5) In de stad.

'Kun je paardrijden?' vroeg Alessio. Ardala haalde haar schouders op en keek naar de twee paarden die de prins aan de teugels had. Een was zwart, de ander wit.

'Geen idee. Maar ik wil het wel proberen!' zei ze. Ze had als klein meisje wel eens op een pony gereden, en er altijd naar verlangt op een echt paard te rijden.

'Stap maar op, dit is Snow.' zei Alessio met een knik naar het witte paard. Ardala zuchtte over hoe erg die naam te verwachten was en stapte met moeite in het zadel. Ze was niet klein (1,72), maar dit paard was heel groot. Alessio sprong op het zwarte paard, dat Black bleek te heten, ook al zo origineel.

Ardala voelde zich meteen goed op het paard. Ze spoorde hem aan en hij begon te draven. Alessio bleef vlak naast haar tijdens de rit en dat gaf haar een veilig gevoel.

Het landschap was prachtig. Ze reden over een smal zandpad dat tussen de besneeuwde heuvels door slingerde, her en der stond er een boom en het wemelde van de dieren. Iets was Ardala niet had verwacht, op een plek waar het altijd winter was. Na een halfuur rijden kwamen ze bij een grote poort in een muur.

'Is de stad ommuurd?' vroeg Ardala verbaast. Alessio keek haar raar aan.

'Natuurlijk!' riep hij uit. 'Hoe moeten we anders de oorlog doorkomen? En wilde dieren buiten houden? Er zijn hier wolven en ook beren, al blijven die meestal wel in de bossen. Maar de wolven komen bijna iedere nacht. Wie zich in het donker buiten de poorten waagt, ziet niemand ooit meer terug.'

Ardala kreeg een slappe "o" uit haar mond en ze reden de poort binnen, die open was gedaan toen de wachters Alessio zagen. Hij had niet erg koninklijke kleren aan. Een zwarte broek, zwart shirt, zwarte laarzen en een zwarte cape. Net als bij hun eerste ontmoeting. Maar het stond hem goed, dat kon Ardala niet ontkennen.

Ze keek haar ogen uit toen ze eenmaal door de poort waren. De straten waren met ongelijke klinkertjes bedenkt en alle huizen zagen eruit alsof ze zo de Middeleeuwen binnengestapt was. De huizen waren gemixt met winkels vol eten, boeken, perkament, speelgoed en meer. Toen ze een eindje verder gereden waren, twee straten door en een hoek om, kwamen ze bij een plein. Het was een bruisende markt, langs de rand stonden kraampjes met luid roepende verkopers ("Het mooiste garen, het fijnste draad!", "Met deze prachtige rozen kunt u makkelijk thuiskomen!") en een heleboel mensen die kriskras door elkaar heen liepen.

Alessio hielt halt en Ardala volgde zijn voorbeeld. Een tijdje keek ze naar alles, want alles was anders dan ze gewent was. Mensen droegen lange mantels en sommige hadden een wollen muts op. De kraampjes waren volgestouwd met alles wat je maar kon bedenken, ook nutteloze bijgeloof spulletjes. Ze hoorde een koopman schreeuwen: 'Met deze hanger om uw hals zult u veilig zijn voor de wolven!'.

Na een paar minuten hoorde ze iemand anders roepen. "Prins Alessio!". Eén voor één zonken de mensen op hun knieën. Ardala keek sprakeloos naar de enorme menigte, die met gebogen hoofden naar de grond keken.

'Sta maar weer op! Ik leid iemand rond.' riep Alessio en iedereen stond op, maar keek hem nog steeds verwachtingsvol aan. 'Dit is Ardala, zij is gekozen door de Raaf en zal ons land redden!' Iedereen begon te juichen en Ardala voelde haar wangen rood worden. Ze glimlachte verlegen en na een tijdje ging iedereen weer door met zijn bezigheden.

'Kom mee, ik wil je iets van buiten de stad laten zien.' zei Alessio alsof er niks gebeurt was. Dit was natuurlijk normaal voor hem, dat iedereen op zijn knieën zakte en begon te juichen. Ardala knikte en al snel waren ze weer door de poort. Alessio spoorde zijn paard wat meer aan en ze volgde hem maar gewoon, niet weten wat ze anders zou moeten doen.

Toen ze eindelijk afstegen en zich op de grond lieten zakken, waren ze in een totaal andere omgeving. De heuvels hadden plaats gemaakt voor kale rotsen en als Alessio niet snel een dik kleed uit een van zijn zadeltassen had neergelegd, hadden ze niet kunnen gaan zitten door de sneeuw die nog steeds alles bedekte.

Bibberend leunde Ardala tegen Alessio aan.

'Vins je het mooi hier?' vroeg Alessio. Het klonk als een zucht die aan zijn mond ontsnapte.

'Ja.' zei Ardala net zo zacht. 'Maar ik mis mijn familie ook. En mijn thuis.' Ze keek Alessio aan. 'Je bediendes zijn nou niet de meest vriendelijke mensen die ik ooit heb ontmoet. Nyree is zo stijf.'

'Zeg haar dat het van mij mag.' zuchtte Alessio. Ardala keek hem niet-begrijpend aan. 'Zeg het gewoon.'

Hun ogen vonden elkaar en Ardala's longen werden tegen elkaar geperst. Zijn ogen. Zo mooi. Zo zwart. 

Zijn hand streelde die van haar en de wind leek even te gaan liggen. Zijn gezicht bewoog naar voren en stopte toen hun neuzen elkaar bijna raakte. Ardala voelde haar hard in jaar keel en haar buik ontplofte.

Ze was verlieft.

Ze was verlieft op een prins.

Ze was verlieft op iemand met zwarte ogen.

Alessio.

'Het is tijd om te gaan, vind je niet, prinses?' zei Alessio's stem. Ardala hoorde het en bleef in zijn prachtige, zwarte ogen kijken. 

Hij noemde haar prinses.

Prins en prinses.

En ze leefden nog lang en gelukkig.

'Ja.' fluisterde Ardala. 'Het is tijd om te gaan, prins.'

Ze stonden op en Ardala kreeg haar hersens weer een beetje helder. Ze stegen op hun paarden en reden heel rustig terug, in het maanlicht naar elkaar kijkend en ze zwegen.

Het was al aan het schemeren toen ze hun paarden aan een stalknecht gaven en het paleis binnenliepen. Ze namen een klein avondmaal en zeiden elkaar goedenacht.

Ardala liep de gangen door naar haar kamer en duwde de deur open. Ze waste zich met het water, dat alweer ververst was en liet zich op het bed zakken. Een paar minuten later kwam Nyree binnen en herinnerde Ardala zich wat Alessio had gezegd.

'Het mag van Alessio.' zei ze zacht. Op Nyree's gezicht was de verrukking af te lezen.

'Vrienden?'

'Vrienden!'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top