Hoofdstuk 2.2

'Kom maar mee,' zegt de jongen en hij grijpt mijn hand vast. Ik voel me net een klein kind die aan de hand begeleidt wordt door de moeder.

Helaas, ik slaap nog steeds.

We lopen door een groot gebouw, het ziet eruit als mijn school. Ik herken de bouw, het materiaal en de lange glazen gang waar we ons nu in bevinden. Ik kijk omhoog naar de lucht. Regen tikt zacht op het glas en het dak, wat ik om een één af andere reden een vrij rustgevend geluid vind.

De jongen trekt zacht aan mijn arm en houdt zijn andere hand in de lucht. 'Kijk maar om je heen, je weet vast wel waar we nu zijn.'

'Ja,' frons ik. 'In Atlas, in de school.'

Hij knikt goedkeurend. 'En in welk jaartal denk je?'

Ik kijk hem met grote ogen aan en laat mijn binnenstromende gedachtes langzaam op me inwerken.
'We zijn in het verleden...'
Ik twijfel even over mijn volgende woorden maar spreek ze, ondanks dat ik ze belachelijk vind klinken toch uit.
'En je bent een tovenaar, dit is de oude tovenaars school' alle stukjes beginnen op de goede plek te vallen, ik kan het nauwelijks geloven.

Maar het is een droom, vertel ik mezelf nog een keer. Alles kan.

De jongen knikt 'inderdaad, heel goed, we lopen even rond om te kijken of je zelf nog op het jaartal kan komen.' Ik knik en loop achter hem aan. De hoge plafonds, smalle gangen, grote lokalen komen me bekend voor. Alleen de inrichting is heel anders. Hier en daar hangt een schilderij. Mijn blik valt op een schilderij met een tovenaar die hoog op een troon zit, zijn trotse blik geeft me de kriebels. Er zit geen beweging in het schilderij, en toch voelt het alsof de persoon in het schilderij leeft.

Daarnaast hangt nog een schilderij, ik probeer te bedenken wat het kan voorstellen en geef mijn fantasie de vrije loop. Het doet me denken aan een slagveld. Wazige grijze strepen, willekeurig geplaatst met rode vlekken erop, alsof iemand er een pot rode inkt op heeft laten vallen.

De donkere ogen van de jongen kijken me geduldig aan. 'Het is nu pauze, kom maar eens mee naar de hal.' Hij loopt op hoog tempo verder, zijn cape wappert achter hem aan. Hij kijkt even op een oude klok; twaalf uur 's middags. Ik volg hem met een klein drafje en kijk de aula rond. Er zijn nauwelijks mensen of andere wezens te bekennen. Overal wordt gefluisterd, niemand praat hardop. Zou dat verboden zijn?

Er hangt spanning in de zaal, gelijk toen ik binnen kwam voelde ik het al. Ik word er zenuwachtig van, het is zo extreem dat er niet te missen valt dat er iets niet klopt. Het gevoel dat ik maar beter kan wegrennen omringt me nu van alle kanten en ik doe mijn best om niet in elkaar te krimpen en rechtop te blijven staan.

'Dit moet in de oorlog zijn,' concludeer ik fluisterend. De stilte zorgt er automatisch voor dat je nauwelijks durft te bewegen, laat staan te praten.

De jongen knikt weer 'erg slim...' hij staart voor zich uit en lijkt even van de wereld. Zijn gezicht staat ernstig alsof alle nare herinneringen weer naar boven komen. '2326, begin van de opstand,' zegt hij dit keer wat harder. 'Ze verstaan ons niet, praat maar hardop we zijn onzichtbaar.' Zegt hij doelend op de andere mensen, of als ik mezelf en de jongen moet geloven: tovenaars.

Ik speur de aula rond, mijn blik blijft hangen op een jongen die er precies zo uit ziet als de tovenaar naast mij. Hij zit afgezonderd van de rest en schrijft geconcentreerd in een boekje.

'Hey, Anto!,' Roept iemand en hij gaat naast de jongen die schijnbaar Anto heet zitten. Iedereen kijkt geschrokken toe en de kleine, blonde jongen wordt rood van schaamte. Ze beginnen zacht te praten. Anto lacht en geeft hem een speelse duw.

'Jij bent Anto of niet?,' vraag ik. De jongen naast mij knikt en blijft naar de jongere versie van zichzelf kijken. Eigenlijk is hij niks veranderd, alleen zijn ogen staan nu anders... donkerder, alsof ze veel te veel gezien en meegemaakt hebben en ze nergens meer van schrikken. 

'Ik heb liever dat je me Theo noemt, Antonius Cornelius Theodoor is mijn volledige naam.'

