De Beschuldiging

***

Ik zit op de fiets en rijd rustig naar school. De wind raast door mijn haar, terwijl mijn banden over het asfalt rollen. Met oortjes in luister ik naar muziek.   

Kon ik dat maar schrijven... De woorden en de melodie passen zo perfect op elkaar. En die woordspeling ook!

Ik zit helemaal in het nummer en mijn eigen gemijmer, dat ik nauwelijks meer op mijn omgeving let. Even doe ik mijn ogen dicht om echt goed naar het refrein te luisteren. Foute keus.

Achter me hoor ik een schrapend geluid. Mijn ogen vliegen open en net op het moment dat ik achter me wil kijken, zie ik iets donkers voor me. In een reflex knijp ik in mijn remmen. Slippend en piepend kom ik tot stilstand, mijn handen nog altijd verkrampt om mijn handremmen. Als ik voor me kijk, zie ik niets. Niets meer dan een open weg, bomen om me heen en daarachter huizen en een grasveldje. Geen zwart, duister ding, geen auto of mens. Ik ben alleen op de weg.

Van schrik klopt mijn hart in mijn keel. Mijn oren suizen en mijn handen zijn verkrampt. Wat was dat? Ik weet zeker dat ik iets zag!

Nog een keer kijk ik om me heen, maar ik zie niemand. Ik ben écht alleen hier.

Als ik weer een beetje hersteld ben van de schok, stap ik weer op mijn fiets en luister weer naar de muziek en de melodie. Door deze actie ben ik nu laat op schema en probeer hard door te trappen, wat al moeilijk genoeg is met het drukke verkeer waar ik nu in ben gekomen.

Als ik eindelijk bij de fietsenstalling aankom, ben ik helemaal bezweet en kapot van het fietsen. Snel zet ik mijn fiets in het rek en laat het fietssleuteltje in mijn tas vallen. Ricardo, mijn beste vriend, staat met armen over elkaar al te wachten.

"Waar bleef je nou, man?" roept hij uit. "Ik wacht al tien minuten op je, was al bijna ongerust." Hij kijkt me met een semi-boze blik aan, zoals vrienden altijd doen.

Ik begin te lachen en hij kijkt me een beetje raar aan. "Dat jij een keertje vroeg bent, wil niet zeggen dat ik laat ben!" lach ik.

Ricardo kijkt me aan met een vreemde blik in zijn ogen. Die blik heb ik de laatste tijd al vaker in zijn ogen gezien, maar vandaag druipt het ervan af. Zou hij het weten? Ik was het incident van zonet al bijna vergeten, maar Ricardo brengt het allemaal boven. Hij kan het toch niet weten? Het zijn vast de examens, hij is nu eenmaal niet zo'n ster in muziek.

Ik hijs mijn rugzak nog eens goed op mijn rug en kijk Ricardo met een vragende blik aan. Waarom kijkt hij altijd zo bezorgd? Straks blijft die zorgrimpel in zijn voorhoofd zitten! Vroeger deelden we altijd alles met elkaar, wat we mee maakten, met wie we omgingen, alles. Maar nu is dat niet meer zo, niet sinds dingen veranderden voor mij. Steeds vaker lijk ik dingen te zien die er niet zijn, zoals vanochtend. Ik zou toch zweren dat daar iets stond!

Ik wil het Ricardo wel vertellen, maar elke keer dat ik het ter sprake wil brengen, kan ik het niet. Ik schaam me er een beetje voor. Wat moet hij wel niet van me denken, als hij dat hoort? "Hé Ricardo! Eh... ik wilde je even zeggen, dat ik dingen zie die er niet zijn..." Ja, heel normaal.

Nee, ik kan niets zeggen. Ik heb al niet veel vrienden en als ik hem ook kwijtraak, heb ik niets meer. Het is sneu, maar waar. Zonder hem, wordt het leven van vervelend naar een regelrechte hel.

We lopen samen naar Engels. Het is de laatste les voor het eindexamen MBO Niveau 4 Muziek en Drama, een combi-opleiding die je een specialist zou moeten maken op het werkvlak muziek en drama. Eigenlijk is het onzin. Waarom zouden we dit moeten "leren", als je het beste leert, door het uit te voeren hoe jij het wilt. Niet hoe een school wil dat je dingen weet.

Zodra we de klas in komen, tikt Ricardo me aan. Hij knikt naar de leraar en fluistert: "We hebben weer eens een invaller." Ook ik kijk nu naar het ielige mannetje dat voor de klas staat. Had het niet een keer iemand anders mogen zijn? Ik kijk naar de man die ons moet invallen. Dit wordt niet veel soeps. Hij lijkt op een wandelende zwabber, met vettig, grijs haar een halfrond brilletje en hij praat alsof hij permanent verkouden is.

Onze vaste leraar Engels is vaak ziek en daarom worden wij altijd opgezadeld met "docenten" die niemand wilde hebben en daarom maar voor een invalklas worden gegooid. Heel fijn, de docent heeft geen ervaring waardoor de helft van de klas er slecht voorstaat. Win-win!

