Zestien

Ik zat woensdag de hele voormiddag thuis, in de zetel, de staren naar het zwarte televisiescherm. Af en toe kreeg ik een melding van WhatsApp, dan las ik die, maar reageerde niet.

Ik hoorde mam gisteren met oma praten aan de telefoon. Ze zei dat ik verloren liep zonder Roos. Ze had gelijk ook. Ik voelde me verloren.

Ik keek op de klok. Elf uur. De leraren hadden nu klassenraden. Anders dan vorig jaar en het jaar daarvoor, maakte ik me geen zonder over het commentaar en de uitslag. Ik had een richting gevonden waar ik goed in was. Ik deed Wetenschappen, samen met Roos.

Ik keek weer op de klok. Drie over elf. Ik zat nu al drie uur in de zetel en ik begon toch dorst te krijgen. Ik kwam vermoeid overeind. Mijn voeten sliepen, net als mijn knie en mijn arm was stijf. Ik strompelde naar de koelkast en bekeek het aanbod. Ik nam een blikje Agrumes en liep weer naar de living.

Plots viel mijn oog op het kaartje op de salontafel. Het kaartje van Maaike, met haar telefoonnummer en e-mailadres op.

Maaike was vandaag de hele dag weg, dus daar kon ik ook niet heen.

Zuchtend zakte ik weer dieper weg in de kussens. Ik keek nog een keer naar de klok. Negen over elf. Ik nam mijn telefoon en keek of ik nog meldingen had. Één nieuw WhatsApp-bericht.

Ga naar buiten, Noah! Je zit al de hele dag binnen.

Ik keek naar de afzender. Lisa. Die zat vandaag in Nederland, bij haar grootouders. Ze had me verteld dat ze haar grootouders vreselijke mensen vond, dat vonden ze ook van haar. Volgens Lisa waren ze ordinair en oud. De blauwe pluk haar van Lisa vonden ze vreselijk. Daarom dacht ze erover na om nog een pluk te kleuren. Nog een stuk blauw erbij, of een ander kleurtje. Dan zouden haar grootouders haar niet meer willen zien en moest ze er ook niet meer heen.

Ik had Lisa gemist. Daar had ik drie weken geleden nog niet aan gedacht. Ik was Lisa zo goed als vergeten. Maar nu besefte ik dat ik haar had gemist. En toen dacht ik aan Yenthe. Zij was ook een fantastische vriendin.

Resoluut pakte ik mijn telefoon en begon te typen: Iets tedoen vandaaag? Ik haalde de foutjes eruit, de 'te' en 'doen' af elkaar en een 'a' bij 'vandaag' weg. Zo, verzenden.

Nu moest ik wachten op antwoord. Ik trok mijn schoenen aan en pakte mijn jas. Met mijn telefoon in mijn hand liep ik naar buiten, de sneeuw in. Mijn gsm kreeg een plaatsje op de vensterbank en ik begon met het maken van een sneeuwman.

Na een tijdje kreeg ik het warm. Ik deed mijn sjaal af en legde hem bij mijn gsm. Ik zag dat ik een bericht had. Van Yenhte

Nope, k ben vrij! Zwemmen of schaatsen?

Ik grijnsde en stuurde terug: Schaatsen! 14u bij de schaatsbaan!

Nadat Yenthe antwoordde dat dat prima was, ging ik verder met mijn sneeuwpop.


Tevreden zette ik een stapje achteruit. De sneeuwman had een rode muts op, een blauwe sjaal, twee takken in zijn zij en op het uiteinde daarvan had ik groene handschoenen geschoven. Er zaten gele knoopjes in zijn buik, oranje knoopjes voor de mond, grijze voor de ogen en een wortel bij de neus. En tegen de sneeuwman had ik een slee gezet en het touwtje had ik over zijn hand gehangen.

Ik keek snel hoe laat het was. Half één! Ik pakte mijn telefoon en nadat ik een foto had genomen van mijn sneeuwman, liep ik naar de achterkant van ons huis. Op het paadjes lagen veertjes. Ik hurkte erbij neer. Er lagen zestien veertjes.

Ik besefte dat een klein, onschuldig vogeltje ten prooi was gevallen aan een kat. En er bleven alleen maar veertjes over. Het vogeltje was dood.

En ongewild dacht ik weer aan Roos. Zouden er van haar ook met zestien haren overblijven? Of zou ze helemaal heel terugkomen?

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top