Hoofdstuk 2.1
De volgende dag loop ik de bibliotheek binnen. Ik heb een lange schooldag gehad en het is inmiddels al vijf uur. Rosalinde de Bruin, onze voormalige Nederlands lerares, die nu met pensioen is en voor haar lol uren in de bibliotheek rondzwerft, staat al op me te wachten. Ze kijkt even op haar horloge en glimlacht klein. 'Precies op tijd, kom binnen.' Ze maakt een overdreven zwaai gebaar met haar armen alsof ze de hele bieb tevoorschijn tovert. 'Kijk gerust even rond, ik geef je zo wat opdrachten. En kijk daar eens even in.' Ze praat zo snel dat het even duurt voordat de boodschap tot me doordringt en ik kan reageren.
Ze houdt een klein sleuteltje voor mijn neus en glimlacht breed. Ik pak het voorzichtig aan. Ze wijst naar een kastje, 'daar liggen nog wat boeken die leuk zijn voor je verslag.' Ik glimlach, ik heb het nooit vervelend gevonden om van Rosalinde les te hebben. Ze straalde heerlijk veel energie uit en praatte aan één stuk door waardoor we nooit aan ons werk toe kwamen. Maar dat maakte haar nooit uit, ze hield van verhalen en volgens mij is ze nog gelukkiger hier in de bieb dan ze was in het klaslokaal.
Het enige wat ze hier mist is gezelschap, nu ze dat heeft kan haar dag vast niet meer stuk.
Ik loop naar het houten kastje en ga er op mijn hurken voor zitten. Het kastje is ten grootte van een bureau en staat strak tegen de muur aan. Ik druk de sleutel in het slot en draai er wat mee. Ik trek aan het deurtje maar er komt geen beweging in. 'Kom op Nixine waar zijn je spierballen!?' roept Rosalinde vanaf de andere kant van de kamer.
'Het wil gewoon niet open!' Mompel ik een beetje geïrriteerd terug en ik geef nog een keer een harde ruk aan het kastje, er klinkt wat gekraak en toch komt er maar geen beweging in.
Met mijn spieren is echt niks mis, ik heb wel eens van die tijden dat ik uit frustratie elke dag ga trainen.
Even geleden had ik zelfs wat lichte blokjes voor elkaar weten te krijgen, maar die zijn nu ook wel weer verdwenen.
'Niet opgeven, het gaat gewoon erg stroef want het is lang niet geopend!'
Ik frons, 'hoe weet u dan dat hierin zit wat ik nodig heb?'
De kleine vrouw komt gehurkt naast mij staan. Haar korte, Zilver geverfde haar dat eerst nog los hing, heeft ze nu in een kleine knot midden op haar hoofd gebonden. Hier en daar heeft ze wat rimpels maar verder ziet ze er opvallend goed uit voor een oude vrouw. 'Geef eens hier,' ze houdt haar hand op en kijkt me aan. Ik laat het sleuteltje in haar hand vallen.
Ze draait de sleutel rustig om in het slot, beweegt het kastje een beetje heen en weer en maakt de deur zonder problemen in één keer open.
Ik kijk haar een beetje verward aan en probeer niet te laten merken wat dit met mijn ego gedaan heeft. 'Bedankt...' zucht ik zacht.
'Geen probleem, geweld is nooit de oplossing geweest Nergen.' Ze staat weer op. 'Kijk maar of er wat interessants tussen zit, deze boeken zijn alles wat ik heb over de toveropstand. Ik kom zo terug, ik ga even naar het toilet.'
Ik knik en haal vijf stapels boeken uit het kastje. Ik kijk even of er nog meer in zit en weet de lade van het kastje te openen met dezelfde sleutel. Daar zit nog een dik, rood boek in. Het doet me denken aan de verhalen die ik over Sinterklaas gehoord heb. Met zijn grote dikke boek waarin hij alles opschreef en precies wist welk cadeau bij welk kind hoorde. Wat baal ik ervan dat die man niet meer leeft. Ik had ook graag wat gewild, ook al was het maar een chocoladeletter of één pepernoot.
