DE VERDWENEN FAMILIE
De verdwenen familie
Ik, mijn ouders en mijn zus gaan vandaag verhuizen. We zitten in de auto opweg naar ons nieuwe huis. Er gaan veel geruchten over dat dit geen normaal huis is. Mijn vrienden zeiden dat dit een spookhuis is. Iedereen blijft zo ver weg als ze kunnen van dit huis, omdat er altijd wel iets gebeurd. De vorige familie heeft het niet gered... Alleen het kleine meisje van zes jaar kon ontsnappen, haar ouders en haar oudere broer waren verdwenen, waar ze waren dat weet niemand.
'Laura, we zijn er. Heb je er zin in?', vraagt mijn moeder die mij uit mijn gedachten haalt.
Ik kijk haar aan en houd mijn schouders op. 'Ik denk het wel?' Het klonk meer als een vraag dan een antwoord.
Mijn moeder glimlacht. 'Het zal wel goed komen, het zijn maar geruchten. Die familie zal wel gewoon een verhaaltje zijn om mensen bang te maken.'
Haar vader grinnikte en gaf mij een klein duwtje tegen mijn schouder. 'Kijk, het is wel een mooi huis he?'
Ik knikte. 'Ja, het lijkt me best wel gezellig, wat vind jij Sarah?' Ik kijk naar mijn oudere zus die wat bang door het autoraampje naar het huis kijkt.
'Ik weet het niet, wat nou als', mompelt ze maar wordt onderbroken door mij. 'Sarah, het komt wel goed, kom.'
Ik stapte de auto uit en zag dat mijn ouders al voor het huis stonden rond te kijken.
Ik kijk terug naar Sarah die de auto uitstapt. Met trillende benen komt ze naast mij staan. Misschien is ze twee jaar ouder dan mij, toch is zij altijd de bangerik geweest.
Ik trek haar mee naar het huis en kijk er nieuwsgierig naar. Misschien zitten hier nog leuke geheimen die ik kan ontdekken.
'Komen jullie nog?', vraagt mijn vader waardoor ik met mijn zus naar hem toe loop.
Ik ga het huis binnen en kijk wat om mij heen. 'Kijk!', roep ik naar mijn zus en wijs naar een schilderij met de familie die verdwenen is erop. 'Wow, het was geen verhaaltje! Hoe kan dat, hoe zijn ze verdwenen?' Ik kijk er verbaasd naar terwijl mijn zus er wat bang naar kijkt en met haar hand het stof van het schilderij eraf veegt.
'Kijk, er staat een datum op', zegt ze nu nieuwsgierig. '1989', mompel ik nadenkend. 'Het schilderij is gemaakt in 1989, maar hoe kan dat? De familie was toch verdwenen in 1982?'
Mijn zus denkt na. 'Dat is toch niet mogelijk?' Ze kijkt mij verbaasd aan terwijl ik nadenkend naar het schilderij kijk. 'In 1982 zijn ze verdwenen, maar wat nou als ze niet verdwenen zijn? Wat nou als er iets anders gebeurd is?'
Mijn zus haar mond staat open van verbazing. 'Wat nou als ze vermoord zijn?'
Ik slik. 'Door wie zijn ze dan vermoord?'
Mijn zus zucht. 'Ik weet het niet, maar daar komen we wel achter.'
Ik kijk haar glimlachend aan. 'Betekend dat?' Ze grinnikt. 'Ja, dat betekend dat ik samen met jou ga uitzoeken wat er met die familie is gebeurd.'
Ik kijk haar glimlachend aan. We gaan samen zoeken wat er met de vorige familie is gebeurd. Misschien is dit huis toch niet zo saai als we gedacht hadden. Er zijn moordenaars in het spel.
De volgende ochtend sta ik en mijn zus vroeg op. Mijn ouders zijn gaan werken dus dat betekend dat we alleen thuis zijn.
Ik loop nadat ik gegeten heb samen met mijn zus naar het schilderij van de familie.
'Sarah, ik heb gisteren op internet gezocht naar de familie, maar ik kan echt niets vinden. Ik heb wel gevonden dat er achter een schilderij iets verstopt kan zitten.'
Mijn zus kijkt mij met grote ogen aan. 'Misschien zit er een brief of iets anders achter!'
We pakken het zware schilderij op en leggen het op de tafel.
