De Verdwijning

Ricardo fiets naast me. Ik merk aan hem dat hij naar woorden zoekt. We kennen elkaar al ruim tien jaar en nog nooit, maar dan ook nooit konden we beide geen woorden uitbrengen.

We fietsen al vijftien minuten stil naast elkaar. Af en toe zegt Ricardo als we ergens moeten afslaan. Ik volg, stilzwijgend. We fietsen op een lange rechte weg richting een bos langs allerlei kleine boerderijtjes, weilanden en dieren. Af en toe komen we kleine bruggetjes tegen, waar we dan achter elkaar overheen fietsen. Ik kijk Ricardo nog een keertje aan, maar hij heeft alleen oog voor de weg. Wat ziet hij er gespannen uit. Wat is er allemaal aan de hand allemaal? Ricardo kijkt zo nu en dan achterom.

We rijden nog een stukje door. Dan remt Ricardo af en zegt: "Stop even!"

Geschrokken van zijn ferme stem, rem ik ook af. Ik kijk hem aan, maar zeg niks. Hij kijkt om zich heen en pakt zijn telefoon. Hij stuurt een bericht naar iemand en stopt dan zijn telefoon weer weg. Hij kijkt me aan. Die blik in zijn ogen. Iets vertelt me dat er iets niet goed is. "Wat is er?" vraag ik aan hem.

"We moeten nu even wachten," zegt hij.

Wachten? Wachten waarop? Ik kijk om me heen waar we zijn. Door het snelle fietsen en het geheimzinnige gedoe van Ricardo heb ik niet op de omgeving gelet. We staan aan de rand van een bos. Vogels fluiten om ons heen. Aan de andere kant is alleen maar weiland. Voor ons een oneindige weg, achter ons een brug. In geen velden of wegen is er ook maar een ziel te bekennen, behalve wij.

Het gras is prachtig groen en waait mee op de bries van de wind. Een heerlijke bosgeur dringt mijn neus binnen. Dan kijk ik Ricardo aan en hij kijkt terug. Ik zie zijn ogen langs me heen glijden en voordat hij iets kan zeggen draai ik me om. Uit een bospaadje komt een meisje aan gelopen. Ik schat haar rond de zestien jaar oud. Ze heeft een lief gezicht, licht bolle wangen en, zo goed en zo kwaad ik het kan zien vanaf deze afstand, sproeten op haar wipneus. Ricardo komt naast me staan. "Wacht even hier," zegt hij tegen mij. Hij loopt naar het meisje toe, omhelst haar en praat even met haar. Ze ziet er wel leuk uit. Ze heeft lang blond haar tot net over haar schouders. Ze heeft een lange donkergroene broek aan en een lichtgroen shirtje wat heel goed staat bij de sneakers die ze aan heeft: zwarte sneakers met groene veters. Ze lijkt net onderdeel te zijn van het bos, zo in die outfit.

Ik kijk hen aan, terwijl ze op gedempte toon tegen elkaar spreken. Blijkbaar hebben ze het over mij, want ze kijken af en toe mijn kant op. Af en toe lacht het meisje even naar me. Dan zegt Ricardo iets tegen haar en ze schrikt even. Als ze ziet dat ik haar aan kijk, lacht ze weer even lief naar mij. Ik snap er niks van wat gebeurt er allemaal.

Dan knikt het meisje en Ricardo draait zich om naar mij. "Kom!" zegt hij, terwijl hij mij wenkt. Ik loop naar ze toe. Ricardo stelt me voor aan het meisje. "Ruben dit is Sophie, Sophie dit is Ruben," Sophie doet een stap naar voren, lacht lief naar me en geeft me een knuffel. Ik schrik van haar directe aanpak. Wat was er mis met een gewone handdruk?

"Leuk je eindelijk te leren kennen!" zegt ze zachtjes. Ik kijk haar een beetje vragend aan maar zeg niks. Ik kijk weer naar Ricardo. Hij zegt niks maar aan zijn blik te zien is hij opgelucht. Wat bedoeld ze met "leuk je eindelijk te leren kennen?" Eindelijk...? Heeft ze op me gewacht? Wat weet Ricardo wat ik niet weet? Zo veel vragen, zo weinig antwoorden.

Ik schrik op uit mijn gedachten als Sophie ineens iets zegt. "Vlug er komt iemand!" Sophie en Ricardo rennen naar de fietsen en rijden ze de sloot in. Snel verbergen ze die met takken uit de sloot. Stomverbaasd sta ik naar het stel te kijken.

Dan rennen ze met z'n tweeën het bos in, maar ik blijf staan. Wat is hier in godsnaam aan de hand? Waarom mag niemand ons zien? Wat is dit voor geheimzinnig gedoe?

Ricardo en het sproetenmeisje lopen, nee rennen, naar me en pakken me bij een arm en trekken mij mee het pad op waar Sophie vandaan kwam. Ze trekken mij meteen de bosjes in en wachten. Ricardo gebaart mij om stil te zijn. Wat is er in godsnaam aan de hand? Ik ben er helemaal klaar mee! Ik wil gewoon naar huis, mijn tekst uitwerken. Wat is er allemaal gebeurd in die tijd?

Sophie wil gaan kijken of de kust veilig is, maar Ricardo houdt haar tegen. Hij fluistert iets naar haar wat ik niet kan verstaan. Ze knikt en ze kijken mij beide aan.

Ricardo kruipt zachtjes naar mij toe, terwijl Sophie heel voorzichtig het pad in kijkt.