Ik trek een raar gezicht en kijk hem aan, 'nu lul je maar wat,' zeg ik. Wie heet er nou zo. Hij schudt zijn hoofd en grijnst breed, 'ik heet echt zo, ik ben nou eenmaal een tovenaar.'
Hij recht zijn schouders en kijkt mij trots aan.

Als ik zijn ego nu niet letterlijk zag groeien zou ik hem niet serieus genomen hebben. Ook al moet ik toegeven dat hij er wel heel erg indrukwekkend uit ziet, zelfs voor een tovenaar is dit nog bijzonder. Hij draagt een bepaalde blik en sfeer met zich mee die mijn haren af en toe overeind doen staan.

Als de andere jongen met Anto in zijn schrift mee probeert te kijken stopt hij het snel weer terug in zijn tas. Ik loop wat dichterbij om met ze mee te kunnen luisteren, Theo volgt me.

'Hoe staat het er voor B?' vraagt Anto met opgetrokken wenkbrauw. 'Heb ik al gewonnen?'

De jongen die B genoemd werd schudt zijn hoofd. 'Shane heeft één stem meer,' zegt hij een vinger in de lucht houdend. Anto balt zijn vuisten en staat op, 'wat!? Dat kan niet,' zegt hij zacht maar dreigend. 'Léa stemt op Shane...' mompelt B. 'Misschien kan je haar nog ompraten.'

Ik probeer het gesprek te volgen en erachter te komen waar het over gaat. Theo merkt het, 'dit gaat over wie van de leerlingen in het schoolbestuur mag. Ik was best wel chagrijnig want Shane was me altijd met alles voor,' hij lacht humorloos. 'Wie is Shane?' vraag ik nieuwsgierig. Theo kijkt even rond. 'Die daar,' wijst hij.

Ik kijk naar de richting van zijn vinger en zie een opvallende, jongen met sneeuwwit haar. Hij staat tegen de muur geleund en praat of beter gezegd; flirt, met een meisje. Haar haar is zo zwart als inkt, het zit in een hoge, sportieve staart gebonden. Haar huid heeft een warme karameltint en haar ogen zijn paars, alsof ze licht geven. Samen zien de twee er adembenemend uit, allebei op een hele andere manier.

De jongen leunt casual naar haar toe en draait een van haar haarlokken om zijn vinger. 'Dus Léa, je hebt vanavond wel tijd toch?' vraagt hij zacht en hij grijnst zelfvoldaan.

Ze knikt, 'ja tuurlijk, ik ben benieuwd wie er wint dus ik kom zeker kijken,' ze lijkt niet heel erg onder de indruk van Shane en kijkt naar de grond. De jongen knikt goedkeurend. 'En euh...' hij bijt zacht op zijn lip en kijkt haar doordringend aan. Zijn turquoise ogen nog indrukwekkender dan die van Carice, twinkelen. Het lijkt alsof hij Léa elk moment kan bespringen maar ze lijkt het niet te merken en als ze het merkt dan verbergt ze het goed. Ze schenkt zijn gevoelens geen blik waardig en kijkt verveeld de zaal rond.

Theo staat gespannen naast me en ik merk dat hij zich nog steeds mateloos aan Shane irriteert.

Vergeleken met Shane lijkt Theo bijna een normaal mens.

'Kijk me niet zo aan en let op,' zegt hij een beetje geërgerd alsof hij weet wat ik denk.

Ik kijk weer naar Shane en Léa. 'Je hebt toch wel op míj gestemd hè?' vraagt Shane. Toch zegt iets in me dat hij al lang wist dat haar antwoord ja was. Even doorkruist hij zijn blik met de jonge Anto en hij zucht diep en vermoeid. Léa knikt alleen maar en ze loopt onhandig, alsof ze Shane wil ontwijken met een boog bij hem weg. 'Ik ga even met Anton praten,' mompelt ze en ze snelt richting Theo junior.

'En dit is hoe ik de stemmings ronde won,' zegt Theo met een kleine glimlach.

'Was dit het? Waarom liet je me dit zien?'

'Dit was nog niet alles, we gaan zo nog wat verder in de tijd. Dan wordt alles duidelijk,' hij pakt mijn handen weer vast en staart voor de tweede keer in mijn ogen.

Alles wordt weer kleiner, maar dit keer was ik erop voorbereid dus het voelde minder vervelend als de vorige keer.

Zodra het weer voelt alsof we grond onder onze voeten hebben laat hij mijn handen los. Dit keer zijn we in een klein schuurtje beland. De jongere versie van Theo staat daar weer door een boek te bladeren. Voor hem staat een reusachtige ketel met een paars-kleurige vloeistof erin. Boven de ketel zweven wolkjes rond. Hoe dichter we naar de ketel lopen hoe kouder de lucht wordt.

