Hoofdstuk 5

'Ik dacht van niet, zij gaat met mij mee,' zegt mijn vader met een lage geïntimideerde stem. Hij stapt naar voren en komt weer naar mij toe gelopen.

'En ik dacht van niet! Zij is nu op mijn grondgebied en ik bepaal hier wat er gebeurd. Dus bij deze blijft zij hier,' zegt Yordi en gaat snel voor mij staan.

'Ze is mijn dochter, niet die van jou!' sist mijn vader en laat een boze grom horen.

'Ik zei, zij is nu op mijn grondgebied en ik bepaal wie het verlaat,' herhaalt Yordi.

'Laat dit alsjeblieft geen gevecht worden!' smeek ik in gedachten. Het gaat al helemaal mis als mijn vader naar zijn vos veranderd. Yordi veranderd naar zijn wolven gedaante. Ik sta er genadeloos bij toe te kijken, wetend dat dit niet goed gaat aflopen. Voor zowel mijn vader, als Yordi. Giel -die ook stond toe te kijken- grijpt mijn schouders snel beet en trekt me gauw weg, waarna hij me naast zich neerzet.

'Giel, we moeten ze tegen houden. Ze kunnen elkaar vermoorden,' zeg ik en probeer tussen de twee mannen te springen, maar Giel weigert me door me vast te houden.

'Je bent verplicht om naar mij te luisteren. Ik ben de zoon van Yordi,' zegt Giel dan opeens en ik sta meteen verstijfd.

'Nee dat lieg je! Je probeert mij te dwarsbomen,' zeg ik verward en probeer toch nog tussen de twee mannen te springen, zonder succes. Giels greep wordt alleen maar strakker waardoor ik nergens meer heen kan.

'Nee, ik lieg niet. Het is zo! Yordi en ik hebben de zelfde wolventeken,' zegt Giel en trekt een mouw omhoog. Hij ontbloot een teken wat een beetje rood is geworden. 'Het is onze familie teken. '

'En alsnog geloof ik je niet!' zeg ik koppig, weer probeer ik los te komen.

'Hoe snel geloof je iemand?,' vraagt Giel dan.

'Niet snel, pas als iemand mij echt weet te overtuigen,' beantwoord ik zijn vraag met een sluwe grijns.

Ik hoor hem overduidelijk zuchten. 'Hoe kan ik je nog beter overtuigen dan alleen mijn wolventeken? Ik heb geen andere overtuigtekens,' zucht hij.

'Heb jij nog een moeder?,' vraag ik voorzichtig en laat mijn koppigheid achterwegen. Straks raak ik hem, terwijl het mij nu ook al raakt. Ik voel de tranen in mijn ogen prikken, maar snel knipper ik ze weg.

Hij knikt. 'Ja, zij heeft ook dezelfde wolventeken,' zegt Giel en kijkt mijn kant op.

Terwijl ik naar mijn vader en de vader van Giel kijk, die in een cirkel rond lopen tegen over elkaar voel ik Giels ogen op mijn gezicht prikkelen. Onze vaders lopen naar elkaar te grommen en proberen elkaar bang te maken, wat niet echt helpt. Het maakt mij eerder bang. Giel pakt met zijn vrije hand mijn gezicht beet en duwt hem zijn kant op, waardoor ik hem moet aankijken. Mijn ogen proberen nog zijn ogen te ontwijken, maar zijn aparte kleuren ogen trekken automatisch mijn aandacht. Ze zijn groen, maar er zit een vleugje bruin in. Het lijkt alsof zijn ogen op elk moment van de dag van kleur veranderen. Hij vindt de tranen in mijn ogen en kijkt me met een pruillipje aan.

'Vertel, wat is er? Waarom staan er tranen in je ogen?,' vraagt Giel nieuwsgierig, maar ook bezorgd.

Ik slik moeilijk en wil mijn ogen van hem afscheuren, maar het lukt gewoon niet. Zijn ogen hebben iets van een aantrekkingskracht, wat mij dwingt om hem te blijven aankijken. 'Ik... mijn moeder... Ik had een moeder, maar die is overleden,' vertel ik met moeite en barst daarna in tranen uit. Niet een geschikt moment, want achter me hoor ik hoe mijn vader en Yordi elkaar de haren invliegen. 'Ik heb... mijn moeder... nooit... gekend!'

Giel schrikt overduidelijk en ik zie hem overduidelijk rood worden van schaamte. 'Sorry,' zegt hij. 'Ik euhm... ik wist niet dat het gevoelig lag.'