Ik veeg al het stof en de spinnenwebben eraf en kijk het schilderij nauwkeurig aan.
'Ik zie niets', zeg ik sip. Mijn zus komt naast mij staan. 'Misschien zit het in het schilderij, het ziet er een best dik en groot schilderij uit.'
Ik kijk haar met een schuin hoofd aan. Wat bedoelt ze?
Ze ziet mijn verwarde blik en duwt mij zachtjes opzij. 'Kijk', mompelt ze en trekt het schilderij een klein beetje kapot. Met haar hand zoekt ze een brief of een foto. Ik denk dat het nutteloos is, er zit niets in. Ik wil net zeggen dat er niets in zit, dat ze mag stoppen maar ineens zie ik haar "ik heb iets gevonden" blik.
Ze haalt er een oude vieze brief uit en vouwt hem open.
'Wat staat erin?', vraag ik verbaasd. Ze kijkt verbaasd van de brief naar mij. 'Dat kan niet', mompelt ze en duwt de brief in mijn handen.
'Als je dit leest, woon je nu hier, en heb je nog geen idee wat er hier allemaal gebeuren kan. Ik en mijn familie zijn verdwenen zeggen de mensen, maar dat is niet waar, we zijn..... vermoord. Door wie? Dat weten we niet, maar wat we wel weten is dat hij hier nog elke dag rondloopt.
Je zou je nu afvragen hoe we dit allemaal konden schrijven als we vermoord zijn. We komen elke avond op Halloween terug en zweven door dit huis. We proberen de persoon die ons vermoord heeft te vermoorden maar dat gaat moeilijk als we geesten zijn. We hopen dat jij, de persoon of personen die dit lezen ons willen helpen. Je moet niet veel doen, je moet alleen 'Ik ben niet bang voor jou!' roepen voor de persoon die ons vermoordde. Je zou nu denken wat makkelijk zeg, maar het is moeilijker dan je denkt. De persoon die ons vermoordde is heel eng. Als je snel bang bent, moet je dit huis nu verlaten voordat jou hetzelfde gebeurd als mij en mijn familie. Veel succes, ik hoop dat jullie dapper genoeg zijn en de persoon die mij en mijn familie vermoordde kunnen vermoorden, en mij en mijn familie terug kunnen redden.'
Ik kijk verbaasd naar mijn zus. 'Je gaat dit huis toch niet verlaten he?'
Ze zucht 'Sorry, maar ik moet wel, je hebt het gelezen, mensen die snel bang worden net als die familie vermoord. Wie weet is dat niet de enige familie die vermoord is, wie weet waren er nog families voor hen vermoord, dat zullen we nooit weten.'
Ik kijk haar een beetje boos aan. 'Ga je het nu al opgeven? We zijn nog maar net begonnen! Laat zien dat je geen bange kat meer bent maar een dappere leeuw, we gaan dit samen kunnen, jij en ik.'
Mijn zus grinnikt. 'Dappere leeuw is dat het beste wat je kon verzinnen?'
Ik geef haar een klein duwtje tegen haar schouder en houd dan mijn schouders op. 'Misschien wel... maar daar gaat het niet om, doe je terug mee ja of nee?'
Mijn zus zucht. 'Oke dan, wat is je plan?'
Die avond, Halloween avond, lopen ze naar hun ouders. 'Mam, pap, willen jullie niet gezellig voor Halloween naar een restaurant?', zeg ik glimlachend.
Mijn ouders houden hun schouders op. 'Vinden jullie het niet erg? We keken meestal gezellig een enge film', zegt mijn moeder die ons terug glimlachend aankijkt.
Ik en mijn zus schudden ons hoofd. 'Nee, ga maar, we redden ons wel. We maken er samen wel een leuke avond van.'
'Oké dan', zegt mijn moeder die samen met mijn vader het huis verlaat.
'Oke we kunnen beginnen!'
We lopen naar het schilderij waar allemaal kaarsen rond staan en steken die aan. Het is voor de moordenaar die de familie vermoordde uit onze buurt te houden, pas als we er klaar voor zijn moeten we ze uitblazen.
'Ben je er klaar voor, Sarah?', vraag ik aan mijn zus die knikt. 'Ik denk het wel.'
We gaan voor het schilderij op een stoel zitten en wachten af.
