Hoofdstuk 7
We komen even later weer terug bij de kudde aan, terwijl ik de hele weg - verder over de prachtig groene grasvlakte - met Sylans vader loop en een gesprek met hem aanknoop. Ik praat met hem over alles wat er precies gebeurt in mijn dorp en wat er nu werkelijk met mijn vader aan de hand is. Hij onderbreekt mij geen enkele keer en luistert slechts, met een serieuze blik in zijn ogen die niets anders dan onrust en misschien zelfs wel verschrikking uitstraalt.
'Ik snap dat je inderdaad niet terug wilt naar je roedel, maar je moet ook een oplossing voor dit probleem gaan bedenken,' zegt Sylans vader.
Ik zucht diep en haal een hand door mijn haren. 'Ja, dat weet ik ook wel, maar dit probleem is alleen maar groter en groter aan het worden. Op het moment dat ik net een oplossing heb bedacht is het alweer verder geëscaleerd,' mompel ik, met enige wanhoop in mijn stem.
'Laat wanhoop niet de overhand op je nemen. Je staat er niet alleen voor; mijn herten en ik gaan je hier doorheen helpen. Voor mijn part sleur ik je erdoorheen.' Er breekt een kleine, nog altijd bezorgde glimlach door op zijn gezicht.
Ik schenk hem een zwakke glimlach. Het voelt fijn om hier te zijn, maar ik raak ook vrij ongerust. Ongerust over alles; mijn dorp, mijn vader, mijn toekomst. En daar komt dit probleem dan nog bij. Het voelt alsof ik steeds verder wegzak in een put van verwarring, onrust en drama waarbij de ladder steeds moeilijker te bereiken is en ik heb geen idee hoelang ik dit nog vol kan houden. Ik knijp tijdens het lopen regelmatig mijn klamme handen een beetje gespannen samen.
De lege maar tegelijkertijd ook zo volle groene grasvlakte strekt zich voor ons uit. Er staan geen bomen, de bloemen zitten nog vast in hun knoppen die pas over een paar weken met hun prachtige kleuren zullen pronken en er kabbelt een klein rotsig stroompje tussen de aarde en grassprieten door. Regelmatig realiseer ik mij dat ik hier vrijwel nooit kom. De herten kampen altijd als groep, afgezonderd van de andere shapeshifters. Ze laten het de wolven en vossen altijd alleen uitvechten en staan zelf verstopt achter de zijlijn. Dat valt ook volledig te begrijpen; een hert is geen rover of vechter, maar een prooi.
De grazende kudde vangt mijn geur op, maar geeft geen reactie. Ze weten nu dat ik oprecht ben en absoluut niemand kwaad doe. Als ik iemand kwaad zou willen doen had ik nu met het bloedende hoofd van Sylans vader in mijn vossenbek gezeten en was ik onder geen enkel teruggekeerd naar de kudde. Ze accepteren allemaal dat ik er nu ben.
'Ik zal kijken wat ik voor je kan doen Ceyda,' zegt Sylans vader. Hij slaat zijn armen zakelijk achter zijn rug en schenkt me een bemoedigende glimlach als hij een hand op mijn schouder legt en een kneepje in mijn schouder geeft. 'Misschien dat Sylan je een tijdelijke slaapplaats aan kan wijzen? De meesten van ons slapen in het wat langere gras daar wat verderop,' hij wijst naar een heel stuk in de verte, 'maar sommigen slapen ook in het wat beboste gebied dat hier zo'n acht kilometer verderop ligt. De vrouwen slapen daar veelal. Wellicht dat je daar je plek een beetje kunt vinden.'
Ik knik langzaam. Sylans vader fluit een keer in zijn vingers, wat voor een oorverdovend piepgeluid in mijn trommelvliezen zorgt. Ik wrijf met mijn handen pijnlijk over mijn oren.
In de verte schiet er een hertenkop omhoog en in een rap tempo sprint de hert onze kant op. De hert is groot - groter dan de meeste andere herten die hier staan te grazen - en ik kan niet ontkennen dat ik het lange, vrij gespierde lichaam van Sylan erin herken. Toen Sylan mij uit de waterval aan de oever had getrokken en zijn shirt tegen zijn huid aan kleefde, waren de lijnen en curves op zijn lichaam me zeker niet ontgaan. De meeste mannelijke vossen zijn slonzen, eten er de hele dag alleen maar op los en het enige wat ze dag in dag uit doen is vervelende geintjes met elkaar uithalen. Die hebben absoluut geen lichamen zoals de herten ze hebben.