'Je hoeft geen sorry te zeggen,' zeg ik tegen hem. 'Mijn moeder was overleden bij mijn geboorte.'

Er klinkt een hard gepiep achter me en ik draai me met een ruk om, waardoor Giel zijn grip om mijn arm verliest. Mijn vader ligt met een kapot oor op de grond. Ik slaak een korte kreet, maar ren niet naar hem toe. 'Net goed, had hij jou niet moeten opzoeken!' zegt het stemmetje achter in mijn hoofd. Het doet me pijn in mijn hart om zo mijn vader te zien lijden, maar wat het stemmetje zegt is wel weer waar. Door zijn stomme alcohol is die zijn dochter kwijt, niet door mij.

Giel heeft meteen door dat ik me druk maak om mijn vader. 'We moeten ingrijpen. Dit gaat niet goed,' zegt Giel en werpt even een blik op mij. 'Gaat het verder wel?'

'Ja ja, maar ik ga mijn vader niet helpen. Daáag!' zeg ik en loop weg. Weg van de twee alfa's en Giel. Ik heb even rust nodig. Mijn hoofd bonkt door de vele dingen die deze ochtend al weer zijn gebeurd.

'Ja maar-.' 'Geen gemaar, laat me maar even met rust. Het is immers mijn vaders eigen schuld dat die gepakt wordt door jou vader,' zeg ik tegen hem en verander naar mijn vossengedaante. Ik loop niet naar mijn hol, maar verlaat deze nutteloze plek. Nogmaals hoor ik mijn vader piepen van de pijn, maar ik blijf met mijn rug naar hem toe staan. 'Ga. Nu!' roept het stemmetje in mijn achterhoofd. Het ergste is dat ik nog luister naar het stemmetje en ik ren het bos verder in.

'Ceyda, blijf hier!' hoor ik Giel achter mij roepen. 'Nee, kom terug!'

Ik negeer zijn woorden en hoor hem dan vaag iets tegen zijn vader zeggen, maar al gauw ben ik buiten gehoorafstand. Mijn poten gaan snel heen en weer, waardoor ik mezelf snel voort beweeg door het bos. Ik ren doelloos rond, als één rechte lijn door het bos heen. Achter me hoor ik plots iets achter me aankomen rennen. Ik vermoed dat het Giel is, maar ik blijf alsmaar door rennen. Als het Giel is, is die langzamer dan ik.
Ver voor mij doemt er een openplek te voorschijn. Er is gras te zien, maar ook een riviertje die door de openplek heen trekt die de openplek door midden scheidt.
Niet veel later ren ik door het gras naar het water toe. Achter me hoor ik hoe het gras door nog iemand anders wordt geplet. Ik ren op het water af en spring vervolgens de lucht in, in de hoop de overkant te weten bereiken. Met een plons kom ik in de rivier terecht. Ik trappel wanhopig met mijn poten. 'Dit was niet de bedoeling!' roep ik door mijn hoofd. De stroming sleurt me mee en snel verander ik naar mijn mensengedaante. Het heeft geen effet, het is een rivier die dieper is dan ik had verwacht. 'Help!' roep ik.

'Ceyda?,' hoor ik twee bekende stemmen vragen. De stemmen komen me bekend voor, maar ik kan niet meteen horen wie het nou werkelijk zijn.

'Help!' roep ik nogmaals en ga heel even kopje onder, maar ik kom niet veel later weer boven water. 'Help! In de rivier!'

Er klinken haastige geluiden die mijn kant op komen. Ik zoek wanhopig om me heen om me ergens aan vast te houden, maar er is niks. Niks om me aan vast te houden. Dan zie ik opeens twee mannen te voorschijnkomen. Stefan en Thomas! Dat had ik niet verwacht, zat een van hun achter me aan dan?

'Ceyda!' roepen ze geschrokken. Meteen komen ze in actie om me uit de rivier te trekken. Het gaat moeizaam, maar ze weten me uiteindelijk beet te pakken. Ze trekken en proberen me aan wal te krijfen. Na een tijdje weten ze mij er eindelijk uit te krijgen.

'Hoe was je in de rivier belandt?,' vraagt Stefan aan me.

Ik zit in het gras met zeiknatte kleren en mijn haren hangen als slierten over mijn schouders. De twee mannen zitten naast me in het gras. 'Ik wou over de rivier springen, maar kwam niet goed uit en viel zo in de rivier,' leg ik kort maar krachtig uit.