Door al die verhalen heb ik me een voorstelling gemaakt van hoe het zou smaken. Ooit als ik Atlas uitkom, de bewoonde wereld in wil ik ze eens proeven. Het schijnt dat het in sommige steden nog verkocht wordt rond december.
Ik schrik op uit mijn gedachten als de deur met een klap achter mijn oude docente dicht valt. Ze is weg, zou ik mijn kans pakken en gewoon naar huis gaan?
Nee dat kan ik niet maken, ze doet haar best voor mij, dan zou ik morgen dubbel op mijn donder krijgen en geschorst worden door die Siebel. Wat een zeikwijf.
Ik pak het rode boek uit de lade. Een vreemd, koud gevoel trekt door mijn armen heen richting de rest van mijn lichaam. Een naar gevoel laat mijn borst verkrampen, alsof mijn instinct het van me over neemt. Alles in me schreeuwt dat ik moet vluchten.
Van schrik laat ik het boek op de grond vallen. 'Verdomme,' mompel ik. Alleen ik zou het voor elkaar kunnen krijgen om een oud, waarschijnlijk waardevol boek kapot te maken. Ik heb slecht geslapen vannacht, dus ik zou het me wel verbeeld hebben. Snel pak ik het boek weer op. Dit keer gebeurt er niks.
De kaft voelt zacht als fluweel aan, terwijl het een gewone papieren kaft is. En toch is het ijskoud, alsof het nooit zon of warmte gekend heeft.
Nieuwsgierig open ik het boek. De seconde dat ik het boek open komt de schreeuwende dwang om te vluchten weer terug. Maar tegelijk voel ik me als een magneet aangetrokken tot het boek. Het lijkt wel alsof er twee krachten aan me staan te trekken, wachtend tot er één de overhand neemt.
Mijn nieuwsgierigheid wint het van de angst.
De bladzijdes van het boek zijn leeg en wazig. Ik probeer ze aan te raken maar grijp er dwars doorheen alsof de pagina's van mist zijn.
In mijn hoofd hoor ik een man hard lachen en ik voel me duizelig. Een gemeen ijzig gevoel steekt opnieuw in mijn hoofd, een gevoel dat nog valser is dan ijs hoofdpijn. Ik leg het boek snel maar toch zo voorzichtig mogelijk neer op de grond. Ik voel me slaperig en helder denken lukt niet meer. Het is alsof er een schaduw over me heen valt maar toch blijf ik wakker. De dwang om verder te kijken wordt alsmaar groter en groter en de angst verdwijnt als zon achter de wolken.
Ik krijg de neiging om de bladzijdes van dichterbij te bekijken. Voorzichtig buig ik voorover tot ik bijna met mijn gezicht in de mistige bladzijden zit.
Ik voel nog een keer met mijn vingers aan een pagina.
Plots begint alles om me heen te draaien en de bibliotheek lijkt kleiner en kleiner te worden, onzichtbare handen trekken aan mijn armen en benen en zuigen me op in het boek.
De duisternis neemt de overhand en langzaam verdwijn ik uit de realiteit.
Als ik mijn ogen opendoe, wie weet hoeveel later, bevind ik me in een donkere ruimte. Maar toch kan ik alles redelijk goed zien.
Weer krijg ik het nare gevoel dat ik maar beter weg kan rennen, maar als ik goed rond kijk kan ik geen kant op.
Om me heen zweven kleine en soms grote draden. Ze bewegen soepel rond, alsof ze aan het zwemmen zijn.
Dan valt mijn blik op het plafond. Mijn mond hangt een stukje open van verbazing. 'Wow,' mompel ik verwonderd in mezelf. Het hele plafond zit onder de bolletjes die weer verbonden zijn met draadjes, als één groot spinnenweb maar dan met verschillende kleuren en er komen steeds weer nieuwe draadjes en bolletjes bij.
