Eenentwintig
Auto in en vertrekken. Dat was wat ik deed nu het telefoontje van je moeder. Ik liet iedereen op het kerstfeestje verdwaasd achter, jij was het enige dat telde. Eindelijk, eindelijk was je weer bij mij.
'Mam!', schreeuwde ik. 'Rij snel-ler!' Gefrustreerd trommelde ik op mijn benen. Waarom was de weg naar dat verdomde ziekenhuis zo lang?
Het werd pas echt erg toen we de bocht omreden en ik een file zag. Twee auto's waren op elkaar gebotst en de bestuurders stonden midden in de weg ruzie te maken. En de politie was in geen velden of wegen te zien.
Helemaal opgefokt klikte ik mijn gordel los en opende ik het portier.
'Wat ga je doen?', vroeg mam ongerust.
'Ik ga te voet', zei ik resoluut. 'Als je me tegenkomt pik je me maar weer op.' Ik gooide de autoduur dicht en liep over de berm naar het voetpad.
Al snel kwam ik voorbij de ruziënde bestuurders. Waarom moesten mensen altijd zo moeilijk doen?
Ik had energie teveel. Ik begon steeds sneller te gaan, tot ik aan het lopen was. Steeds sneller, sprinten. Auto's schoten me voorbij, maar de fietsers kon ik makkelijk voorbijgaan. Ik begon me slecht te voelen, ik kreeg steken in bij mijn middenrif, maar ik voelde het niet.
In mijn mond zat te veel speeksel, maar ik bleef rennen. Af en toe zag ik mijn schaduw door het licht van de straatlantaarns schieten, maar het was alsof ik in mijn hoofd zat. Ik kon alleen maar rennen.
'Roos. Ziekenhuis. Wakker. Rennen', schoot er de hele tijd door mijn hoofd.
Plots zag ik de wegwijzer die naar de parking van het ziekenhuis wees. Mijn besef kwam weer terug en ik kwam abrupt tot stilstand. Mijn longen voelden rasperig aan van de ijskoude lucht en ik viel bijna flauw van de steken. Het zweet droop af mijn voorhoofd.
Ik sloot mijn ogen en telde tot tien. Toen liep ik rustig naar het zebrapad om over te steken. Maar het bleef te lang groen voor de auto's. Mijn onrustige gevoel kwam weer terug en ik besloot de straat gewoon over te steken. Rakelings ging ik langs een fietser die ik net voorbij had gestoken en een wit bestelbusje stopte piepend. De chauffeur keek beschuldigend naar mij. Moordend keek ik hem aan en rende toen verder naar de balie van het ziekenhuis.
De oude, gerimpelde vrouw die de naam Rosa droeg, zag me al aankomen en zuchtte. 'Het bezoekuur is al afgelopen, juffrouw.'
'Luister', zei ik verrassend kalm. 'Mijn beste vriendin heeft twee weken in coma gelegen en is nu wakker. En ik ga naar haar toe, of u dat nu wilt of niet.' En me die woorden liet ik haar achter, terwijl ik met gerechte rug de gang inliep, op weg naar kamer 394.
Waarschijnlijk was er toen iets met me aan de hand, want om een of andere onverklaarbare reden besloot ik de trappen te tellen. 'Eén, twee, drie', en zo ging ik nog even door. 'Twintig, eenentwintig.'
Ik kwam uit op de gang van Roos. Ik haastte me naar haar kamer. Opgelucht legde ik mijn hand op de deurklink. Ik was bij Roos. Ik was er.
Ik opende de deur en zei blij: 'Roos, ik heb je gemist!'
Toen merkte ik dat er niemand in de kamer was.
-----------------------------------------------------------------------------------------
Heeyy!
Ik weet dat ik had beloofd om gisteren al te updaten, maar ik had een kerstfeestje en ik was doodmoe toen ik om half elf thuiskwam.
Oké, ik ben gemeen, niet? Nu weten jullie nog steeds niet hoe het met Roos gaat, sorry! Maar morgen komt het antwoord! Of overmorgen... misschien volgende week? Nee, zeker morgen, belooft!
Ik heb trouwens een fantastisch kerstcadeau gehad! Roos stond gisteren op #125 op Tienerfictie!
Dat is de beste plaats sinds het begin, 23 september. Zullen we nog verder klimmen? Ik hoop in ieder geval van wel!
xxx GrijzeWolf
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top