Proloog

Opmerking: voor plotgerelateerde redenen bevindt Tony zich alleen op het ruimteschip.

Het is een metro, de combinatie van sterren die in het grote niets aan de andere kant van het raam zweeft. Zijn hersenen trekken lijntjes door de ruimte, het geluid van ratelende rails vult zijn oren.

Iedere tien minuten kwamen ze langs Peters slaapkamerraam gerommeld, stipt als de Britse Koninklijke Wacht. Het had geklonken als naderend onheil, als het ratelen van de sleutels in de voordeur als zijn vader thuis kwam. Peter had gelachen - de jongen had veel te weinig gelachen, bedacht hij zich nu - elke keer dat Tony de schrikreflex maar met moeite in bedwang had weten te houden.

Peter had niet geweten wat er bij elke langsstormende metro door Tony's hoofd schoot. Hoe had hij dat ooit moeten weten?

Ik ben niet Howard. Ik ben niet Howard. Ik ben ni-

(Peter vecht tegen de tranen. Tony wil de pijn wegnemen. Hij wil de tranen uit de ogen van zijn jongen wrijven. Hij wil het monster met de grond gelijk maken, maar Thanos is verdwenen.

Hij wil, hij wil, hij wil.

Titan is een uitgestrekte zandvlakte waarin de dood zwaar op hem neer ademt. Hij wil Peter omhelzen, maar de jongen verandert in zijn armen in zand. Er zijn nog zoveel dingen onbenoemd gebleven, maar de woorden sterven op zijn lippen.

Peter kijkt hem met waterige ogen aan. "Mr. Stark, het spijt me."

Tony weet niet waar zijn jongen ooit spijt van zou moeten hebben. Hij houdt hem stevig vast, probeert te zeggen dat Peter altijd alles goed heeft gedaan. Hij probeert woorden te vormen, maar zijn gedachten blijven leeg.)

Er is niet veel meer te doen in het ruimteschip dan naar buiten kijken, voor uren achtereen staren in de leegte. Hij heeft pen en papier gevonden en is begonnen aan een gedetailleerd overzicht van alle sterrenbeelden die hij bij terugkomst zal introduceren op aarde.

Op aarde. Het klinkt zo verdomd ver weg van waar hij is, zo verdomd ver weg van alles.

Tony's alles ligt uitgestrooid op een verwoeste planeet. Hij had geprobeerd Peters stof mee te nemen. Handen vol van de zanderige bodem had hij wanhopig in zijn zakken geduwd. Een eerste windvlaag had zijn handen leeg gerukt. Nu ligt een miezerig hoopje stof op de tafel in de cabine, het restant van het kleine beetje Titan dat de planeet niet terug had weten te nemen. Tony schuift het dagelijks bijeen, of althans, wat hij denkt dat dagelijks is. Er is alleen een oneindig zwart om de tijd mee af te strepen.

Soms mist hij de drukte, zelfs de ellendige drukte van een horde paparazzi. Er is te weinig te doen en te veel tijd om handen en zijn hoofd maakt hem gek. De verveling maakt hem gek. De routine waar geen eind aan lijkt te komen maakt hem gek.

Er is geen Friday om zijn gedachten tegenaan te werpen. De helm is stil, leeg. Het Iron Man harnas functioneert nog maar half. Tony beschikt niet over de resources om de tech te maken.

Zo nu en dan zet hij de helm op, sluit zijn ogen en beeldt zich in dat hij op aarde is, het opneemt tegen de vertrouwde Hydra-volgelingen of de een of andere extremistengroep waar de overheid zich geen raad meer mee wist. Steevast drijven de herinneringen aan Titan na enige minuten boven.

De helm omsluit hem, verstikt hem. Hij rukt het ding van zijn hoofd en werpt het de cabine door. Hij moet kalm worden, snel kalm worden. Er is nog maar een klein restant over van de zuurstofvoorraad waarmee hij vertrok.

Adem in, adem uit. Adem in, adem uit.

Te snel, waarschijnlijk. Hij denkt de woorden te snel. Ze doen niets om hem te kalmeren. Adem in - Ik ben niet Howard - adem uit. Adem in, het zuurstoftekort, ik wil ik wil ik wil, ik ben niet Howard, ademen. Blijven ademen. ADEMEN. Peter, niet Howard, wil, wil, wil, te veel, wil te vee-

Hij trekt aan zijn haren, trekt totdat hij bruine, vette plukken in zijn handen houdt. Hij schreeuwt het uit. Hij weet niet waarvan. Is het de pijn? Of probeert hij met geluid zijn hoofd het zwijgen op te leggen?