"Hey bro," begint Ricardo zachtjes. "We zijn al ruim tien jaar vrienden en ik wil je om een gunst vragen." Ik kijk hem aan met een vragende blik. Wat kan hij in hemelsnaam vragen? Hij ziet mijn blik, maar gaat verder. "Luister goed wat ik je nu ga zeggen! Ik wil dat je met Sophie meegaat, wat er ook gebeurt. Al kom ik niet terug."

Nu begin ik me zorgen te maken. Hoezo zou hij niet terugkomen? Wat mis ik hier? "Wat bedoel je met al kom ik niet terug?"

"Luister," zegt hij, "er gebeuren veel dingen waar je niks vanaf weet. Je krijgt het te weten. Ik beloof het je, maar het is nu niet de tijd ervoor. Ik hoop dat je me vertrouwd."

Ik kijk hem in zijn ogen en zie angst en strijd in zijn ogen, zoals ik die nog nooit heb gezien bij hem. Maar ik zie ook het vertrouwde, wat ik al jaren van hem ken. Hij zal wel weten wat hij doet. Ik knik en fluister zachtjes naar hem. "Oké, ik zal met Sophie mee gaan dat beloof ik, maar op een voorwaarde."

Hij knikt en vraagt dan: "Wat is je voorwaarde?" Ik kijk hem aan en fluister met kracht: "Beloof me dat je terugkomt, ik kan je niet verliezen, man!" Niet alleen kan ik hem niet verliezen, ik wil ook antwoorden. Noem me egoïstisch, ik begrijp het gewoon niet meer.

Op dat moment komt Sophie ook aan gekropen. "We hebben niet veel tijd meer!" zegt ze tegen ons.

Ricardo knikt en kijkt van Sophie naar mij. "Ik beloof dat ik terug kom," zegt hij tegen mij. Hij houdt zijn hand op en ik beantwoord hem met een broederlijke schouderknuffel. Hij kijkt Sophie nog een keertje aan. Hun blikken kruizen en ze knikken allebei even kort, alsof ze weten wat er staat te gebeuren. Dan geeft hij haar ook een knuffel en een kus. Ik kijk even raar op maar sta er niet te lang bij stil.

Ricardo kruipt zachtjes de bosjes uit en loopt naar het grote bospad, waar hij verdwijnt.

Sophie kijkt me recht in mijn ogen aan. Dan fluistert ze zachtjes met haar lieve stem in mijn oor: "Vertrouw je mij?"

Ik kijk haar aan en denk even na. Ik ken haar pas net. Ze is heel lief en ze kent Ricardo goed, maar is dat genoeg voor mij? Ik heb Ricardo een belofte gemaakt en als hij haar vertrouwd, zal het wel goed zijn, toch?

"Ik ken je pas net," geef ik maar als antwoord.

"Vertrouw je Ricardo?" Vraagt ze nu.

"Ja, ik ken hem al jaren, maar wat is er aan de hand?" Ik kijk haar vragend aan.

"Ricardo vertelde mij net dat ik je veilig moet houden," legt ze uit. "Ik hoop dat je mij vertrouwt en mij wil volgen, ook al zou dat betekenen dat Ricardo niet met ons meekomt." Ze kijkt mij met een blik aan die ik ken van Ricardo als er weer eens iets was gebeurd wat ik niet kon verklaren. "Wat er ook gebeurd, zal je mij volgen? Later zal je antwoord krijgen op al je vragen," zegt ze als ik nog niet overstag ben gegaan.

Ricardo kent haar, dus het zal wel goed zitten en ik heb Ricardo een belofte gedaan. "Oké, zeg het maar" antwoord ik haar.

Dan klinkt er ineens een luide, harde schreeuw. "Waar is hij?" hoor ik een man roepen.

"Wie bedoel je?" zegt nu een andere stem: het is Ricardo.

"Dat weet je best, Ricardo Raadsman!" hoor ik de andere man weer zeggen.

Voordat ik meer kan horen, trekt Sophie aan mijn arm. "Kom mee!" fluistert ze. "Nu!" Ze trekt me omhoog uit de bosjes waar we nog steeds zaten en we rennen ervandoor.

Achter mij hoor ik een keiharde schreeuw en dan is het stil. Doodstil. Wat was dat? Wat is er gebeurd? Was dat Ricardo? Van alles spookt er nu door mijn hoofd heen. Wat heeft hij gedaan? Wie was die man? Hoe veel vragen ik ook heb, veel tijd om na te denken heb ik niet.

We rennen nog een stukje over een raar kronkelpad en slaan een paar keer links- en rechtsaf. Uit het niets wordt het steeds donkerder. Dan zie ik niets meer, maar ik blijf doorrennen. Ik heb geen keus; Sophie sleept me mee. Ik ren en ren en ren. Mijn benen verzuren, maar ik blijf rennen. Ik ren en ik val. Mijn voet bleef haken achter iets scherps. Eerst voel ik een messcherpe pijn mijn been in schieten, terwijl de grond steeds sneller op me afkomt. Ik kan me niet meer opvangen, door de duisternis in het bos. Dan volgt het meest vreselijke pijn die ik ooit heb gevoeld. Mijn hoofd raakt de grond met een gigantische klap. Alsof een mes mijn hoofd in wordt geboord. De pijn verspreidt zich door mijn lichaam. Ik kan me niet meer bewegen. Ik hoor Sophie nog roepen, maar het klinkt alsof ze mijlenver van me vandaan staat en dan verdwijnt het laatste beetje licht.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top