Een harde knal vult de ruimte. De deur wordt zo hard opengezwaaid dat hij bijna uit zijn scharnieren vliegt. Shane loopt naar binnen. 'Wat denk je wel niet wat je aan het doen bent!' schreeuwt hij in paniek. Het zweet staat op zijn voorhoofd en zijn ogen zijn rood omringt. Zijn witte haar is grijs van het zand en andere vieze stoffen. 'Laat dat boek los! Laat ons met rust, blijf uit Léa's buurt! De familie Ellis is te goed voor jullie Theodoors!' Snauwt hij buiten zichzelf van woede.
'Hoe vaak moet ik het je nog vertellen!? Hoe lang gaat het duren voordat je weg gaat!? Ik ga niet heel mijn leven achter je aan te lopen om te zorgen dat je niks doms doet, niemand vermoord en dat je niet probeert de wereld over te nemen of wat de hel je ook maar van plan bent!' Shane heft zijn hand en een paarse gloed komt van zijn handpalm af. Ik kijk nog een keer goed naar zijn hand om zeker te weten dat ik me niks verbeeld heb. Het valt me op dat Shane zijn ringvinger mist.

De jonge Theo doet zonder te twijfelen gelijk hetzelfde en klemt het boek stevig onder zijn andere arm. Hij kijkt kwaad naar Shane en slaat zijn eerste slag door een grote zwaaibeweging te maken. Shane beweegt zo snel dat het nauwelijks zichtbaar is maar hij houdt, welke spreuk Theo ook op hem af vuurde tegen.

Uit reflex duik ik zelf iets aan de kant, het kan me niks schelen dat ze me niet kunnen zien, over voelen heeft Theo me niks vertelt. Ik wil geen risico's nemen.

Er barst een groot gevecht uit en de ene naar de andere spreuk wordt afgevuurd. De tovenaars lijken erg aan elkaar gewaagd en zien er beiden niet uit alsof ze dit gevecht ooit gaan opgeven.

Theo blijft het boek vasthouden en probeert met al zijn kracht de ketel te beschermen.

Dan maakt Shane een onverwachte beweging en drukt een mes tegen Theodoors keel. Hij fluistert iets wat ik niet kan verstaan en gooit een knalgeel drankje over het boek in Theo's handen. Theo's ogen worden groot van angst en hij staart naar het boek. Shane laat hem voorzichtig los en hijgt zacht en uitgeput door het gevecht dat hier net nog plaats vond. In het rode boek wat Theo vasthoudt ontstaat een draaikolk. Theo laat het boek vallen en probeert weg te rennen maar de wind rukt aan zijn benen en hij verliest zijn grip op de grond. Alsof er iets onzichtbaars aan zijn benen trekt wordt hij het boek in gezogen en verdwijnt alsof hij er nooit geweest is.

Met een harde klap val ik op de grond, terug in mijn eigen hoofd. 'Wat was dat?' vraag ik verbijsterd. 'Sorry de herinnering stopt daar, ik weet niet wat er daarna gebeurde.' Theo loopt wat heen en weer en kijkt even fronsend naar zijn nagels. 'Dat is dus hoe ik hier beland ben,' hij kijkt naar de grond. Ik knik 'wat was dat voor een drankje? En wat deed je met dat boek?'

Hij gaat zitten in de kleermakerszit en trekt aan de touwtjes van zijn cape zodat die losgaat. Hij gooit het aan de kant en steunt even met zijn hoofd op zijn handen. Ik kijk hem twijfelend aan, hij lijkt er niet aan te willen denken maar dan heeft hij pech. Ik wil het toch weten.

Zijn gezicht betrekt even en er schieten tien emoties tegelijk over zijn gezicht die ik niet allemaal kan plaatsen, het verward me.

'Dat boek...is een familie-erfstuk, net zo belangrijk als de staf begrijp je?'

Ik schud mijn hoofd, 'ik dacht dat een staf was om mee te toveren.'

Hij lacht schamper, 'rot toch op, ik ben Harry Potter niet. Het enige waar een staf voor dient is status, macht en familie-erfstuk,' zegt hij droog.

'Maar dat boek was belangrijk, je kon er mensen in opsluiten. Ik wilde er de oorlog mee eindigen. Shane stond duidelijk niet aan mijn kant, hij haatte me, wilde mij en al mijn ideeën voor eens en altijd vernietigen. Ik dacht altijd dat het kwam doordat hij jaloers was. Ik had Léa, ik had de schoolraad-verkiezingen gewonnen en mijn familie was minstens net zo belangrijk als de zijne. Ik was de enige persoon die hem stopte van al zijn slechte plannen. Hij wilde mens en tovenaar bij elkaar brengen. Wat in de oorlog natuurlijk hetzelfde als zelfmoord was.' Er valt een korte stilte.