'Ja papa?', vraagt Sylan als hij weer in zijn ongeveer één meter vijfentachtig gedaante voor ons staat. Hij schenkt mij een kleine glimlach en haalt een hand door zijn haar. Ik kijk van hem weg en knijp flink in mijn handen om niet rood in mijn gezicht te worden.
'Zou jij Ceyda een slaapplek kunnen aanwijzen in de Hindeburcht? Ik heb eerst nog een klein appeltje te schillen met oom Marinus.'
Sylan knikt en wenkt mij om met hem mee te komen. 'Komt goed.'
Hij rent snel, echt heel erg snel. Ik won vroeger geregeld sprintwedstrijden op school en schepte soms ook nog wel eens op over mijn snelheid, maar ik ben net een schildpad in vergelijking met een hert. Hij houdt me niet eens meer in de gaten; het hert heeft binnen misschien vier kilometer minstens anderhalve kilometer voorsprong op mij opgebouwd. Ik zweet me helemaal kapot en uiteindelijk voel ik mijn poten niet eens meer door het vele rennen. En dat terwijl hij vrolijk voor me uit rent alsof hij dit elke dag doet, wat hoogstwaarschijnlijk ook zo is.
Als we eindelijk de grasvlakte achter ons hebben gelaten en het bospad van het loofbos betreden, voel ik helemaal niks meer. Mijn zicht is een droog en wazig beeld geworden en het enige wat ik nog kan voelen is het klotsen van mijn maag en mijn schedel, waarvan het lijkt dat er met hamers tegenaan geslagen wordt. Inmiddels is mijn sprint veranderd in een lomp gestrompel.
'Sylan, wacht heel even hoor. Laat me even op adem komen,' zeg ik om aan te geven dat ik me niet goed voel.
Sylan stopt meteen met rennen en veranderd naar zijn mensengedaante.
Ik doe het zelfde en voel het zweet over mijn voorhoofd en rug klotsen. Mijn ademhaling gaat gejaagd. Ik laat me op de grond zakken om te zitten. Adem in. Adem uit. Langzaam kom ik op adem. Mijn hart die sneller was gaan slaan, komt ook tot rust. Sylan laat zich met een plof naast me op de grond zakken.
'Gaat het weer een beetje?,' vraagt hij aan me.
Ik knik als reactie. 'Dat doen we dus niet weer eens. Haha, ik kan je gewoon niet bijhouden,' lach ik, maar hijg nog wel een beetje.
'Pff! Dat je sloom bent heb ik wel gemerkt ja,' plaagt hij en geeft me een speels schouder duwtje.
Ik kijk hem nep-gekwetst aan. 'En bedankt,' zeg ik er nog bij.
'Haha, graag gedaan hoor,' lacht hij voor de grap, om me verder te plagen.
'Plaagkop!' zeg ik en til mijn handen op, om hem naar achteren te duwen.
Op het moment dat ik hem naar achteren duw, grijpt hij mijn armen vast en trek me met zich mee naar achteren. Ik lach en beland boven op hem. Meteen verschiet ik van kleur en laat me van hem af rollen. Dat was erg ongemakkelijk.
'Is er iets?,' vraagt Sylan aan me.
'Nee,' zeg ik vluchtig en ga overeind zitten.
'Je doet vreemd,' merkt Sylan op.
'Sorry, ik euhm... het was even alsof ik me niet goed voelde worden,' zeg ik en probeer mezelf uit de situatie te praten. 'Maar, is dit de hindeburcht?'
'O. Euh... ja, klopt,' zegt Sylan en komt ook overeind zitten. 'Hoe slaap jij eigenlijk?'
'In mijn vossengedaante onder de grond,' leg ik uit en sta op, waarna ik de burcht bekijk. Het ziet er vredig uit en er heerst rust en stilte.
'Nou, ik zal zeggen kies mar een plekje,' zegt Sylan.
Dat laat ik me geen tweede keer zeggen en ik loop meteen naar een boom. Ik verander naar mijn vossengedaante en begin mijn vossenhol te graven. Het is niet zwaar werk en even later heb ik mijn holletje al klaar. Er zitten wat kamertjes in. Een soort woonkamertje en een slaapkamertje. Niet groot, maar wel twee goede plekken om mijn rust te vinden en om me even in terug te trekken. Ik loop voor nu mijn hol weer uit en loop naar Sylan toe, die op de grond is blijven zitten.
'Ik ben klaar,' zeg ik om hem te laten weten dat ik er weer ben, daarna laat ik me weer op de grond ploffen en ga naast hem zitten.
'Mooi,' zegt hij.
