Hoofdstuk 3.1
"No matter how much you revisit the past, there's nothing new to see."
- Robert Tew
Ik schrik weer voor de zoveelste keer wakker en kijk bang om me heen. Ik lig in een kamer, bijna alles is wit. Dan kijk ik naar mezelf en zie ik dat er buisjes via mijn hand in mijn lichaam gaan. Ik trek ze er uit en sla dan de dekens van mij af. Ik ga staan en voel me eventjes duizelig, weer kijk ik naar mezelf. Mijn verwondde been zit in het verband, erop staan voelt nog steeds raar, ik moet me nu gewoon even niet zo aanstellen. Ik heb niet meer mijn kleren aan, maar een soort van witte jurk die je krijgt in het ziekenhuis. Dan kijk ik zoekend om me heen, ik zie mijn rugzak nergens. Waar is mijn rugzak? In mijn rugzak zit alles wat ik nodig heb, mijn dolk, mijn geweer, alles. Ik zoek in de kamer naar iets waarmee ik mezelf kan verdedigen. Ik vind een klein mesje, ik denk dat het is voor een operatie of zo. Ik pak het mesje en doe dan zachtjes de deur op een kier. Ik kijk voorzichtig om het hoekje van de deur. Weer is alles bijna helemaal wit, het lijkt op een gang van een ziekenhuis. Dan zie ik iemand voorbij lopen, ik verschuil me snel achter de deur zodat zij mij niet kan zien. Dan kijk ik weer naar de gang en zie dat ze een kamer ingaat. Ik wacht een paar minuten en zie haar dan weer de kamer uit komen. Ze loopt verder mijn kant op, ik verschuil me weer en kijk toe hoe ze de kamer aan de rechterkant van mij binnen gaat.
De kamer waar ik in zit is helemaal aan het einde, dus ik gok dat ze die als laatste doet. Ik ga tegen de muur achter de deur aan staan en wacht tot ze de deur opent. Ik pak het mes stevig vast in mijn rechterhand en sta klaar om aan te vallen. Ik hoor dat ze de andere kamer uitkomt en haar voetstappen komen steeds dichterbij. Ik adem diep in en uit en hoor dan de klink omlaag gaan. De deur gaat open en ik duw de verpleegster tegen de muur. Ik zet het mesje tegen haar keel en met mijn linkerarm zorg ik ervoor dat ze niet weg kan. Met mijn voet doe ik snel de deur dicht, dan begin ik, 'Waar ben ik en wat doen jullie hier met mij.' Zeg ik dreigend. Ik zie angst in haar ogen en ze weet niet wat ze moet doen. 'Help!' Roept ze dan heel hard. Ik kijk haar woedend aan, dat had ze beter niet kunnen doen. 'Help! Nu!' Roept ze weer. Ik hoor al een paar rennende voetstappen dichterbij komen.
Ik haal het mes van haar keel en sla haar in een keer neer. In die vijf jaar heb ik wel het een en ander geleerd over vechten en overleven. Ik sta weer in de vecht positie en houd het mesje in mijn rechterhand. Dan vliegt de deur open en stormen er twee mannen naar binnen. Ik gooi het mes naar een van hun en het zit precies waar ik op mikte, zijn linker been. Hij schreeuwt het uit van de pijn en de andere man kijkt er geschrokken naar. Daar maak ik gebruik van en sla hem neer, hij is nog niet meteen bewusteloos en staat weer op. 'Versterking! Help!' Roept de man waarnaar ik het mesje heb gegooid. Dan geef ik de andere man die weer opstaat een knietje in zijn buik en daarna sla ik hem nog eens in zijn gezicht. Nu valt hij wel neer en ik ren de gang in. Ik moet hier weg, denk ik bij mezelf. Ik weet niet waar ik ben, ik weet niet waar mijn spullen zijn en ik weet niet wat ze met mij gedaan hebben.
Ik ren de gang door en kom bij een bredere gang die twee kanten op gaat. Ik kijk naar rechts en zie dat daar al een paar mannen aankomen, dus ik ren naar links. Ik kom een paar andere mensen tegen in de gang die mij bang en geschrokken aankijken, ik ren gewoon tussen ze door. Dan kom ik bij een grote ruimte met stoelen en een receptie, volgens mij is dit de wachtruimte of iets in die richting. Heel veel mensen kijken mij raar aan, maar dat negeer ik. Even sta ik stil om te kijken of er ergens iets bruikbaars is. Ik zie een soort ijzeren stok en pak die snel op. 'Hier, deze kant!', hoor ik iemand roepen. Ik ga weer klaar staan en pak de stok met twee handen vast, ik probeer mijn ademhaling weer regelmatig te krijgen en kalm te worden. Ik zie hoe de mannen de hoek om komen rennen, 'Daar is ze!' Roept een van hun tegen de andere, alsof hun mij nog niet gezien hadden. ik tel even snel in mijn hoofd hoeveel het er zijn, het zijn er in totaal vijf.
Twee rennen er naar voor, ik ren ook op ze af en draai een rondje om meer kracht te gebruiken. Dan sla ik met de stok tegen een van de mannen zijn hoofd aan, hij valt tegen de ander aan, die ik nog even onderuit haal. Dan ga ik meteen weer in mijn vechthouding staan en zie dat de drie andere mannen al mijn kant opkomen. Ik sta dichtbij de receptie en pak een pen die daar ligt, ik houd de pen in mijn linker hand. De eerste man probeert mij te slaan maar mist, ik pak zijn hand en leg die op de balie van de receptie. Dan met alle kracht die ik heb steek ik de pen in zijn hand, hij schreeuwt heel hard en begint te bloeden. Dan zie ik dat de andere twee geweren hebben, maar niet met kogels, de wapens zien er te apart uit om kogels in te stoppen. Alle mensen zijn ondertussen bang aan de kant gegaan of zijn weggerend. Ik pak de stok weer steviger vast en sla een van de mannen zijn geweer uit zijn hand. Dan schiet de andere man iets in mijn arm, ik kijk geschrokken naar wat er in mijn arm zit en haal het eruit. Het is een soort pijltje, een soort spuitje en dan snap ik het, het is slaapmiddel. Ik laat de ijzeren stok vallen en voel me slap worden, ik kan nog net zien dat er meer wachters komen en zak dan door mijn knieën.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top