Verdrink jezelf
・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・
Warme zonnestralen verwarmden IJsspikkels witte pels. Haar witte lokken haar vlogen alle kanten op door het ochtendbriesje, maar eigenlijk vond ze het wel fijn. Ze haalde diep adem door haar neus en sloot haar ogen even ter ontspanning. Ze was wel gewend aan het reisleven nu. Ze had al zo lang geen vast thuis meer gehad; ze was constant op de vlucht of op zoek geweest. Maar toch had ze spijt van niks. Haar avonturen zou ze altijd bij zich dragen in haar hart en nooit vergeten. Herinneringen waren voor haar één van de belangrijkste dingen in het leven, dat was ook de voornaamste reden dat ze het lot wilde ontlopen. En ook de reden waarom ze Licht moest vinden.
'Waar gaan we eigenlijk naartoe?' vroeg ze aan Bruinwilg. De bruine geest leek nog totaal niet vermoeid te zijn door het reizen. Misschien was dat ook het voordeel van dood zijn.
'De Maanpoel', antwoordde de kater simpelweg.
IJsspikkel fronste. De Maanpoel? Wat zouden ze daar te zoeken hebben? Gelukkig leek Bruinwilg haar verbazing op te merken.
'De Maanpoel is een portaal naar de geestenwereld', legde hij uit. Hij stapte stevig door en IJsspikkel moest haar tempo versnellen om hem bij te houden. Hallo! Ik ben nog niet dood hoor! wilde ze roepen, maar eigenlijk vond ze dat een tikkeltje onbeleefd.
'Werkt dat nog wel dan? Aangezien-' begon ze, maar ze werd al snel afgekapt door haar reisgenoot.
'De Maanpoel krijgt niet zijn kracht door je voorouders die daar vroeger zaten. Het krijgt zijn kracht door de Sterrenstorm. Een rivier die overal en nergens stroomt, en zo ook in de Maanpoel', legde Bruinwilg verder uit. Hij zei het alsof het de normaalste zaak in de hele wereld was, maar dat vond IJsspikkel absoluut niet.
'Een rivier die overal en nergens stroomt? Hoe werkt dat?' vroeg ze, helemaal verward.
Bruinwilg haalde zijn schouders op. 'Waarom kan jij nu een geest zien? Waarom zijn er seizoenen? Er zijn zoveel vragen waar geen antwoorden op zijn, dus hoe moet ik het weten? Het werkt gewoon op zijn eigen manier, zoals alles.'
IJsspikkel was niet tevreden met zijn antwoord, maar wist dat ze niks beter zou krijgen, dus hield haar mond verder. De rest van dag begon ze alleen maar meer te denken over de Maanpoel en haar rare krachten waarvan ze nooit had geweten. Ik denk dat het wel logisch is, gezien de medicijnkatten zo ook naar de SterrenClan gingen. Maar moest ze dan slapend naar de geestenwereld toe? Hoe moest ze dan ooit Licht mee terug nemen?
De vragen spookten door haar kop heen, totdat de sterren boven haar begonnen te schitteren en Bruinwilg stopte. Pas toen IJsspikkel stilstond, besefte ze hoe moe ze was. Ze had zelfs nog helemaal niks op vandaag!
Opgelucht zuchtte ze en plofte ze neer op de grond, terwijl Bruinwilg bleef staan en haar vreemd aankeek.
'Die missie van het lot heeft je meer goeds gegeven dan je had gedacht, nietwaar?' vroeg hij opmerkelijk.
IJsspikkel dacht even na en knikte toen. 'Ik heb er inderdaad veel goede dingen aan overgehouden. Ik heb nieuwe vrienden erbij gekregen, en natuurlijk toen het over was, heb ik Drakenvlieg ontmoet en Haversnor en Goudsneeuw gekregen. Dat was meer dan ik had willen wensen. Een partner en kits is alles wat ik wilde. Het jammere is dat het daarna allemaal fout is gelopen.'
Bruinwilg schudde zijn hoofd. 'Nee, dat bedoelde ik niet. Ik ben bedoel je dat je juist verjongd bent door de missie. Waarschijnlijk had het lot je gewoon op volle kracht nodig, maar daardoor leef je nu wel veel langer. Als dat niet was gebeurd had jij op jouw leeftijd nu niet een hele dag kunnen reizen hoor', voegde hij er snorrend aan toe. Zijn groene ogen keken haar geïnteresseerd aan, hij had vermoedelijk ook niet geweten dat het had gekund.