Ik kijk op de klok en zie dat het over één minuut tijd is. 'Het is bijna tijd', mompel ik. Ik zie mijn zus knikken en een keer diep in en uitblazen. 'Ik ben er klaar voor en jij?', vraagt ze. Ik wil antwoorden maar voel dan ineens een wind waai over ons heen. Het is begonnen, er is geen uitweg meer.
Ik zie de familie uit het schilderij komen die ons glimlachend aankijken. 'Jullie zijn niet weggegaan, de meeste die de brief gelezen hebben liepen direct weg, het huis uit, maar jullie niet.' De vrouw met de wit grijze jurk kijkt mij en mijn zus nauwkeurig aan. 'Zijn jullie er klaar voor?'
Ik slik en knik net als mijn zus mijn hoofd. 'Ik denk het wel, mevrouw.'
Ze grinnikt. 'Noem mij maar Alice en mijn man en zoon James en Jonas.'
We knikken en wachten af totdat we een enge brul horen. We schieten recht en kijken in de ogen van het engste mens dat we ooit gezien hebben, je kunt het niet eens een mens noemen. Hij kijkt met zijn rode ogen ons woedend aan terwijl zijn lange nagels over de voordeur krassen. Zijn zwarte haren zitten alle kanten op en zijn kleding zit onder het bloed.
'Ik', lacht hij eng. 'Ik vermoordde hen.' Hij kijkt mij en mijn zus grijnzend aan. 'Dat ga ik ook met jullie doen.'
Zijn ogen flitsen van rood naar zwart. O'nee nu wordt ik echt bang! Ik wil keihard gillen maar houd mijn hand voor mijn mond. Laura wees sterk, we kunnen dit wel, zeg ik tegen mezelf in gedachten maar ik kan het niet. Ik geef een harde gil en ga dicht tegen mijn zus staan die bang naar de moordenaar kijkt.
'Kom dan, zeg dan dat jullie niet bang zijn. Kom dan, wees nu niet zo bang. Kom dan, kom dan voordat ik jullie hetzelfde aan doe.' Hij lacht waardoor ik de rillingen over mijn rug voel kriebelen.
Ik kijk naar mijn zus en knik. 'We kunnen dit!', roep ik en blaas de kaarsen uit.
We doen onze ogen dicht en voelen dat de moordenaar voor ons komt staan.
'Roep het dan, jullie kunnen het toch niet.'
Ik doe mijn ogen zachtjes open en schrik. Hij staat heel dichtbij! Ik kan zijn adem in mijn gezicht voelen.
'Sarah, ben je er klaar voor?' Ze knikt en kijkt naar de moordenaar.
'Ik ben niet bang voor jou!', roepen we maar niet hard genoeg. De moordenaar giert het uit van het lachen. 'Slappelingen', mompelt hij grijnzend.
We kijken hem boos aan en roepen nu zo hard als we kunnen : 'Ik ben niet bang voor jou!'
Ineens gaat alles te snel voorbij en begin ik zwart voor mijn ogen te zien. Als ik bijna op de grond ga vallen voel ik iemand mij opvangen voordat ik weg zak.
Ik word wakker door een washandje op mijn gezicht. Ik kijk naar mijn zus, ouders en drie mensen achter hen.
'Wie zijn jullie', mompel ik. Voordat ze kunnen antwoorden kijk ik hen verbaasd aan. 'Hebben we jullie gered!', roep ik.
De mensen knikken en geven me een voor een een knuffel. 'Bedankt dat je ons bevrijd hebt en dat je dapper genoeg was, en ook bedankt dat je je zus kon overtuigen toch mee te helpen, ze is geen bangerik meer, nee ze is nu een dappere leeuw.' Ze grinnikt. 'Het betekent niet dat we in het schilderij zitten dat we niets horen.'
Ik glimlachte. Vanaf die dag was alles weer normaal. We woonden nu in dit huis dat mensen nu niet meer het spookhuis noemde doordat de familie terug was. Hoe? Dat weet niemand, dat weten wij alleen, en dat willen we ook zo houden, dus niets verklappen he. Wat de familie wel erg vond is dat ze hun dochtertje en zusje van zes jaar nooit meer konden zien, want ja die is al lang overleden maar ze had wel een gelukkig leven ook al was dat zonder haar echte ouders en broer. Wie weet zien ze haar ooit daar boven nog in de hemel, het leven is een heel avontuur en er gebeuren veel dingen die je niet ziet aankomen.
GESCHREVEN DOOR huskyzot
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top