Verhaal + Beoordeling: Bloemenwei

Bloemenwei

De twee elfen in gevaar
"Ik wed dat jij het toch niet durft", grinnikt Katja. Mijn lange, blauwe haren zwieren in het rond als ik mijn hoofd snel heen en weer schudt; "Jawel, ik durf het echt wel." Ik kijk even naar de grote, holle boom waar we voor staan. Er zit een klein deurtje aan en het is bijna niet te geloven dat er hier een groot monster woont, nu ja, dat stond ten minste in de oude geschriften van onze samenleving.
"Het is vast toch al dood", zeg ik tegen mijn beste vriendin die dan een wenkbrauw optrekt. "Zo waar mijn ogen blauw zijn en het water mijn vriend. Nira, dat beest zit daar," zegt ze plechtig en haar ogen glinsteren speels, "ga je er nu op kloppen?"
"Dus je wilt gewoon dat ik een monster over me heen krijg," schreeuw ik boos, "niet te geloven dat ik hier nog sta. Ik ga weg." Ik been weg en sta zelf versteld van mijn plotse uitval. Misschien had ik het toch beter aan kunnen pakken. Als ik spijt begin te voelen, draai ik me om om mijn excuses aan te bieden aan Katja.
Als ik de boom nader bekijk, zie ik tot mijn grote schrik dat Katja er niet meer staat. De schuilplaats van het monster is omgevallen en de splinters liggen verspreid.

Opeens hoor ik het gekraak van takken achter me. "Nira", hoor ik Katja's stem schreeuwen. Ze klinkt vol doodsangst, zo bang heb ik haar nog nooit gehoord. Als ze langs me heen rent, trekt ze me mee in haar vlucht en samen rennen we weg. "Wat is er gebeurd?", vraag ik haar luid. "Het monster is wakker geworden na onze ruzie," schreeuwt ze terug, "hij wilt ons dood hebben, denk ik."
Ik sper mijn ogen wijd open en terwijl we vaart maken bij het rennen, besef ik dat ik hoogstwaarschijnlijk degene ben die het monster wakker heeft gemaakt. "Sorry", schreeuw ik met tranen in mijn ogen. Katja kijkt me vluchtig aan; "Het is mijn schuld, ik wilde dat beest wakker maken." Als we beseffen dat we samen schuld delen, kijken we elkaar moeilijk aan. We lopen wat trager om elkaar een snelle knuffel te geven en als we meer gekraak achter ons horen, wijs ik naar een boom en we klimmen er snel in.
Mijn hart klopt als een gek en de adrenaline stroomt door mijn aderen. Terwijl ik de takken van de boom streel waar ik op zit, vraag ik hem beleefd om ons te helpen verstoppen. Als de boom vriendelijk zijn takken tegen ons nestelt zodat het monster ons niet kan zien, hoor ik gesnuffeld en voel ik dat het beest zich dicht bij ons bevindt.
Ik probeer stiekem tussen de bladeren te kijken en terwijl ik hoop dat hij ons angstzweet niet ruikt, zie ik een afschuwelijk gedrocht. Het wezen heeft het silhouet van een mens, maar is van top tot teen behaard als een dier en heeft klauwen aan zijn handen en voeten. Daarbovenop heeft hij niet slechts een hoofd zoals de meeste wezens, maar hij heeft er twee. Het lijkt alsof hij trekt met zijn been en zijn rug de last van de twee hoofden moeilijk te dragen vindt.
Terwijl ik naar zijn grote gestalte kijk, begin ik te trillen van angst. De adrenaline begint uit te werken en alle negatieve emoties en vermoeidheid komen bovendrijven. Als ik Katja's hand op mijn arm voel die me lichtjes terugtrekt, slaak ik een zucht en probeer ik mijn ademhaling onder controle te krijgen.
"Wat gaan we nu doen?" vraag ik mijn vriendin, "De Ouden zijn al gaan dansen in het Verre Bos, dus niemand kan ons komen helpen."