IJsspikkel versteende van schrik en knikte toen langzaam. 'Je ... Je hebt gelijk', stamelde ze. De witte poes had er nog nooit aan gedacht om naar het oudstenhol te verhuizen, aangezien ze zich altijd nog goed genoeg had gevoeld. Maar eigenlijk had ze met haar leeftijd allang afstand moeten nemen van haar krijgerstaken. Ze was waarschijnlijk ook te oud geweest voor kits. Haar haren schoten overeind. Wat als het lot me als straf veroudert als ze me te pakken krijgen? Wat zal er dan wel niet met me gebeuren?
'Ach, je verdiende het ook wel, want je had die kracht nodig toen je voor de rest van je leven alleen maar moest vluchten voor ze. Eigenlijk ook wel verdient dat ze zichzelf zo tegen hebben gewerkt.' Hij keek bedenkelijk naar de hemel en glimlachte zwakjes. IJsspikkel vernauwde haar ogen even en herinnerde zich Lichts lachje nog. Hij was altijd zo schattig geweest. Toen ze nog een keer naar de schim voor haar keek bedacht ze zich ook dat Licht eigenlijk totaal niet op zijn vader leek. Misschien heeft hij zijn uiterlijk wel gewoon van zijn moeder.
'Kom, het is tijd om verder te gaan. Hoe eerder we daar zijn, hoe beter.' Bruinwilg schudde zijn vacht uit en gebaarde met zijn staart dat IJsspikkel moest opstaan.
De witte poes keek hem verontwaardigd aan. 'Ik moet eerst nog jagen toch? Ik moet nog eten voordat ik weer energie heb! En slaap zou ook fijn zijn. Ik dacht eigenlijk dat we hier gewoon kamp zouden maken.'
Bruinwilg schudde zijn hoofd. 'Je eet maar als we zijn aangekomen op onze bestemming. Kom op!' Met een flik van zijn staart, trippelde hij vooruit en liet IJspikkel verbaasd achter.
'Hoe verwacht je dat ik die reis ga volhouden?' riep IJsspikkel uit. 'De Clans hebben er manen over gedaan om bij het nieuwe territorium aan te komen! Jij als geest kan het misschien sneller, maar ik zeker niet!' Ze stond op en liep snel naar hem toe.
Nogmaals keek Bruinwilg bedenkelijk naar de sterrenhemel. 'Hmm, nou door jouw getreuzel staat de maan al goed genoeg om er gebruik van te maken', mompelde hij. De geest draaide zich om naar haar en wees naar de rivier die naast hen stroomde.
IJsspikkel keek hem weer verschrikt aan. Was deze kater wel helemaal goed? Kon ze zo'n verdraaide muizenbrein wel vertrouwen? 'Waarom zou ik dat doen?' vroeg ze verbaasd.
'Doe nou maar gewoon zoals ik zeg', bromde Bruinwilg een tikkeltje ongeduldig. 'Het zal heus werken.'
Met tegenzin strompelde IJsspikkel naar de rivier. Het was gelukkig redelijk ondiep, maar het stroomde zo snel als dat een eekhoorn in een boom kon klimmen. Voorzichtig doopte haar voorpoot in het water en trok het weer snel terug toen ze de ijzige koelte voelde. Door het bergachtige gebied was het water hier een stuk kouder dan in het oude territorium en IJsspikkel was er, ondanks haar naam, geen liefhebber van.
'Graag wat sneller dan een slak', spoorde Bruinwilg haar aan. 'De maan moet wel nog schijnen als je er eenmaal in staat.'
IJsspikkel keek geïrriteerd achterom. Ze wist dat de kater gewoon bezorgd was om zijn zoon, maar hij kon wel iets aardiger doen. Zij was tenslotte degene die alles moest uitvoeren en er werkelijk last van had. Maar ze was het er wel mee eens dat ze zich niet zo moest aanstellen, dus stapte ze dapper in het koude water. Meteen zette ze haar vacht uit voor extra warmte, maar de kou had haar aderen al bevroren.
'En nu?!' schreeuwde ze hard, al wist ze niet waarom want ze kwam gemakkelijk boven het geluid van het water uit.
'Denk aan de Sterrenstorm!' riep Bruinwilg terug vanaf de zijkant.
IJsspikkel wist even niet goed wat ze moest doen. Hoe moest ze aan iets denken dat ze nooit had gezien? Ze sloot haar ogen peinzend. Sterrenstorm. Sterrenstorm. Sterrenstorm, herhaalde zin haar gedachte en ze beelden zich een rivier vol sterren in. Zodra ze haar ogen weer opende, keek ze naar haar poten waar het water langs stroomde. In de glinstering van het wateroppervlakte, schenen sterren helder en fel. Nog nooit had ze zoiets moois gezien. En ze snapte ook meteen waar de naam vandaan kwam. Het leek echt op een storm van sterren die door de rivier werden meegesleurd.