Hoe lang zou het duren voordat deze hele ruimte volledig is dicht gegroeid?
Plots schrik ik me rot en val bijna achterover. Er staat een redelijk lange jongen voor mij, hij grijnst breed en geamuseerd. Rustig, zonder de moeite om wat meer afstand te nemen, schuift hij zijn zwarte cape van zijn hoofd. De schaduw glijdt met de cape mee zijn gezicht af waardoor ik hem nu goed kan bekijken.
Donkerbruin haar dat als springlevend gras alle kanten opstaat komt tevoorschijn en hij haalt er even zijn hand door heen.
Zijn zelfverzekerde, onverschillige blik, scherpe kaaklijn en felle koningsblauwe ogen zouden de meeste meiden laten smelten. En dan heb ik nog niet eens op zijn licht gespierde armen gelet. Ja, echt het stereotype jongen die je alleen in films ziet.
Gelijk met de komst van deze jongen beginnen mijn benen te shaken, ze willen rennen maar ik dwing ze te blijven staan. Waar zouden ze anders heen willen?
'Bevalt het uitzicht?' grinnikt hij. Zijn stem echoot door de kamer, ik hoor het weergalmen in mijn hoofd. Alsof ik het allemaal maar bedenk, alsof hij een stem in mijn achterhoofd is. Ik schud mijn hoofd en sla mijn armen over elkaar. Doe alsof het je niet interesseert, en je niet onder de indruk bent. Dat werkt altijd. Vooral op school als mensen weer eens vernederende opmerkingen over mij of mijn moeder maken.
Ik hou mijn ademhaling goed in de gaten en tot mijn eigen verbazing stoppen mijn benen met trillen en neemt de angst af.
De jongen lacht zacht en neemt eindelijk wat afstand door heen en weer te ijsberen. 'Welkom in je eigen geniale brein...' Hij kijkt even rond naar de zwevende draadjes alsof hij ze pas voor het eerst opmerkt. 'Nixine Nergen.' Hij glimlacht even klein en wacht tot het eindelijk tot mij doordringt.
Maar het is gewoon te bizar voor woorden. Het is zelfs zo apart dat ik vergeet boos te worden omdat hij mijn volledige naam gebruikt.
'Mijn wat!?' vraag ik, ik wilde nog zo mijn best doen om niet verbaasd of ook maar een beetje verward te klinken. Aan zijn gezicht te zien is dat zwaar mislukt. Hij lacht even kort en haakt zijn arm door de mijne. Een rilling gaat door me heen en ik duw hem van me af. Hij prutst wat met de touwtjes voorop zijn cape en kijkt me schuldbewust aan. 'Ja meis, je hebt hersenen echt waar,' zegt hij geruststellend. Ik wil terug snauwen dat ik het helemaal niet zo bedoelde en dat het voor de meeste mensen gewoon niet normaal was om in hun eigen hoofd te zitten. Al helemaal niet als er ook nog een wildvreemde in rondloopt.
Maar de jongen lijkt alweer afgeleid te zijn. Hij loopt met grote stappen rond en kijkt geïnteresseerd naar de draadjes als een klein kind dat in een spannende film verdiept zit.
Nu ik beter kijk kan ik een aantal herinneringen en dingen die ik geleerd heb in de draden en bolletjes zien afspelen. Ik zie meerdere herinneringen, de meeste zijn recente herinneringen van afgelopen vakantie.
Dat dit mijn hersenen zijn, valt nu niet meer te ontkennen.
Maar wat maakt het ook uit. Het kan niet anders dan dat dit een droom is.
De jongen loopt weer naar mij toe en houdt zijn handen onschuldig op zijn rug. Hij lijkt helemaal op zijn gemak te zijn en gedraagt zich alsof hij in zijn eigen huis is.
Snel trapt hij op een van de sliertjes die onder zijn voeten door glipt. Het sliertje vlucht zo snel als licht de lucht in waar het veilig is voor de voeten van deze vreemde jongen. Een helse pijn steekt in mijn hoofd. Ik klem mijn kiezen op elkaar en grijp uit reflex naar mijn voorhoofd.