Katja bijt even op haar lip en begint na te denken. "Misschien kunnen we wel iemand verleiden", oppert ze. Ik sper mijn ogen open, het verleiden van mensen was strikt verboden voor ons. We waren nog maar net begonnen aan de opleiding en voor iemand het verleiden mocht beoefenen, moest je zeker vijf jaar hebben geoefend op de kinderen die we stalen van de mens. Voor ik kan protesteren, zie ik dat Katja gaandeweg enthousiaster wordt. "Kom op Nira! Dit is onze enige uitweg. Dat monster is veel sneller dan wij, we hebben het geluk dat we tot nu nog konden ontkomen.", zegt ze serieus tegen me. Tegen mijn zin stem ik in en zachtjes ga ik opstaan.
Vervolgens vraag ik de boom om zijn takken opzij te doen zodat wij erlangs kunnen. Zodra er een doorgang is, springen we lichtvoetig van de boom en rennen we naar het dichtstbijzijnde dorp. Tijdens het sprinten merk ik echter al snel op dat de zon ondergaat en de hemel oranjerood kleurt. Ik vloek kort en als Katja me verbaasd aankijkt, wijs ik bezorgd naar de kleur van de hemel die de nacht inluidt. Katja lijkt me te begrijpen en we rennen nog sneller.

Als we aankomen in het dorp zoeken we naar een geschikt huisje. Uit onze eerste lessen verleiding hadden we al geleerd hoe je kon zien wie er in een huis woonde of wat voor soort mensen. Er zijn bijvoorbeeld huisjes waar men mooie bloempjes had aangelegd, daar is meestal een vrouwenhand aanwezig en een warm gezin. Er zijn echter ook huisjes die er gewoon en degelijk uitzien, niet meer en niets minder. In de laatste soort leefden vooral mannen, dat is waar we naar zoeken.
In een van de eerste huizen gaan we binnen. Het huis is verder afgezonderd van de andere, maar lijkt niet al te slecht onderhouden. We gaan voor de deur staan en terwijl Katja me snel uitlegt wat ons te wachten staat, fatsoeneer ik mijn bruingroene haren.
Vervolgens knik ik en we kloppen samen op de deur. Een oude man opent. Hij kijkt ons verbaasd aan en als ik en Katja onze ogen laten kruisen met die van de man en een spreuk prevelen, laat de man ons binnen. Ik probeer het oogcontact niet te breken terwijl hij ons naar de woonkamer brengt.

Als we hem opsluiten laat ik een zucht ontsnappen. Zodra de aanblik van ons tweeën verdwijnt, wordt de man wakker uit zijn betovering. "Wat gebeurt er?", roept hij bang. "Rustig maar," roep ik terug, "we hebben enkel even een verblijfplaats nodig. Morgenochtend zijn we weer weg hoor. U kunt ons vertrouwen!" De man roept niets meer, maar aan zijn zware ademhaling kan ik horen dat het hem nog steeds dwars zit. Ik vind het jammer dat ik geen rustgevende kruiden mee heb om hem gerust te stellen.
"En nu uitrusten", fluistert Katja tegen me. Als we zoeken naar de slaapkamer van de man en hem snel opruimen, overdenk ik ons plan. "Wat als de Ouden ons morgen niet kunnen helpen met dat monster?," vraag ik mijn vriendin bang, "Wat als het wezen dan al een heel eind verder weg is, of nog erger," ik pauzeer even," dat het ons te pakken krijgt voor we het hen kunnen vertellen?" Katja blijft even stil en laat dit nieuws op haar inwerken. "Het komt wel goed, we moeten erin vertrouwen", probeert ze ons beiden gerust te stellen.

