Deel 4

Een gedaante zit voorovergebogen op de schommel. Zachtjes zet ze zichzelf met haar tenen tegen de grond af. De schommel slingert haast onopmerkelijk heen en weer. Het lichaam van de gedaante hangt er maar treurig bij, zoals het mee deinst met het zachtjes wiegen van de schommel. Het meisje is terug gekomen naar de schommel. De plek waar zij en haar zusje altijd kwamen, maar nu is alleen zij er maar. Zo zijn al twee seizoenen voorbij gegaan sinds de laatste keer dat ze er samen waren.

Over haar wang loopt een koude traan. Ze huilt. Niet met luide snikken of lange halen, maar stilletjes. Ze staart wezenloos voor zichzelf uit, terwijl ze zichzelf langzaam heen en weer laat slingeren. Haar twee handen klemmen zich om de twee ijskoude kettingen van de schommel vast. Het lijkt de enige reden te zijn waardoor ze nu niet in elkaar zakt. Haar lippen vormen een woord: "Lies." Alleen de stilte antwoord.

Dan verschijnt er een hand op haar schouder. Uit haar keel komt een klein schokkerig geluidje. Het lijkt op een gilletje dat in haar keel is blijven steken. Tegelijkertijd schokken haar schouders en verstijft ze in een rechte positie. Als haar hoofd omhoog schiet en ze naar achteren kijkt, ziet ze van wie de hand is. "Lot," zegt het meisje achter haar terug.

Het meisje op de schommel springt overeind. Ze duwt de schommel uit de weg en stuift als een razende op haar zusje af. Door haar al rennend een omhelzing te geven, haalt ze hen beiden in enkele tellen onderuit. Met een doffe plof vallen ze samen op de grond neer. Als vervolgens de oudste van de twee van de ander afrolt, liggen ze naast elkaar met de ruggen in het natte gras. Giechelend rollen ze met zijn tweeën door het gras, tot ze met zware adem zwijgend blijven liggen.

"Lies?"

"Ja, Lot."

"Waarom?"

"Wat bedoel je met waarom?"

"Waarom ben je toen weg gegaan? En waarom ben je nu terug gekomen? Vertel het me."

"Ik ben weggegaan, omdat ik niet beter kon worden. Ik zou nooit genezen, Lot. Nu ben ik niet meer ziek. Ik voel me al een poosje beter. We konden toen niet meer samen blijven. Ik moest je wel verlaten. Maar nu ben ik er weer voor heel eventjes."

"Wat bedoel je met eventjes? Lies, je gaat toch niet opnieuw verdwijnen?"

De stem van het meisje klinkt bezorgd en tegelijkertijd verwijtend. Ze gaat rechtop zitten en grijpt de hand van haar zusje weer stevig vast. Haar zusje gaat ook rechtop zitten en legt haar andere hand over de hare heen. Haar blik heeft iets van medelijden, maar ze heeft een kalmere uitstraling.

"Ik moet wel. Ik kan niet voor lang blijven. Het gaat gewoon niet."

"Lies, je had het me belooft. Wij zouden voor altijd samen blijven. Tot het einde zijn wij vrienden voor altijd. Je had het me belooft, Lies. Laat me niet weer alleen."

"Het spijt me, Lot. Ik ben niet instaat om langer hier te zijn. Ik heb de kracht niet gekregen om samen met jou door het leven te gaan. Maar ik beloof dat ik terug zal komen wanneer ik de kans heb. Lot? Beloof je me dan ook nooit te zullen vergeten, wanneer ik weg ben?"

"Natuurlijk niet. Dat is onmogelijk."

De oudste van de twee staat op met de rug naar haar zusje toe. Ze slaakt een zucht. Achter haar spreekt haar zusje weer.

"Ik was zo graag alleen samen met jouw geweest. Helaas, is het lot dat wij apart zullen zijn. Maar we zullen wel beiden alleen zijn. We zijn samen alleen."

Met een ruk draait ze zich om naar haar zusje. Ze wil zich er tegenin werpen, maar wat ze wilde zeggen komt niet meer uit haar mond. Achter haar is niemand meer te bekennen. Ze is verdwenen. Ze is weg.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top