1. Jill
Kan mijn leven ooit weer hetzelfde worden? Zonder black-outs die mij verdrietiger maken, zonder schuldgevoel en mét Timo? Ik betwijfel het.
Het begon met dé gijzeling, die rot-gijzeling die in een nachtmerrie veranderde. Gijzelingen zijn nooit leuk, natuurlijk niet. Maar deze gijzeling was dé gijzeling.
De gijzeling waarbij ik degene waarvan ik het meest hield, en dat nog steeds doe, verloor door mijn eigen stommiteiten, de mijne. Iedereen zegt dat het niet mijn fout was en Timo zijn leven is verloren aan een gijzelaar die de kogel afschoot. Iedereen heeft ongelijk.
Als ik niet zo stom was...
Geklop op de deur doet me uit mijn gedachten opschrikken.
"Jill?"
Ik zucht en doe de deur open. Mam staat ervoor.
"Gaat het wel goed met je?"
Ze klinkt bezorgd. Ik knik langzaam.
"Ga je mee dan?"
Oh ja, vandaag is het zondag en dus Timo-bezoek-dag. Zonder dat enorme schuldgevoel zou het vast de meest leuke dag van de hele week zijn.
In de auto is niet veel te doen, behalve naar buiten kijken, naar koeien die hun ding doen. Niet het meest prettige om naar te kijken.
Toch leidt het me af. Bovendien heb ik leuke herinneringen aan koeien.
Langzaam zak ik weg.
"Kom. Koeien kijken."
Timo draait zich glimlachend om. Zijn bruine kroeshaar wappert in de wind, zijn bruine ogen staan speels, alsof hij een nieuw spelletje heeft bedacht om met me te doen.
"We gaan koeien-tikkertje doen. Als je een koe aantikt ben je af en moet je overnieuw beginnen. Het doel is om de overkant sneller dan de ander te bereiken."
Ik kijk hem verbaasd aan.
"Maar die koeien staan heel dicht bij elkaar. Hoe moet je erlangs gaan dan?"
"Laat ze schrikken. Roep gewoon keihard 'boe', dan rennen ze wel weg."
Ik grijns.
"Wie er het laatst is, is een slak!" gil ik.
Timo grijnst ook en telt tot drie.
Lachend en 'boe' roepend banen we ons een weg door de koeien. Soms stapt iemand van ons in een koeienvlaai, maar dat maakte niks uit.
Het was niet eens een spel, maar zolang we het samen deden was het altijd leuk.
"Jill!"
Ik schiet weg uit mijn black-out.
Mijn moeder had de auto naast de weg neergezet en hing nu boven me. Haar ketting lag op mijn neus en haar gezicht stond bezorgd. "Je deed het weer."
Ik kreun. Black-outs heb ik vaker. Tijdens een black-out beleef ik het verleden nog eens, keer op keer weer. Meestal gebeurt het als ik aan Timo of aan de goede herinneringen met hem denk, maar het kan ook uit het niets komen.
"Jill, moet ik een dokter bellen? Voel je je wel goed?"
Ik knik.
Mijn moeder zucht opgelucht. "Kunnen we weer verder?"
Ik knik opnieuw.
Mam gaat achter het stuur zitten, draait zich nog een keer bezorgd om en rijdt weer verder.
Ik denk aan de black-out die ik had. Ik was vijf, en Timo was tien jaar oud. Negen jaar geleden al, en achteneenhalf jaar voor hij stierf.
Ik krijg weer een brok in mijn keel. Door mij.
Bij het kerkhof is het rustig. Ik en mama lopen naar de plek waar Timo begraven is.
Zijn foto staat op het graf, glimlachend met kuiltjes in zijn wangen. Dat was voor hij dood ging.
We leggen de bloemen er neer en blijven bij het graf staan. Mijn moeder neemt me in haar armen.
Ik druk me tegen haar aan om haar mijn tranen niet te laten zien. Timo... Waarom jij?
Op de weg terug was het niet bijzonder.
We zeiden niks, we deden niks op ademen, kijken, luisteren en voor mijn moeder rijden na.
Thuis deed ik ook niks, behalve hopen dat de stemmen uit mijn hoofd gingen. Moordenaar, fluisteren ze. Moordenaar.
Ik knijp mijn ogen dicht en doe ze daarna weer open, in de hoop dat ze weg zijn.
Dat zijn ze niet. Moordenaar.
Ik kijk naar de regen, die buiten tegen het raam tikt en me uitnodigt naar buiten te gaan. Hmm, misschien kom ik zo van die stemmetjes af.
Ik ren naar beneden, pak mijn jas en wil naar buiten lopen, maar mijn moeder houdt me tegen.
"Jill? Wat ga je doen?"
"Naar buiten."
"In deze regen? Nouja, je moet het ook zelf weten. Over een uur eten we."
Na die woorden sjees ik naar buiten, doe een sjaal om en doe de capuchon van mijn jas over mijn hoofd.
Buiten klettert de regen verwelkomend op mijn hoofd. Regen, om de een of andere reden vind ik het fijn.
Ik ren door de straten, naar mijn favoriete plekje om even alleen te zijn en na te denken.
Na een heel kwartier gerend te hebben ben ik er. Het park, mijn favoriete plek.
Ik loop hijgend naar een van de vijvers, waar een enorme treurwilg staat. Ik doe een paar takken opzij en ga onder de takken van de treurwilg.