'Sommigen waren het met hem eens,' vervolgt hij zijn verhaal. 'Als ik er niet was waren we al lang dood. In oorlog moet je onderduiken, wachten tot de mensen je bestaan vergeten zijn en het slechts een legende is.' Hij dwaalt steeds verder weg in zijn gedachten, terwijl hij maar door blijft ratelen over alles wat hij wel niet van Shane en zijn ideeën vindt. Ik ga voorzichtig tegenover hem zitten alsof hij slaapt en ik hem niet wakker wil maken.

'Shane en zijn familie waren slecht, hij pestte en treiterde me dag in dag uit, maar ik wil er niet meer aan denken dus alsjeblieft geen vragen meer,' zegt hij zacht. Hij ontwijkt mijn blik en staart leeg voor zich uit.

'Mag ik nog een paar dingen vragen, alsjeblieft?' Zeg ik zijn woorden negerend.

Hij knikt met tegenzin en kijkt mij strak aan. Zijn lippen trillen een beetje en hij kijkt mij leeg aan.

'Waarom ben ik hier? En hoe lang zit je hier al?' Dat laatste vroeg ik zo zacht mogelijk, ik wil niet nog meer nare herinneringen bij hem op roepen en had al spijt van mijn vraag voordat ik die gesteld had.

'Na ongeveer dertig jaar ben ik de tel kwijtgeraakt. En jij bent hier alleen maar omdat je dit boek geopend hebt. Meer niet, je zou me natuurlijk kunnen helpen maar ik denk niet dat je dat kan.' Hij lacht schamper. Dat had hij niet moeten zeggen. Ik kijk hem gelijk kwaad aan, ik kan er erg slecht tegen als mensen op die manier over mij praten. ''Ik kan je heus wel helpen hoor,' zeg ik bot. 'Maar zo te horen wil je dat zelf niet.'

Hij kijkt plots op, zijn ogen staan scherp en oplettend als een wild dier dat zijn prooi opwacht.

Hij staat soepel, zonder zijn handen te gebruiken op en grijnst klein, 'oh nee Nix, je zou het nog geen dag volhouden,' zegt hij uitdagend en hij leunt onheilspellend naar mij toe.

Zijn onverwachte, steeds veranderende gedrag werkt op mijn zenuwen maar ik laat me niet van de wijs brengen.

'Kom maar op, wat moet ik doen?' Vraag ik terwijl ik ook op sta. Hij lacht zacht, 'je bent een mensen kind en nog een vrouwelijk soort ook, wees alsjeblieft niet zo zeker van jezelf.'

Ik snuif en sla mijn armen over elkaar.

Hij haalt een rol perkament uit zijn zak en rolt die uit. 'Lees dit maar eens door, dit is hoe je mij hieruit kan halen. Hoe je alles wat Shane gedaan heeft ongedaan kan maken. Iedereen zou je dankbaar zijn,' hij laat een korte stilte vallen. 'Als het je lukt tenminste.'

Ik pak de rol van hem over en lees. Ingrediënten verzamelen, ingrediënten voor het toverdrankje waar Theo al die jaren geleden aan begonnen is. Het drankje waarmee hij op wat voor manier dan ook de wereld wou redden van een zinloze opstand tussen tovenaar en mens.

Helemaal onderaan staat een lijntje waar ik mijn handtekening op moet zetten. Ik lees alles nog een keer goed door opzoek naar kleine lettertjes, maar ook op de achterkant staat niks.

'Als je alle ingrediënten hebt dan kan je mij bevrijden,' legt Theo uit. 'Met het drankje wat ik maakte kan je goede daden verrichten. Mij redden valt daar ook onder. En aangezien je er toch niks anders meer mee kan omdat de oorlog voorbij is, is dat het beste wat je er mee kan doen. Als je het niet verpest natuurlijk,' voegt hij er weer aan toe.

Ik knik en werp hem een moordende blik toe, 'heb je een pen?' Hij voelt wat in zijn broekzakken en haalt ze binnenstebuiten. Hij pakt er een zwarte veer uit en geeft die aan mij. 'Hiermee kan je schrijven. Heel erg bedankt.' Zo ernstig als zijn blik net nog was, zo vrolijk is het nu. Hij glimlacht breed en wrijft even snel door zijn ogen. Ik pak de veer aan. Het voelt raar. Een vage tintel schiet door mijn hand en ik kijk naar de punt. Het is net een balpen in de vorm van een veer. Ik lees het nog een laatste keer door.

'Waar wacht je op Nergen, twijfel je opeens? Het is toch máár een droom, dit kan helemaal niet. Welke sukkel gelooft er nou in tovenaars.' Herhaalt hij mijn gedachten hardop. Theo geeft me een plagend duwtje, ik draai mijn ogen. 'Kijk maar uit, straks bedenk ik me nog.' Ik zet de veer op papier en zet mijn handtekening: N.Nergen.

Wat was dat een aparte droom.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top