Tweeëndertig
Soms denk ik dat ik me te veel liet beïnvloeden door jou. Mijn keuzes waren afgestemd op die van jou. Soms toch. Vaak. Maar ik was er gelukkig mee, ik wou zijn zoals jij. Ik had nooit echt moeten beslissen, als ik iets niet wist dan volgde ik jou. Maar nu kan ik je niet volgen. Voor het eerst moet ik het alleen doen.
Het regende erg hard, maar toch trok ik mijn blauwe regenjas aan. Ik realiseerde me dat ik iets vergeten was en stormde de trap op. Snel nam ik een tas die niet veel woog.
'Tot straks!', riep mijn moeder naar me.
Eenmaal op de fiets was ik al na twee straten helemaal doorweekt. Mopperend fietste ik wat sneller. Het was behoorlijk druk op de hoofdweg. Ik dacht aan de stapel boeken die op mijn bureau lag, te wachten tot ik ze zou openslaan. Binnenkort waren het examens, ik had er echt geen zin in.
Het regende al wat minder hard toen ik in de helft van mijn weg was. Ik moest nog een paar straten door voor ik bij mijn bestemming was.
Ik wachtte voor het zebrapad. Toen er een aantal auto's voorbij waren, stapte ik terug op en reed over het zebrapad. Ik was bijna aan de andere kant toen ik besefte dat ik een grote inschattingsfout had gemaakt. Angstig keek ik opzij. De bumper van een grote vrachtwagen kwam razendsnel dichterbij. Ik gilde en probeerde te rennen. Maar het was al te laat.
Badend in het zweet schrok ik wakker. Ik ademde diep in en uit, maar mijn hart bleef snel kloppen. Er zat te veel speeksel in mijn mond. Had ik net echt meegemaakt wat Roos had meegemaakt? Ik ging steeds sneller ademhalen.
Waarschijnlijk zat dat ding aan mijn pols er voor iets tussen, want opeens kwamen er twee verpleegsters mijn kamer binnen gelopen.
Mijn ademhaling ging steeds sneller en ik beefde helemaal.
'Rustig', zei een verpleegster.
'Er is niets aan de hand', verzekerde de tweede verpleegster me. Ze duwde me zacht terug in mijn bed. 'Gewoon rustig worden.'
Na een tijdje voelde ik me weer wat beter. 'Waarom lig ik in het ziekenhuis?', vroeg ik. 'Ik ben kerngezond.'
De eerste verpleegster schudde haar hoofd. 'Je bent oververmoeid en je hebt de laatste tijd veel te weinig voeding binnengekregen.'
Ik zuchtte. 'Dat is toch zo weer opgelost! Help liever de patiënten die het echt nodig hebben!'
'Ondervoeding kan een ernstig probleem worden als er niet snel iets aan gedaan wordt', wierp de tweede verpleegster tegen.
'Wanneer kan ik naar huis?'
'Je moeder is onderweg. Ze moet een aantal vragen beantwoorden', antwoordde een van de verpleegsters.
Ik rolde met mijn ogen en zweeg. De verpleegsters wisselden een blik en gingen daarna allebei de kamer uit. Na een minuut of vijf hoorde ik een zachte klop op de deur.
'Binnen', riep ik, ook al had ik helemaal geen zin in een gesprek.
Een onbekende jongen kwam binnen. Hij had bruin haar en een vriendelijk gezicht. 'Hey', stamelde hij.
'Ken ik jou?'
'Ik ben Lucas. Ik vond je in mijn vaders tuin', zei hij.
'Wacht, wat? Sorry, ik herinner me niets van de afgelopen uren', excuseerde ik me. 'Wat is er precies gebeurd?'
'Ik ging mijn vader opzoeken, en jij zat in zijn tuin. Je leek nogal...', Lucas zocht naar de juiste woorden 'verward. Toen je rechtstond zakte je ineen, en toen reageerde je niet meer, dus belde ik de ziekenwagen.'
'Wel, dank je, denk ik.' Ongemakkelijk trok ik het deken wat verder over me heen. Langzaam herinnerde ik me weer dat ik naar het huis van een of andere chauffeur was gegaan. De chauffeur die Roos had aangereden. 'Is die chauffeur jou vader?', vroeg ik ongelovig.
Lucas knikte. 'Na... na dat ongeluk ging hij weg bij mij en mijn moeder. We wisten maanden niet waar hij was, maar na een tijdje vond ik hem. Alleen was hij zo hard veranderd...', hij pauzeerde en keek de andere kant op. 'Ik ga wekelijks naar hem, hopend dat hij zijn leven weer oppakt.'
