Vijfendertig
Mensen laten schrikken is altijd een van de dingen geweest die je leuk vond. Die mensen vonden het vaak iets minder leuk. Mij kon je altijd het hardst laten schrikken, op onverwachte momenten. Dat deed je nu weer. Dat telefoontje, wat betekende dat? Ik ben geduldig en jij niet, maar op dat moment had ik even weinig geduld als jij.
Ik staarde mam aan. Ze zag meteen dat er iets mis was.
'Noah?' vroeg ze bezorgd.
Mijn ademhaling versnelde. 'Ziekenhuis. Nu!'
Aan die tweede woorden had ze genoeg. Ze legde Lucas en zijn moeder kort de situatie uit.
Ik trok ondertussen snel een paar schoenen aan en griste alvast de autosleutels van de plank. Zo snel ik kon liep ik naar de auto, stapte in op de passagiersstoel en startte de auto al.
Mam, Elle, Lucas en zijn moeder kwamen ook net buiten. Elle haaste zich naar de auto en nam plaats op de achterbank.
Ik klopte ongeduldig op het raampje. Mam nam nog afscheid en snelde zich daarna ook naar de auto.
'Wat is er precies aan de hand?' vroeg Elle. Mam reed de oprit af.
'Geen idee. Het klonk alleen dringend.'
Toen we over de hoofdweg reden, zag ik op de klok aan de kerktoren dat het bijna half tien was. Het was al lang geen bezoekersuur meer in het ziekenhuis, maar aangezien het verzoek van Roos smekend had geklonken, zouden we vast wel binnenmogen.
Ik had de pech dat het ziekenhuis negentien kilometer verderop lag en zo'n dertig minuten rijden was. Ik had het gevoel dat elke minuut telde.
Alles ging ook mis. Bij elk verkeerslicht dat we voorbijkwamen, sprong het op rood. Bij elke weg die we wilden inslaan, liet niemand ons door. Bovendien kwamen we bij elk zebrapad wel een voetganger tegen die wou oversteken.
Alsof dat nog niet genoeg was, waren de deuren van de hoofdingang al gesloten. Er zat niets anders op dan de pijlen de volgen naar een anderde ingang. Alleen vonden we die niet.
Het oude, bekende gevoel van oververmoeidheid overspoelde me en ik barstte in tranen uit. Het was alsof alle kracht uit me wegebde.
'Ik kan het niet meer aan', snikte ik.
Elle sloeg haar armen om me heen. 'Jawel, Noah. We vinden Roos', fluisterde ze troostend. 'We komen er wel.'
'Waarom was ik zo koppig en ben ik daarstraks niet naar haar toe geweest?'
'Sssht', suste Elle me.
Het geluid van een moter van een auto deed me opkijken. Een chique, zwarte wagen reed de parking op. Een kalende man in een witte jas en met een koffertje stapte uit. Hij keek verbaasd en liep op ons af.
'Kan ik jullie helpen? Het bezoekersuur is voorbij', zei hij vriendelijk.
Ik boende over mijn wangen. 'Ik werd een half uurtje geleden gebeld door een vriendin die hier in het ziekenhuis ligt. Ze vroeg me of ik kon komen. Het klonk dringend', vertelde ik hem met onvaste stem.
De man knikte nadenkend. 'De hoofdingang is al gesloten. Loop maar even met mij mee.'
Opgelucht volgde ik hem, de hand van mijn zusje vasthoudend.
'Hoe heet je vriendin?' vroeg de man, van wie ik intussen vermoedde dat hij een dokter was.
'Roos van Meerden', antwoordde ik.
Hij schudde zijn hoofd. 'Die ken ik niet. Wie is haar dokter?'
Ik snoof even. 'Dokter Helsen.'
De dokter knikte, maar antwoordde niet.
Het leek een eeuwigheid te duren, maar uiteindelijk kwamen we aan bij een klein, glazen deur.
Het was doodstil in het ziekenuis. De gangen leken smaller en de lampen flikkerden, alsof ze allemaal kapot waren. Het zag er angstaanjagend uit. Zacht voelde ik een kneepje van Elle in mijn hand. Ze knikte bemoedigend.
We liepen hele gangen door en gingen trappen op. Uiteindelijk herkende ik het. De man leidde ons naar het kantoor van dokter Helsen.
'Nog veel succes', zei de man. Hij knikte naar mam en ging verder.
'Dank u wel!' riep Elle hem nog achterna.
Even stonden we alle drie stil.
'Jij kent het hier het best', zei mam.
Ik haalde diep adem en klopte op de deur. Voor een moment was het stil, maar dan klonk toch de stem van dokter Helsen: 'Binnen!'
Bibberend duwde ik de deur open.
'Noah!' De dokter herkende me onmiddelijk. 'Ik neem aan dat Roos je gebeld heeft?'
Ik knikte. Er welden alweer tranen op, maar ik slikte ze weg.
Hij nam ons weer mee uit zijn kantoor. We liepen opnieuw door de griezelige gangen tot in de bekende, achterste gang.
'Je kent de weg.' Hij knikte naar mij en hield mam en Elle tegen. Hij zei zacht iets dat ik niet kon verstaan. 'Ga maar', moedigde hij me aan.
Zenuwachtig wandelde ik naar de deur van Roos' kamer. De laatste keer dat ik hier was, had ik Roos uitgescholden en getierd. Mijn mond voelde kurkdroog. Maar ik ging de kamer binnen.