Ricardo en ik gaan in het lokaal zitten, achterin, waar de docent hopelijk het minste naar kijkt. We pakken voor de formaliteit onze spullen erbij, maar eigenlijk ben ik alleen maar bezig met het afmaken van de songtekst.

De les duurt lang, maar de les gaat voorbij. Na een eeuwigheid, gaat de verlossende bel. We staan op, schuiven onze niet-gebruikte spullen in onze tas en lopen zonder ook maar een woord te zeggen, het lokaal uit, regelrecht naar de kantine.

Waarom duren de lesuren altijd een eeuwigheid en zijn de pauzes in een knip weer voorbij? Als de bel weer gaat is het tijd voor ons hoofdvak: Muziek en Drama. Onze leraar is erg goed in haar vak, misschien wel iets té goed. Ze is echt een dramaqueen, met haar dikke laag make-up en overdreven zangerige stem. Soms barst ze willekeurig in tranen uit of gaat ze middenin in de hal als ze je ziet, zingen. Ook bij haar, gaan we maar in de les zitten. Ik kan niet werken aan mijn tekst, maar terwijl de docente een of ander drama opvoert, zit ik in mijn eigen hoofd te werken aan melodieën en woorden. Totdat ook weer de bel me redt uit het schooldrama.

"Eindelijk naar de club!" zegt Ricardo opgelucht. "Moet ik even op je wachten, Ruben?" vraagt hij.

"Nee hoor, ga maar vast. Ik moet nog even naar meneer van Wateren. Ik laat wel weten hoe het ging," beantwoord ik zijn vraag.

"Oké," zegt Ricardo, "als je het echt zeker weet..."

"Ja, ga nou maar," lach ik hem hartelijk toe. "Veel plezier!"

Ricardo loopt naar buiten en verdwijnt uit mijn zicht. Met een diepe zucht loop ik naar het kamertje van onze mentor: meneer van Wateren. Daar aangekomen zucht ik nog eens diep. Ik had betere dingen met mijn vrije tijd kunnen doen. Maar ik sta hier nu, dus ga ik ook maar naar binnen. Ik klop op de deur en wacht.
"Binnen," roept meneer van Wateren. Ik doe de deur open en stap naar binnen. "Ah, Ruben!" zegt hij met een grote glimlach op zijn gezicht, als hij me ziet. "Ga zitten!" Ik schuif een met leer bekleede stoel naar achteren, laat mijn tas op de grond vallen en ga zitten. "Voordat ik van start ga, wil je nog iets vertellen?" vraagt hij aan mij. Ook hij heeft al zo'n indringende blik in zijn ogen. Wat heeft hij nu weer?

"Nee meneer," antwoord ik zo beleefd mogelijk terug.

"Oké," zegt meneer van Wateren. "Dan zal ik maar van start gaan. Je weet dat er het afgelopen jaar veel is gebeurd hier op school en in de stad?" vraagt hij aan mij.

"Ja, dat weet ik," antwoord ik hem. Ik woon hier ook al jaren. Ik weet dat docenten denken dat wij geen sociaal leven hebben, maar ik weet heus wel wat er in mijn leven gebeurt.

"Weet je ook van de moorden?"

Moorden? Die op het nieuws? "Eh... ik heb er iets op het nieuws over gehoord..." stamel ik. "Hoezo?" Waar gaat dit over? Waarom vraagt hij ernaar?

Meneer van Wateren schuift zijn stoel aan, met een vreselijk schrapend geluid en doet zijn stropdas nog eens recht. "Volgens ooggetuigen hebben zij jou meerdere malen gezien op de plekken waar het gebeurde."

Wat? "Op de plekken waar het gebeurde?" herhaal ik hem, niet-wetend wat meneer van Wateren nu precies bedoelt.

"Waar het gebeurde ja!" buldert hij plotseling.

Ik deins achteruit van schrik. "Waar wat gebeurde?" vraag ik zacht. Wat is er in hemelsnaam aan de hand?!

"Nu weet je het ineens niet meer, hè?" gromt meneer van Wateren. "Ik zal je dan meteen vertellen wat er is gebeurd," gaat hij verder "Volgens ooggetuigen hebben ze jou gezien tijdens de moord van acht mensen op verschillende plekken en verschillende tijden. Klopt dit?" Vervolgt hij terwijl hij me strak aankijkt.

"Wat!?" roep ik verontwaardigd uit. Klopt dit? Klópt dit? Hoort die man wel wat hij zegt? Natuurlijk klopt het niet! Wat is er aan de hand? Ik begrijp er helemaal niks meer van. Waarom doet hij nu zo tegen mij?

Nee, dit slaat nergens op. Langzaam schuif ik mijn stoel naar achteren, terwijl ik de man tegenover me strak aankijk. Ik sta op en pak mijn tas van de grond. Meneer van Wateren kijkt me aan, terwijl ik achteruitloop, de deur opentrek en weg ren van zijn kamertje. Ik ren en ren en ren, net zo lang tot ik buiten ben en zelfs dan blijf ik rennen. Dit gebeurt niet. Dit gebeurt níét.

Maar het gebeurt wel en ik zit er middenin.

                                                                                             ***

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top