachte. 'Nina! Ja, ik had je nodig. Ik wil een paar dingen met je bespreken', zei hij terwijl hij wuifde met zijn hand naar meneer Gibbs en John. Meneer Gibbs verliet de hut in alle discretie maar John bleef koppig staan.
'Ik ga niet weg', zei hij. Papa stond op en liep op zijn typische Sparrow manier naar John.
'John, kom eens hier', zei hij en hij sloeg zijn ene arm om de schouders van John.
Met zijn andere hand gebaarde hij terwijl hij sprak.
'Dut zijn kapiteins zaken, iets voor echte piraten. En jij bent nog geen piraat. Snapie?'
'Ik zie het probleem niet waarom ik weg moet', zei hij.
'Oh, nee John. Zeg niet.. ' probeerde ik maar het was al te laat.
'Het probleem is niet het probleem. Het probleem is je attitude over het probleem.' Zei hij met een glimlach. Maar John haalde alleen zijn wenkbrauw omhoog.
'Ok dan, blijf. Maar alles wat wie hier zeggen zul je niet door vertellen aan je beste vriendjes in Londen.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top