90. Black
'Dus wat leer je hen schrijven?', vraag ik Qim'pho. 'Wel, we leren hen Wicks, maar we leren hen
dat ook nog te coderen. Andere staten zullen namelijk vast wel boeken over het Wicks hebben.'
'Dan is het goed.'
Ik krijg een uitrusting die gelijk is aan die van de werkelijke Eksters.
'Ren eerst maar eens naar de overkant van de zaal en terug.'
Dat is de moeite nog niet.
'Spieren al warm?'
Ik knik, hoe zeer het ook een leugen is.
'Oké, dan beginnen we hier. Ga op dit blok hier staan en spring uit stand naar het volgende. Zorg
dat je er net op landt. Hakken zijn er dus vanaf. Zorgt dat je minder snel voorover valt.'
De eerste sprong land ik midden op het blok. De tweede sprong land ik op de rand. De derde
sprong ook. De vierde niet. Die sprong haal ik überhaupt niet. Ik kan nog ternauwernood
voorkomen dat ik met mijn gezicht op de grond land. 'Staan die blokken steeds veder uit elkaar?'
'Dat doen ze. We kunnen natuurlijk niet eeuwig hier blijven. U hoeft het ook niet allemaal precies te
beheersen, als u maar een idee heeft van wat we hier doen.'
'Dat daar,', roep ik, als ik wijs naar een reeks palen. 'zou ik dat nu kunnen doen?' 'Er is daar zoveel
te doen, maar u bedoelt waarschijnlijk eroverheen lopen. Probeert u maar, het ergste dat kan
gebeuren is dat u valt.'
De afstand tussen de palen is eigenlijk net te groot voor een normale pas. Ik moet dus al lopend
springen. Ik spring naar de eerste paal. Ik houd er mijn balans niet op.
'Probeer niet tussentijds te stoppen. Als u dat beheerst is dat prima, maar u zag het net al met de
blokken. Als u door blijft lopen is het makkelijker.'
Ik probeer het nog een keer. Ik kom verder, maar haal het einde niet.
Ik probeer onder aanwijzing van Qim'pho nog wat meer dingen, maar al snel ben ik weer weg.
'Ik ben onder de indruk. Ga zo door.'
Ik gebruik wel gewoon levitatie.
Ik ga naar de stallen. Mijn beer staat nog niet klaar voor vertrek. Een bevel galmt door de stallen.
Hij zal klaargemaakt worden. Ondertussen kan ik nog snel langs mijn kantoor, notities ophalen
over Binden aan een talisman.
Aangekomen aan de Wickse kust zoek ik de burgemeester op van dit kustdorpje dat nu onder
Wicks gezag staat. Gelukkig wonen er ook ethnische Wicken, dus ik ben er niet een volkomen
vreemdeling.
'Onder Wickerxot zult u weelde ervaren als nooit tevoren. Dit dorp zal uitgroeien tot de
belangrijkste havenstad, niet alleen van Wickerxot-Hankropia, niet alleen van het westelijk
continent, maar van de hele wereld, dat kan ik u garanderen. Ik wil hier een scheepswerf gebouwd
hebben. Niet zo'n klein ding waar men vissersboten maakt, nee, eentje dat elke zoveel weken een
multifunctioneel fregat het water op gooit. Volgende maand moet hij operationeel zijn.'
Het is dat zijn ogen niet kunnen veranderen in goudstukken, anders was dat gebeurd.
'We hebben een overeenkomst?'
'Jazeker.'
En weg is hij, mannen sprokkelen voor de bouw. 'Schrijf ook meteen een pamflet dat mensen
hiernaartoe laat komen.', roep ik hem achterna.
De boot schommelt onder mijn voeten. 'Meesters in magie en we kunnen nog steeds geen boot
rechtop houden...'
'Hoe lang nog voordat we in Oost-Hankropia aankomen?'
Het antwoord van de kapitein is drie dagen. Ugh.
Oost-Hankropia is een parel vergeleken met de rest van Hankropia. Waar west moerassen heeft
van kust tot kust, is oost gevestigd in een rivierdal met bossen, vertakkende dalen en hoge kliffen.
En natuurlijk is er dat zilveren bos waar de magie nog vrij vloeit. Sleutelwoord is nog.
Oost heeft duidelijk een andere cultuur dan west. Dat doet isolatie met mensen. Nemen culturele
trekjes over van buurlanden, ten koste van de eigen cultuur.
Ik huur de eerste gids die ik kan vinden. We moeten ver het dal in. En de wegen zijn daar slechter.
Paarden kunnen er op een gegeven moment niet meer lopen. Al het proviand moeten we zelf
meeslepen.
Ik stap over de heuvelrug. Voor me ligt 'gan Zireki Buzre', het Zilveren Woud. De bladeren aan de
bomen zijn werkelijk zilverkleurig.
'Welke richting moet ik in om in Fribelium te komen?'
In plaats van iets te zeggen krijg ik een kaart in mijn hand geduwd. 'Wij gaan niet meer naar
Fribelium. Niet meer sinds het vuur. Het brandde voor kort, maar de week erop volgend was het
hier over het hele gebied warmer en vee stierf door overwaaiende gaswolken. En zoals u weet
hebben we hier al weinig boerderijen. En dat aantal grote die we hadden is afgebrand.'
'Iemand moet daar nog steeds voor boeten.'
Ik kan de overvloed aan essence voelen nog voordat ik bij het woud ben. Het voelt goed. Ik word
wakker geschud uit de bijna beginnende dagdroom door een lijk dat voor me ligt. De botten zien
blauw. Ik voel voorzichtig. 'Essence...'
Ik moet voorzichtig verder gaan. Alleen de essence aftappen die ik nodig heb om te voorkomen dat
er meer essence naar binnen stroomt.
Mijn notities, wat had ik bedacht dat ik nodig zou hebben? Een drakenschub. Bloed van een net
geboren Grudo. Kristalwater. Een verwaarloosd lu-ei. Zwart zand. Brons. Gif van een
gereanimeerde Anilitaanse driekopsslang. Hout van een in Atlaantis inheemse boomstruik.
En een zielensteen, talisman en heel veel essence natuurlijk.
Ik heb het midden van gan Zireki Buzre gevonden. Hier is de hoeveelheid essence het grootst.
Een korte tijd later trek ik over de Fribeliaanse grens.
In een dorpje word ik staande gehouden. Ik zeg een diplomaat te zijn, ben ik ook natuurlijk, maar
dat ik ook een koning ben, dat niet. Ik word gecontroleerd. Ja, zwaar zwart pantser. Ja, geen
wapens. Is natuurlijk niet helemaal logisch.
Bij het goed zien van de soldaten schrik ik en vraag ik me toch af op iemand me opeens voor is
geweest.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top