'Mijn bezoekje zal dan niet echt geholpen hebben. Ik heb hem staan uitschelden', biechtte ik op. 'Ik was zo kwaad op hem voor wat hij Roos had aangedaan.'
Lucas fronste. 'Roos? Ken jij dat meisje?'
Ik knikte. 'Ze is mijn beste vriendin.'
'Het was nooit mijn vaders bedoeling om... Het spijt me', zei Lucas.
Ik schudde mijn hoofd. 'Jij moet je niet verontschuldigen, je vader ook niet. Ik moet sorry zeggen. Ik besef nu pas wat ik gedaan heb. Ik had het nooit moeten doen.'
'Ik begrijp jou ook wel', antwoordde de jongen. 'Ik vergeef het je, mijn vader vast ook.'
Ik glimlachte kort. 'Dank je', fluisterde ik. 'Dat je me gevonden hebt.'
Nog voor Lucas kon antwoorden kwam mijn moeder binnengestormd. 'Noah! Ben je oké?'
'Ja, mam. Die verpleegsters laten het erger klinken dat het is. Ik ben gewoon moe en ik heb honger.'
'Nee, Noah, er is echt wat aan de hand', zei mam. 'Noah, ik weet wat er gebeurd is en...'
'Hoe weet je dat?', onderbrak ik haar.
'Ik heb de dokter alles verteld', verklaarde Lucas. 'Sorry.'
Mam bekeek de hem even. 'Nee, we moeten je bedanken. Dank je dat je Noah gevonden hebt.'
Lucas lachte. 'Graag gedaan.'
'Als bedankje kan je bij ons komen eten. Met je gezin, natuurlijk', besloot mam.
'Wel...', Lucas aarzelde en keek naar mij. Ik knikte. 'Goed dan!'
Mam schreef ons adres en telefoonnummer op een papiertje en gaf het hem. 'Volgende week?', vroeg ze.
Lucas knikte en nam het briefje aan. 'Ik moet maar eens gaan. Tot volgende week!' Hij liep de gang op.
Mam wendde zich tot mij. 'Je moet met iemand gaan praten.'
'Met wie? Met Roos? Die zegt niets tegen mij!', riep ik.
'Nee, met een therapeut. Ik heb al een afspraak gemaakt', gaf ze toe.
'Wat?', vroeg ik ongelovig. 'Ik ga mooi niet! Ik ben niet gek.'
'Noah...'
'Nee-hee!' Ik rukte het bandje van mijn pols en sprong uit mijn bed. Na een paar wankele passen vond ik mijn evenwicht en beende ik mijn kamer uit.
Zonder er bij te moeten nadenken liep ik naar Roos' kamer. Ik had er genoeg van. Ze moest maar weer eens tegen me praten.
Helena zat rustig op de stoel naast het bed toen ik binnen kwam.
'Oh, hallo Noah', begroette ze.
'Dag Helena', antwoordde ik bars.
Helena leek even van slag. 'Kan ik iets voor je doen?'
'Ja', besloot ik. 'Je kan me de waarheid vertellen.'
'Wat?', vroeg Helena.
'De waar-heid.' Ik moest en zou weten wat er allemaal aan de hand was. 'Wat is er met Roos?'
'Noah', stamelde Helena. 'Ik denk dat ze je dat best zelf kan vertellen.'
'Dat zal heel moeilijk worden als Roos', ik legde kwaad de nadruk op haar naam 'weigert tegen mij de praten.'
Helena keek verdrietig. 'Ik begrijp dat...'
'Nee!', schreeuwde ik. 'Ik heb het recht te weten wat er aan de hand is!'
En eindelijk, eindelijk had ik de aandacht van Roos. Ze draaide zich om en keek naar me. Maar ze bleef zwijgen.
'Ik heb er genoeg van.' Ik klonk verrassend kalm. 'Ik heb er genoeg van', herhaalde ik. 'Ik hoef jou beste vriendin niet te zijn!', schreeuwde ik opnieuw. 'Wij zijn geen vriendinnen meer!' Tranen liepen over mijn wangen.
Roos reageerde niet.
'Ach, stik toch Roos, stik gewoon!' Ik stampte de kamer uit en smeet de deur dicht. De harde knal echode door de lege gang. Verslagen ging ik op een van de stoelen in de gang zitten.
Helena kwam ook naar buiten. 'Noah', zei ze. 'Je hebt gelijk, je verdient het om te weten wat er allemaal gebeurd.'
'Eindelijk', mompelde ik en ik veegde over mijn wangen. 'Wat is er dan aan de hand?'
Helena zuchtte. 'De waarheid, Noah, het gaat niet goed met Roos. Helemaal niet goed.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top