We staren wat voor ons uit, de grasvlakte over. De herten staan rustig te grazen van de groene gras, terwijl de zon langzaam ondergaat. Er heerst hier een vredige rust, waar iedereen van geniet. Zelfs ik. Door de rust vergeet ik even alle problemen en ik leg mijn hoofd op Sylans schouder. Het voelt vertrouwd met hem aan mijn zijde. Iemand die graag klaar voor me staat.
'Gek, het voelt alsof we elkaar al jaren kennen,' zeg ik dan om de stilte tussen ons te verbreken.
'Ja hé! Vind ik,' krijg ik terug.
Er valt weer even stilte. Mijn hoofd begint te knikken, maar ik sta het niet toe om nu in slaap te vallen.
'Ben je moe?,' vraagt Sylan die het door krijgt.
Ik zeg niks en blijf nog altijd voor me uitstaren. Stiltes is waar ik gewoon nu echt even aan toe ben. Heel even sluit ik mijn ogen en geniet van de stilte en de rust, waar ik relaxt van wordt.
'Ceyda?,' vraagt Sylan dan, om de stilte te verbreken.
'Ja?'
'Denk je dat we vrienden kunnen zijn?,' vraagt Sylan.
Ik val weer stil en denk even na, voordat ik reageer. 'Ja, ik denk het wel,' zeg ik dan uiteindelijk. 'Want?'
'Nou, omdat we samen met best close zijn met elkaar. We kunnen elkaar plagen, zonder dat de ander boos wordt. Samen plezier beleven en vast ook avonturen beleven,' vertelt Sylan.
Ik kruipt een glimlach op mijn mond en ik til mijn hoofd weer op. Mijn hoofd draai ik zijn kant op, zodat ik hem kan aankijken. Ook Sylan glimlacht, wel wat zwakker dan ik.
'Dat kan altijd hé! Vrienden hebben altijd plezier, in alles wat ze doen,' zeg ik glimlachend.
'Je ogen stralen,' zegt Sylan.
'O,' zeg ik simpel en kijk snel weg. Vreemd, ik krijg bij die woorden een raar gevoel in mijn buik. Ik voel een arm om me heen slaan. Meteen kijk ik op en zie dat Sylan zijn arm om me heen heeft geslagen. Ik staar hem wat afwezig aan. Zou ik gevoelens voor hem hebben?
'Het is een heldere avond,' merkt Sylan op.
Ik kijk op en kijk naar de hemel, waar inmiddels de zon bijna onder is. De maan staat al aan de hemel en er schitteren wat sterren. Het is inderdaad een heldere avond, wat Sylan al zei. Ik bekijk de sterren en hoop vurig dat een van die vele sterren de vossenkinderen zijn.
'Zijn we vrienden?,' vraag ik dan.
'Ik wil wel vrienden zijn, de keus ligt in jouw handen,' zegt Sylan.
'Mij de laatste beslissing geven is misschien een hele domme zet van je Sylan,' zeg ik meteen.
'Maar?,' vraagt hij.
'Haha, klopt. Er zit een maar aan. Maar ik wil graag vrienden met je zijn,' reageer ik op zijn vraag.
Zijn mondhoeken krullen omhoog en hij trekt me in een knuffel. 'Je bent de beste Ceyda,' zegt hij dan.
Ik begin te glimlachen. Zonder woorden er nog aan vuil te maken knuffel ik hem terug. Het voelt alsof we hereningd zijn. Dat we elkaar kende, maar jaren lang uit elkaar zijn gehouden. Al is het niet zo, want we zijn niet dezelfde shapeshifter. Ik ben een jager en hij is een prooi. Een prooi die ik eigenlijk allang had kunnen aanvallen, maar dat heb ik niet gedaan. Hij is goed, te vertrouwen en sterk. Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan, bij die gedachten.
'Misschien kan ik maar beter gaan slapen,' stel ik voor en kijk naar de maan, die inmiddels al hoog aan de hemel staat.
'Dat is denk ik een goed plan ja,' zegt Sylan goedkeurend.
We laten elkaar los en staan op. 'Slaaplekker Sylan,' zeg ik tegen hem en geef hem een laatste knuffel.
'Jij ook Ceyda,' zegt hij nog terug en haast zich dan naar de kudde. Waarschijnlijk hebben ze hier een ritueel om nog bij elkaar te komen voor het slapen gaan, want er komen nog wat herten aanlopen van andere kanten.
Ik draai me om en loop naar mijn holletje. Voor de laatste keer kijk ik nog een keertje naar de kudde, die inmiddels nog groter is geworden. De grote die de kudde waarschijnlijk is. Dan veranderd ik naar mijn vossengedaante en loop mijn holletje in. Ik loop naar het kleine slaapkamertje onder de grond en rol me eigen dan op. De slaap pakt me meteen en ik val in een diepe slaap.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top