Ze schudden onbegrijpelijk hun hoofd. 'Je kan niet zomaar over de rivier heen springen Ceyda! Dat is juist de grens van de mensen en ons leefgebied,' zegt Thomas tegen me.

'Mensen? Geen shapeshifters?,' vraag ik verbaasd en nieuwsgierig.

'Mensen, niet zoals wij hier. Gewoon mensen die niet kunnen veranderen in een dier,' beantwoord Thomas mijn vraag.

'En daar mogen wij niet komen?,' vraag ik door.

'Klopt! En nu gaan we ook terug het bos in, voordat dadelijk daar mensen rondlopen en ons zien zitten,' zegt Stefan.

'A joh! Bange schijtert, we kunnen toch wel heel even over de riviergrens?,' vraag ik eigenwijs en lach eventjes.

'Nee! Wij gaan daar niet over heen. Geen enkele shapeshifter mag die grens over,' zegt Thomas en grijpt mijn arm beet, als ik opspring. Hij trekt me meteen weer terug op de grond.

'Ja maar-.' 'Geen gemaar Ceyda! Je bent toch oud genoeg om er niet tegen in te gaan en het te snappen?,' onderbreekt Thomas mij streng.

'Ach hou toch op! Ik ben twintig ja, maar mag ik mijn nieuwsgierigheid niet soms even laten gaan?,' vraag ik verontwaardigt en trek mijn arm los uit zijn greep.

'Je moet je nieuwsgierigheid altijd in bedwang houden,' zegt Thomas tegen me om me op mijn punt te zetten. 'Nieuwsgierigheid kan je alleen maar in gevaar brengen.'

'Oke oke! Ik snap het al,' reageer ik en hou mijn mond over de rivier.

'Trouwens, is Giel niet bij jou?,' vraagt Stefan na een poosje stilte.

'Nee, ik had wel iemand achter me aan horen komen toen ik wegging. Maar of hij dat was weet ik niet,' beantwoord ik zijn vraag.

Er klinkt gegrom om ons heen. Ik schrik en spring van schrik op. Meteen zie ik dat er een hele grote groep wolven ons heeft omsingeld. Angstig slik ik. 'Wat heeft dit te betekenen Thomas en Stefan?,' vraag ik en loop langzaam achteruit, waardoor de grote groep wolven langzaam weer stapje vooruit zetten. De twee mannen blijven zitten en weten blijkbaar niks uit te brengen. Ergens in de verte hoor ik gepiep. 'Dat kan je vader wel eens kunnen zijn, misschien moet je toch maar-,' begint het stemmetje in mijn achterhoofd, maar ik schud wild driftig met mijn hoofd om het stemmetje uit mijn hoofd te schudden. Hoe meer ik naar achteren loop, hoe meer ik realiseer hoeveel wolven er wel niet om me heen staan.

'Beste wolven, doe rustig! Ceyda is geen gevaar voor ons!' roept Thomas dan na een te lange tijd. Maar veelste laat.

Ik mis een stuk grond onder mijn voeten en val dan zo weer in de rivier. De rivier sleurt me meteen mee, terwijl ik me naar de andere kant van de rivier probeer te krijgen. Helaas, het lukt niet. De rivier is veelste sterk. Ik ga kopje onder, maar niet veel later kom ik weer boven water. 'Help!' is het enigste dat ik nog kan uitbrengen en zie Thomas en Stefan te voorschijn komen. Ze proberen me nog beet te pakken, maar ze missen op het moment dat ik weer kopje onder ga.

'Nee, Ceyda!' hoor ik roepen als ik weer boven water weet te komen.

'Haal Giel!' roep ik nog, maar krijg daardoor veel water in mond. Het water loopt mijn keel zo in en beland in mijn lichaam.

'Ceyda!' hoor ik dan Giels stem nog op het laatste moment. Ik kijk nog in paniek om me heen, om te zien waar Giel is. Hij is nergens te bekennen.

'Gie-!' probeer ik nog te roepen, maar ik krijg nu zo veel water binnen dat ik mijn bewustzijn verlies. Mijn lichaam zit vol water en ik voel hoe de rivier mij kopje onder duwt. Alles wordt zwart voor mijn ogen, waardoor de rivier van me heeft gewonnen. De rivier sleurt mijn lichaam verder mee, naar een plek waar ik nog nooit ben geweest. In iedergeval, ver weg van het wolvengebied. Maar ook verder weg van mijn vossendorp.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top