Hij grenst aan de vijver, en een paar van zijn takken hangen ook in het water.
Ik hurk neer bij de vijver, waar een klein kruisje in de grond staat. Zelf gemaakt. Timo's naam staat erin.
Ook ligt er een krantenartikel naast, maar die ken ik ondertussen al uit mijn hoofd. Slachtoffers gijzeling in het overdekte winkelcentrum. Ik tik met mijn vinger de ingegraveerde naam aan. Timo Ellens, mijn broer. Gestorven op 24 mei 2015 op een leeftijd van negentien jaar, door een kogel die een van de gijzelaars afschoot.
Ik krijg tranen in mijn ogen. Een kogel die voor mij bedoeld was.
Tranen stromen over mijn wangen de vijver in.
Kleine cirkels worden groter, net zoals mijn gevoelens. Die worden ook steeds groter.
Huilend zak ik op mijn knieën. Timo, kom terug. Kom alsjeblieft terug.
Na een hele tijd gehuild en gestaard te hebben is het tijd om naar huis te gaan.
Mijn capuchon was afgezakt, dus die zet ik weer op.
Ik loop de treurwilg uit en loop naar huis.
Terwijl ik naar de grond staar vraag ik me af of ik misschien beter in de vijver kon springen. Waarom? Om de kou mij van mijn gedachten te verlossen. Niet om een zelfmoordpoging te doen ofzo, hoewel het aanlokkelijk klinkt. Zonder Timo is het leven niet leuk. Niemand kan hem vervangen.
Ik bots tegen iets op, maar voor ik op de grond val pakt een hand me bij mijn arm.
"Ik heb je."
Een zachte warme stem heeft degene die me vast heeft.
Mijn capuchon is van mijn hoofd gegleden. Ik sta op en ruk me los, waarna ik mijn capuchon weer op doe en over mijn arm wrijf. Ik vind niet dat mensen me mogen aanraken, al helemaal niet na de gijzeling.
"Gaat het?"
Ik knik, en kijk degene die me opving aan. Hij heeft een grijze muts op, blond haar, bruine, speelse ogen die op die van Timo lijken, alsof hij iets leuks had bedacht. Verder droeg hij een spijkerbroek waarvan het kruis niet op zijn enkels zat, zoals de jongens in mijn klas wél hebben, en een blauwe jas. Eronder piepte een geel shirt, die dus iets groter is dan de jas. Schattig. Wacht even, wat?
Ik kijk weer van hem weg. Kappen Jill, je moet naar huis.
"Woon je in de buurt?"
Ik knik.
"Kan je praten?"
Ik glimlach. Hij is in ieder geval grappig. Niet dat ik dat leuk vind.
"Ja hoor," zeg ik, al klinkt mijn stem wat schor.
"Oh, ik dacht al. Ik ben Shay, verhuisd naar deze buurt en een beetje verdwaald. Weet je toevallig hoe ik het park uit kan komen?"
In het park verdwalen? Moeilijk, maar niet onmogelijk. Denk ik.
"Ja hoor."
"Mooi."
Ik ga Shay voor en loop het park uit. Shay observeert me, wat me een beetje zenuwachtig maakt. Niet aan denken, niet aan denken.
"Hoe heet je eigenlijk?"
Ik draai me om.
Shay lijkt oprecht nieuwsgierig, iets waar ik aan moet wennen. Normaal zijn mensen nooit nieuwsgierig naar me.
"Jill. Ik moet die kant op."
Ik wil weglopen, maar Shay houdt me tegen.
"Ik ook, dus we kunnen samen lopen. Aangenaam kennis met je te maken Jill."
Kan hij niet even weggaan? Ik bedoel, kom op. Ik wilde even alleen zijn met mijn treurige gedachten.
Oké, laat maar. Dat klopt ook niet helemaal.
Ik knik maar. "Insgelijks."
"Dus, hoe is het om hier te wonen? Ik kom uit een dorp, dus ben niet echt een stadsmens zie je..." Verlegen draait Shay zijn hoofd de andere kant op.
Ik glimlach weer. "Leuk hoor."
Op het feit na dat er een gijzeling is gebeurd die mijn leven heeft veranderd. Maarja, dat ga je natuurlijk niet vertellen.
"Aha. En hoe is de school hier in de buurt?"
"Leuk."
Shay knikt een paar keer.
Ik zie mijn huis al in de verte. "Ik moet die kant op."
"O. Ik niet."
We staan allebei stil, niet echt wetend wat we zeggen moeten.
"Tot de volgende keer dan maar Jill," zegt Shay, en hij zwaait even.
"Insgelijks." Insgelijks? Serieus Jill?
Ik kan me wel voor mijn hoofd slaan, maar dat doe je natuurlijk ook niet.
"Dag," zeg ik zachtjes.
"Dag."
Shay loopt een steegje in.
Ik blijf staan tot hij afslaat en me nog een keer aan lijkt te kijken.
Hij steekt zijn hand op.
Ik doe hetzelfde, een beetje beschaamd dat ik zo lang naar hem bleef staren. Dan loop ik weg, naar huis toe.
Niemand kan Timo vervangen, maar als ik mijn gevoelens moet geloven komt Shay al in de buurt tot iemand die ik kan vertrouwen. Meer dan vertrouwen.
Tsjee Jill. Waarom denk je hieraan?
Ik giechel, iets wat ik al heel lang niet meer had gedaan. Soms ben ik ook echt een sufkop.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top