8) Geen goed idee!
Snow raasde voort en wist kennelijk precies waar Ardala heen wilde; naar Ulinië dus. Ardala probeerde diep in en uit te ademen (dat ging erg moeilijk op de rug van een paard) om wat te kalmeren. Zacht suste ze in zichzelf dat het mocht wat ze deed, dat het prima en begrijpelijk was, maar eigenlijk geloofde ze het zelf niet. Alessio zou vast boos worden, waar was ze nou eigenlijk mee bezig? Ze kon waarschijnlijk niet eens door de poorten komen zonder vermoord te worden.
Toch bleef ze Snow aansporen en reed ze verder. Haar nieuwsgierigheid was misschien wel haar zwakste punt; op Aarde was dat geen probleem geweest. Daar had ze enkel een boze moeder gekregen, hier kon ze neergestoken worden. Of ik-weet-niet-wat ze hier allemaal deden. Wie weet hakte ze wel handen af als je iets gestolen had - Ardala kreeg de rillingen bij de gedachte alleen al.
***
Snow kwam tot stilstand toen de muur in het zicht was. De deuren waren, zoals verwacht, dicht, en achter de muur zag je een hoge toren waar vast en zeker boogschutters in zaten. Ardala besefte dat als ze binnen wilde komen, ze een list zou moeten bedenken. Misschien dat ze een spion was, die nu weer terug naar Ulinië ging?
Misschien moest ze gewoon zeggen wie ze echt was, en dat ze wilde kijken of ze wel aan de goede kant vocht. Ja, dat was het beste idee. Het was een belachelijk idee, maar nog steeds het beste.
Ze steeg af van Snow en liet heb achter. Hij zou wel op haar wachten. Zoals ze al verwacht had, werd er een raam open gedaan in de toren. Een boog werd op haar gericht.
'Wie ben je en wat kom je doen?' riep de man. Hij zag eruit als een soldaat; maliënkolder, leren kleding eronder en een helm op.
'Ik heb voor Ulinië gespioneerd in het kasteel van prins Alessio van Yangola!' riep Ardala. Hopelijk vroeg hij niet verder. De boog werd weggehaald en het raam gesloten. Twijfelend liep ze verder. De poorten openden zich en de wachter stond voor haar.
'Naam?' vroeg hij op barse toon.
'Anna van Wijshusch.' verzon Ardala stotterend. De man vond het kennelijk goed en liet haar door. Aan de andere kant van de muur veranderde het landschap in één klap. De besneeuwde rotsen waren nergens meer te bekennen en ze hadden plaatsgemaakt voor groene heuvels vol bloemen.
'Kom maar mee, de Burchtheer zal vast wel benieuwt zijn naar je ontdekkingen.' zei de soldaat. 'Onder welke Burchtheer werk je?'
'O...' slikte Ardala. 'Ehm... je weet wel, die ene... Ik-ik trek meestal rond, dus eigenlijk meerderen...' De soldaat knikte.
'Burchtheer Anlon zeker?' vroeg hij. Ardala knikte snel, al wist ze niet hoe ze er met "die ene" onderuit was gekomen. De soldaat ging haar voor en ze liepen over de prachtige weilanden. Na een krappe vijf minuten had Ardala het al stikheet, snel deed ze haar warme cape uit en stroopte haar mouwen op. De soldaat keek haar raar aan.
Het landschap was geweldig; tussen de weilanden en bloemen door stroomden glasheldere beekjes waar de vreemdste dieren uit dronken. Het mooiste vond Ardala het donkerrode hertje, dat uit een beekje aan het drinken was en helemaal niet schok toen ze langsliepen, maar met grote bambie-ogen naar het tweetal staarde.
Na een aantal minuten lopen moesten ze een hoge heuvel op, en eenmaal boven kon Ardala de hoofdstad van Ulinië bewonderen. Het leek totaal niet op de hoofdstad van Yangola. De huizen waren niet van grijze stenen maar vrolijk wit geschilderd. De deuren en kozijnen hadden allerlei kleuren, waardoor alles er super vrolijk uitzag. Overal waren felgekleurde bloemen, bankjes en lantarenpalen.
'Wouw, het is prachtig...' mompelde Ardala zonder erbij na te denken. De soldaat keek haar vreemd aan. 'Ik bedoel, ik ben zo lang weg geweest...' De soldaat liep verder en snel volgde ze hem. Ze liepen door de drukke, warme straten van de stad en alle mensen staarde haar vreemd aan om haar winterkleding. De bewoners van Ulinië hadden veel vrolijkere kleding aan; de vrouwen korte, gekleurde jurken met een regenboog, bloemen of iets anders. De mannen droegen korte broeken en simpele shirts, het leek wel wat op de kleren van Aarde, maar dan met fellere kleuren. Het vreemdste was het haar; soms blond, soms een vreemde lichte kleur: groen, roze, lila, blauw...
Ze liepen het drukke centrum weer uit en aan de andere kant van de stad stond een enorm, wit gebouw. De soldaat klopte en algauw werd er open gedaan, door een dienstmeisje. Over haar korte gele jurkje zat een lichtblauw schortje.
'Deze is terug van het bespioneren in Yangola. Breng haar naar burchtheer Anlon.' zei de soldaat en hij liep weg. Wat een onbeschofte man. Het dienstmeisje leidde Ardala een paar gangen door en trappen op, en klopte toen op de deur.
'Wat?' riep iemand. Het meisje slikte.
'Er is iemand terug van het spioneren in Yangola, heer.' zei ze en Ardala wiebelde van het ene been naar het ander van de zenuwen. Moest ze echt gaan vertellen? Moest ze liegen?
'Kom maar!' riep de stem van binnen. Ardala liep bibberend naar binnen. De kamer was licht en met veel ramen, een grote man zat op een stoel. Hij droeg dezelfde kleding als andere mannen, maar dan duurder en in combinatie van een grote hoed met een veer. 'Zeer verrassend.'
'Goedendag, heer.' zei Ardala om de stilte te verbreken en ze maakte een klein buiginkje.
'Zeer verrassend.' herhaalde de burchtheer. 'Want er is helemaal niemand voor mij gaan spioneren in Yangola. Wie ben jij, meisje?'
'I-ik ben Anna van Wijshusch.' zei Ardala, die met de minuut meer wilde dat ze de leugen over het spioneren niet had verzonnen.
'Waarom zeg je dat je bent gaan spioneren?'
'Ik..' stamelde Ardala, op zoek naar nog een leugen. 'Ik wilde u ontmoeten, heer.'
'En waarom heb je bruin haar en was je aan de andere kant van de muur?' zei de burchtheer langzaam. Ardala slikte en mompelde iets wat veel op "twasknie" leek. De burchtheer leunde naar achter. 'Ik weet niet wie jij bent, Anna van Wijshusch, maar je blijft in de kamer die je zo krijgt, tot je bereid bent de waarheid te vertellen.
En Ardala wist dat ze diep, diep in de problemen zat.
***
Ik wil heeeeeeeeel graag weten wat jullie ervan vinden, dus laat een reactie achter! Het word vanaf nu wat spannender, nu ze met haar gave bezig kan en zo. En waarom is ze dan ook zo dom om naar Ulinië te gaan? Pff. (Heb ik helemaal niet bedacht of zo.)
Doeiiiii
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top