Zes

Toen ik thuis kwam, was het er doodstil. Mijn ouders waren gaan werken en Elle zat nog op school, die mocht 's middags niet naar huis.

Ik spitte de koelkast uit op zoek naar iets lekker en stuitte uiteindelijk op een bakje koude pasta. Toen ik het opat, besloot ik naar jouw te gaan. Ik liep naar de bushalte en reed naar het ziekenhuis.

'Roos van Meerden', zei ik tegen de vrouw achter de balie, toen ik eindelijk aan de beurt was. Het leek wel alsof iedereen iemand kwam bezoeken.

'Intensive care, kamer 394', zei de brouw. De rimpels in haar gezicht, die hopeloos geprobeerd waren weg te werken met allemaal spuiten, verraden dat de vrouw al een lang leven achter zich had liggen.

Ik wekte mezelf uit mijn gedachten en volgde de bordjes naar de intensive care. Toen ik op de juiste gang was aangekomen, begon ik de kamers te tellen: '389, 390, 391, 392, 393, 394.'

Met mijn vuist klopte ik op de deur. Toen er geen reactie kwam, legde mijn hand op de klink en drukte hem zo zacht mogelijk naar beneden. Het eerste wat ik zag was Helena, die onderuitgezakt op een stoel zat, met haar hoofd naar achter. Ze snurkte een beetje.

Ik schrok van haar bleke gezicht en de diepe, paarse wallen onder haar ogen. Voorzichtig ging ik op de stoel naast het bed van Roos zitten.

Op haar nachtkastje stonden een heleboel kaarten, in een cirkel rond een vaas met zes rozen erin. In de cirkel was één leeg plekje.

'Die is gereserveerd voor jouw', hoorde ik plotseling. Betrapt keek om, en zag dat Helena wakker was.

'Ik wou je niet wakker maken', begon ik.

Helena glimlachte. 'Dat deed je niet.'

Mijn blik ging weer naar de lege plek. 'Wacht... wachten jullie op iets van mij?' Schuldig bedacht ik me dat ik helemaal niet aan een kaart had gedacht.

'Nee, natuurlijk niet. Maar Roos zou willen dat... het is moeilijk uit te leggen. De plek symboliseert dat jij er bent, zichtbaar of onzichtbaar, voor Roos ben je er altijd.'

Ik slikte. 'Hoe gaat het met haar?', vroeg ik uiteindelijk, na een lange stilte.

'Ze houden haar in een kunstmatige coma. Binnen een week zou ze eruit moeten.'

We keken beiden naar Roos. Haar haren lagen mooi over haar schouder en haar arm lag over het deken, zoals ze altijd deed als ze sliep.

Ik stond op. Ik kon het hier niet volhouden. 'Ik moet gaan, Helena. Ik kom morgen terug.'

'Bedankt, Noah', zei ze.

Ik lachte geforceerd en liep toen de gang in. De hele busrit naar huis staarde ik naar buiten, terwijl de regendruppels over de ramen liepen.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top