Hij lacht zacht, 'sorry, gaat het?' Hij wrijft voorzichtig met zijn knokkels over mijn voorhoofd. Ik duw zijn hand weg, 'ja het gaat, wat was dat?'
'Een herinnering, van dit moment ik wilde hem platstampen want ik denk niet dat je het een leuke vond,' geeft hij toe. 'Ik heb erger mee gemaakt,' zeg ik rustig en ik kijk nog een keer mijn eigen hersenen rond.
Hij knikt, 'ik mag je moeder wel.' Er zweeft opnieuw een bolletje binnen en hij pakt het voorzichtig vast. 'Ze is knap zeg, ze lijkt op jou,' zegt hij naar het bolletje starend alsof hij mijn gedachten eruit kan lezen.
Ik slik en dwing mezelf voor de zoveelste keer om niet aan de nare herinneringen terug te denken. Ik lach ongemakkelijk en weet op die manier mijn angsten weer weg te drukken, 'iedereen zijn eigen smaak,' grinnik ik over mijn nek wrijvend. 'Hey! Twijfel niet aan mijn smaak voor vrouwen. Ik heb een zeer goede smaak,' hij stopt zijn handen in zijn broekzakken en neemt weer die nonchalante houding aan.
De grond begint zachtjes onder mijn voeten te bonken, het lijkt wel alsof er iets vast zit. Iets groots wat er niet uit kan komen.
Ik probeer mijn evenwicht te bewaren en zet wat stappen uit de buurt van wat er dan ook onder de grond schuilt.
Gelijk daarna stopt het bonken weer.
De jongen kijkt me even onderzoekend aan. 'Stel je vragen Nergen, ik geef antwoord,' hij kijkt me geduldig aan.
'Hoe weet je dat je een goede smaak in vrouwen hebt?' vraag ik droogjes zodat ik over een luchtig onderwerp kan praten.
Hij schiet in de lach en schudt lachend zijn hoofd. 'Dat wéét ik gewoon Nergen. Maar dit waren niet de vragen waar ik op doelde.'
Ik zucht diep en speel zijn spel maar gewoon mee. Dit is toch een droom, zodra mijn wekker gaat word ik weer wakker. 'Wat doe jij in mijn hoofd?'
Hij glimlacht klein en speels, 'beetje rondkijken, ik was best wel nieuwsgierig. Niet elke puber heeft een gekke moeder en woont samen met haar oom in één huis. Maar er is nog iets, jij hebt mijn mooie, rode boek geopend. Herinner je je dat nog?'
Alweer een gesprek over mijn moeder, denk ik wat geërgerd. Kunnen mensen nou nooit een leuk onderwerp bedenken.
Dit keer begint de grond nog harder te bonken. Ik zie wat ronds omhoog komen, wat bijna door de zachte grond heen breekt maar dan weer als een katapult terugschiet de huid in.
Ik kijk de jongen vragend aan. Zou hij weten wat dit is?
'Daar praten we later over. Herinner je je het boek nog?' Vraagt hij rustig.
Ik knik, dat herinner ik me maar al te goed. De rare mist die van de bladzijdes af kwam en de ijzige kou alsof ik bevroren was. Dat boek vergeet ik niet zomaar.
En weer houdt het bonken op.
'Nou, kijk... ik,' hij twijfelt even en zijn gezicht staat plots ernstig. Bang dat ik iets verkeerds gezegd heb kijk ik hem aan. 'Ik ga je wat laten zien, dan snap je het denk ik beter. Pak mijn handen vast en kijk in mijn ogen oké?' Voordat ik iets kan zeggen of überhaupt kan reageren heeft hij mijn handen al vastgegrepen waardoor ik hem automatisch in de ogen kijk. Alles begint weer te draaien en in paniek doe ik mijn ogen dicht, als ik ze weer opendoe bevind ik me op een hele andere plek.
Zou ik eindelijk wakker zijn?
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top