Als ik op mijn zij lig in het oude, krakende bed, probeer in slaap te vallen. Het is echter al snel weer tijd om verder te gaan. Het dutje heeft me wel goed gedaan en met hernieuwde krachten sta ik op. Ik kijk naar de nog rustende Katja en besluit haar even te laten liggen terwijl ik op zoek ga naar wat kleins om mijn maag mee te vullen. Na wat te hebben gegeten en Katja te hebben gewekt, besluiten we het huis van de oude man helemaal op te ruimen. We gooien al het afval weg en terwijl Katja bezig is met het water en het dweilen, ga ik even praten met de man.
Als ik de deur open zie ik de man zitten. Het lijkt alsof hij bijna niet heeft geslapen en zodra hij me weer zit gaat hij verschrikt rechter zitten en probeert hij van me weg te kruipen. "Hoi", zeg ik rustig en ik benader hem alsof hij een gewond dier is. "Ik ben Nira. Ik ben een elf en ik ga zo weer weg hoor." Ik probeer nog een gesprek aan te knopen, maar dat schrikt de man helemaal af. Ik bedenk me ook meteen dat het geen slim idee is om hem te vertellen over de reden van ons verblijf hier, een monster zou hem nog banger maken.
Ik besluit dan weer op te staan en vertel Katja dat we maar meteen vertrekken. We gaan naar buiten en rennen weer naar het bos. Om het monster niet wakker te maken, volgen we een andere weg om niet meer langs onze oude geurstoffen te gaan. Ik klauter in een boom en we springen van tak naar tak tot we in ons elfendorp zijn.

Zodra we er aankomen, rennen onze ouders op ons af. "Waar bleven jullie? Jullie hebben toch niets uitgespookt, hè?", vroeg mijn moeder. Haar groene ogen glinsteren vol bezorgdheid en dat groeit enkel als we hen vertellen over het monster. We worden gebracht naar de Ouden om een bekentenis af te leggen en aanwezig te zijn bij het plan tegen het monster.
Na enkele dagen gezocht te hebben, hapt het monster toe toen wij als lokaas worden gebruikt. Hij wordt gevangengenomen en na enkele toverspreuken en sterke kruiden, verandert hij in zijn oorspronkelijke vorm. Het monster blijkt een elfenman te zijn die eeuwen geleden was opgepakt wegens verraad van eigen volk. Hij heeft veel berouw en wilt zijn spijt betuigen door alles te doen wat de Ouden van hem verwachten. Ze besluiten van hem een wachter te maken en deze taak neemt hij vol moed op. Hij beschermt nu ons dorp en is eerlijk bij de grenzen.

Beoordeling BoekenVos:
Ik vind het een leuk verhaaltje om te lezen, maar ik miste iets. En wat, dat kan ik niet zo goed omschrijven. De kracht en het beeld kreeg ik niet duidelijk. Ik vind het een beetje vaag, maar je hebt goed je best gedaan. Hieronder zullen wat belangrijke dingen staan.

↠ Er staat een extra woord in de zin. Voorbeeld uit het verhaal: Als ik op mijn zij lig in het oude, krakende bed, probeer in slaap te vallen.
Ik denk dat je hier het woord "ik" nog moet tussen zetten.m.

↠ Er staat "zit" in plaats van "ziet'.

↠ Probeer niet elke zin met ik te schrijven. Voorbeeld uit het verhaal: "Ik ben Nira. Ik ben een elf en ik ga zo weer weg hoor." Ik probeer nog een gesprek aan te knopen, maar dat schrikt de man helemaal af. Ik bedenk me ook meteen dat het geen slim idee is om hem te vertellen over de reden van ons verblijf hier, een monster zou hem nog banger maken.
Ik besluit dan weer op te staan en vertel Katja dat we maar meteen vertrekken.
Probeer een synoniem woord te bedenken of gebruik synoniemen.net om synoniem woorden te vinden.

↠ Het einde is opeens heel abrupt snel.

Spanning: 7/10

Emotie: 7.5/10

Grammatica en taal: 7/10

Opbouw: 7.5/10

Creativiteit: 8/10

Ik doe niet aan bonuspunten.

Totaal: 7.4/10

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top