Helena zat met rode ogen bij Roos. Ze knikte naar me. 'Ik laat jullie alleen.'
Bij het buitengaan raakte ze nog snel even mijn arm aan. 'Dank je dat je er bent', fluisterde ze.
Ik keek haar na. Ik stond aarzelend in de kamer. Roos keek me aan.
'Noah.' Haar stem klonk hees.
Ik keek naar de grond.
'Kom...' Roos slikte. 'Kom zitten.'
Traag ging ik in de richting van het bed en nam plaats op de matras.
'Je hebt me gebeld', zei ik na een tijdje.
Roos knikte.
'Het klonk dringend', vervolgde ik.
Weer een knik.
'Sorry', snifte ik. Ik veegde mijn mijn hand door mijn oog, maar er ontsnapte een traan. Een nat spoor bleef achter op mijn wang.
Roos schudde haar hoofd. 'Nee, Noah, verontschuldig jezelf niet! Alsjeblieft, doe dat niet!'
Ik omhelsde Roos. Hoe lang was dat geleden? Twee maanden? Drie maanden? Vier maanden?
'Noah.' Roos maakte zich los. 'Er is iets dat ik je moet vertellen', zei ze ernstig.
'Wat is er?'
Roos keek weg en er rolden opnieuw tranen langs haar wangen.
'Noah. Ik word niet meer beter.'
Ik staarde haar aan. 'Wat?'
Roos haalde haar schouders op. 'Er is te veel beschadigd. Ik heb een paar nieuwe organen en allemaal van die ijzeren dingen enzo, maar mijn lichaam reageert er niet op.'
Ondertussen huilde ik ontzettend. 'Nee. Nee. Nee!' schreeuwde ik. 'Roos, Roos, je kunt niet...'
'Ik ga dood, Noah', snikte mijn allerbeste vriendin. 'Het duurt niet lang meer. Hoogstens een week. Zodra de pijn komt, weet ik het.'
'Je mag geen pijn hebben', zei ik. 'Die heb je al te veel gehad.'
Roos knikte. 'Daarom heb ik dokter Helsen gevraagd vanavond...' Ze maakte haar zin niet af. Dat was ook niet nodig. Hartsvriendinnen hebben geen woorden nodig. Ze begrijpen elkaar altijd.
'Zo kort?' vroeg ik.
'Ik wil geen pijn meer lijden. De dokters hebben de hoop opgegeven. Ze hebben alles geprobeerd. Als ik zelfs maar een kleine kans zou hebben, zouden ze me nu aan het opereren zijn, No. Er is geen hoop meer.'
'Wat voel je nu?'
'Ik ben bang', bekende Roos. 'Ontzettend bang. Maar het is beter zo.'
Het enige dat ik kon is de moed van mijn vriendin bewonderen. Ik zou het niet durven.
Ik besefte nog niet eens half dat ik Roos na deze avond nooit meer zou zien.
'Ik wil je niet kwijt', huilde ik.
'Je weet niet eens half hoe veel ik om je geef', huilde Roos mee. 'Noah, je bent het belangrijkste in mijn leven. Goed? Onthoud dat. Altijd!'
Ik knikte en sloeg mijn armen om Roos.
'Ik heb nog iets voor je', vertelde Roos na een paar minuten. Ze nam een klein, blauw fluwelen doosje van haar nachtkastje.
'Wat zit erin?'
Roos schudde haar hoofd. 'Maak het straks pas open. Maak het open wanneer...'
Voor de zoveelste keer die avond kon ik niets anders doen dan knikken.
'Ik heb brieven geschreven', ging Roos verder. 'Voor iedereen in mijn omgeving. Voor onze vrienden, voor het hockeyteam, voor onze vrienden van vroeger, voor dokter Helsen, voor Elle, voor de leraren, zelfs een voor mijn vader. Wil jij ze allemaal geven?'
Vastberaden nam ik ze aan. 'Allemaal.'
Roos keek naar de klok. 'Nog even. Welke nieuwtjes zijn er allemaal?'
Typisch Roos. Nieuwtjes, roddels en verhalen. Ze hield ervan.
Ik vertelde haar alles over de afgelopen maanden. Ik vertelde over Merel, Maaike, Dribbel, over de bakker, Gerimpelde Rosa en ten slotte over Lucas.
Roos had weer pretlichtjes in haar ogen. Ze grijnsde toen ik haar vertelde hoe Lucas me had gevonden en knipoogde naar me toen ik eindigde bij het etentje van vanavond.
Maar toen was er zacht geklop op de deur en kwam dokter Helsen binnen, samen met drie andere dokters, Helena, Elle en mam.
Elle liep op Roos af en gaf haar een knuffel. Dokter Helsen had hen ingelicht over de situatie.
'Je bent dapper', hoorde ik mijn zusje fluisteren. 'Het is een eer om jou te kennen. Het gaat je goed, Roos.'
Elle was zo volwassen voor haar leeftijd en ze wist precies de dingen de zeggen zodat Roos zich goed voelde.
Ook mam omhelse Roos en zei een paar dingen tegen haar.
Als laatste kwam Helena nog. Ze liep naar de andere kant van het bed en nam Roos' hand vast. Ik pakte de andere.
'Het was fijn om afscheid te nemen', zei Roos.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top