Te veel, te veel, te veel - Niet Howard - ik wi-

○☆○☆○☆○

Hij drukt zich zo dicht mogelijk tegen de speakers aan. Onder het controlepaneel draait een casette langzaam af. Zijn wangen zijn nat. Een ruis klinkt zachtjes door de muziek heen: 'Here am I floating in my tin can / A last glimpse of the world / The planet Earth is blue and there's nothing left to do.' David Bowie. Tony luisterde nooit naar David Bowie. Hij gaf de voorkeur aan AC/DC en Led Zeppelin, maar hier in de ruimte kan hij niet te kieskeurig zijn. Hij moet blij zijn met ieder nummer dat Peter Quills bescheiden muziekverzameling rijk is. Ieder nummer is een paar minuten meer waarmee hij de stilte kan verdrijven.

Het voelt alsof zijn hoofd is volgestopt met watten. De woorden en de muziek komen nog maar half binnen. Het ligt waarschijnlijk aan de verhoogde CO2 concentratie die in de ruimte hangt. De lucht in de cabine circuleert al een tijdje. De zuurstof is op.

Te snel geademd, waarschijnlijk. Hij weet dat het niet waar is, maar hij denkt het toch. Te snel, te veel, te onzorgvuldig.

(Zoals op Titan.)

Hij drukt de herinneringen weg, begraaft ze zoals hij al zijn hele leven zijn verleden begraaft. Het maakt allemaal niet meer uit. Vanavond zal het einde zijn. Hij zal voor de laatste keer zijn ogen sluiten. Het donker zal hem omhelzen.

Hij wil niet meer wakker worden. Hij wil niet meer.

○☆○☆○

Het is al laat, of vroeg, of Tony's vroeg dat ondertussen misschien eigenlijk wel laat is, als zijn vredige halfslaap verstoord wordt door geluiden die in de verste verte niet klinken als alle mogelijke geluiden die Tony eerder in het ruimteschip had gehoord. Hij is te ver heen om te begrijpen wat hij tussen zijn wimpers door ziet.

Leren schoenen wandelen vanuit een wazige achtergrond zijn gezichtsveld binnen. Een zilveren metaal glanst in het licht van de sterren. Het materiaal omvat benen die ver omhoog reiken richting een plafond dat Tony tot in den treure heeft bestudeerd.

'Huh?' probeert hij uit te stoten. Zijn tong ligt als een leren lap in zijn mond; nutteloos. Zijn stem lijkt vergaan in de droge toendra die zijn keel is.

Is het de engel van de dood, vraagt hij zich af met gedachten die zwaarder wegen dan grafstenen. Bestaat geloof hier wel, kaatsen zijn hersenen terug als hij op zijn rug wordt gedraaid. Zijn slaap klapt tegen de stoffige vloer. Hij kijkt met wazige blik naar de leegte aan de andere kant van het raam.

Voetstappen klinken door de stilte. Geschuifel verraadt dat de indringer met zijn handen dingen oppakt, Tony's harnas bekijkt waarschijnlijk. Iedereen wil altijd alleen maar zijn tech, kent hem om zijn tech, mag hem om zijn tech. Zelfs in de ruimte zal hij niet veilig zijn voor de hebzucht van anderen.

Tony weet niet of hij moet hopen dat zijn reddende engel net binnen is gekomen, of dat hij moet vrezen voor zijn leven.

Hij weet het niet.

Misschien wil hij het ook helemaal niet meer weten.

De indringer buigt zich over Tony heen, pakt zijn kin vast met een gehandschoende hand. Tony weet niet wie er achter het masker schuil gaat dat uitdrukkingloos op hem neerkijkt, of het een monster is zoals hij er al zoveel gezien heeft in zijn leven. Of misschien gaat er wel een bezorgde blik verborgen achter het staal.

Nee, besluit hij, er bestaan geen bezorgde blikken in het heelal. Daarvoor zijn er te veel zielen en is de zijne te weinig waard.

Hij ziet zijn eigen weerspiegeling in het vizier van de zilveren helm. Zijn wangen zijn ingevallen, zijn ogen staan dof. Zijn lippen lijken op de droge grond in Death Valley.

Hij kijkt zichzelf aan, en laat los.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top