'Ja! Goed zo!' moedigde Bruinwilg haar enthousiast aan. 'En nu naar de Maanpoel!'
IJsspikkel sloot haar ogen weer en knikte ter begrip. Het was een lange tijd geleden sinds ze de speciale plek had gezien, maar ze zou het nooit vergeten. Langzaam kwam de Maanpoel steeds beter in zicht in haar gedachten. Ondertussen werd de stroming steeds sterker. Ze boorde haar klauwen in de modderige grond onder zich, maar door de zachte aarde kreeg ze maar weinig grip. Voor ze het wist, spoelde het water haar poten onder water en werd ze meegesleurd. Terwijl ze kopje onder dook, dacht ze alleen nog maar aan de Maanpoel.
Wild spetterde ze heen en weer, waardoor ze nauwelijks doorhad dat de stroming was verminderd. Snel zocht ze met haar poten naar de ondergrond, en sprong overeind, happend naar adem. Ze schudde haar vacht uit en opende haar ogen. Opeens voelde ze het water niet meer langs haar stroomde. Het water was stil gaan staan.
'Ben je daar eindelijk?' miauwde Bruinwilg glimlachend. Het duurde even voordat IJsspikkel doorhad waar ze in stond. Ze bevond zich in de Maanpoel! Zodra ze zich dat realiseerde, viel haar mond open van verbazing.
'Onmogelijk', ademde ze. 'Waarom hebben we dit nooit eerder ontdekt? Moet je nagaan wat we met deze kennis wel niet kunnen!'
Bruinwilg keek haar droog aan. 'Heb je er ooit aan gedacht om in een rivier te staan en te denken dat het je kan transporteren naar een plek?' IJsspikkel werd even stil en schudde toen haar hoofd. 'En het hoort ook niet voor verkeerde doeleinden gebruikt te worden. Daarbij brengt het je alleen maar naar plekken waar je op z'n minst de naam van kent.'
IJsspikkel knikte ter begrip en stapte uit de Maanpoel. Ze wilde haar natte vacht uitschudden, toen ze erachter kwam dat er geen druppel water op haar pels zat, behalve op haar poten dan. 'En wat nu?' vroeg ze. Eigenlijk wilde ze haar neus tegen het wateroppervlakte tikken, want zo was ze ook in de SterrenClan gekomen, maar ze wist niet zeker of dat nu nog wel zou werken.
Bruinwilg haalde zijn schouders nonchalant op. 'Nu moet je in de Maanpoel duiken en niet meer naar boven komen.'
⋆⋅⋅⋅⊱∘──────∘⊰⋅⋅⋅⋆
'Pardon?' vroeg IJsspikkel geschokt. 'Ben je helemaal gek geworden? Ik ga mezelf niet verdrinken! Daarbij is de Maanpoel niet eens diep genoeg daarvoor!'
'In het midden wel', antwoordde de geest kortaf. 'Heus, het zal allemaal wel goed komen! Heeft mijn vorige plan soms niet gewerkt?'
IJsspikkel keek hem schichtig aan. Bruinwilg had veel meer kennis over de wereld dan zij, en zij wist al veel in vergelijking met andere katten. Niemand die zij had gekend in de Clans wist van het bestaan van verschillende universa af en hoe die met elkaar konden verbinden. Zij was ook één van de weinige die van het lot afwist, waarschijnlijk ook omdat ze één van de weinige was die zijn geheugen had behouden na hen te hebben ontmoet.
'Maar was de hele bedoeling hier niet van dat ik juist niet dood zou gaan? Anders had ik net zo goed doodsbessen kunnen slikken toen ik nog thuis was!' Angstig staarde ze naar het water voor haar poten. Ze rilde alleen al bij de gedachte van het verdrinken van zichzelf.
'En wat is je thuis precies?' vroeg Bruinwilg scherp. IJsspikkel opende haar mond, maar ze wist geen woorden meer om te spreken. Ze besefte zich nu pas dat ze daar geen antwoord op had. De DonderClan, wilde ze zeggen, maar ergens wist ze dat dat al lang niet echt het thuis meer voor haar was. Daarna dacht ze eraan dat het thuis niet een plek was, maar waar haar geliefden waren. Maar die droeg ze bij zich in haar hart en al deed het haar pijn om toe te geven, wist ze eigenlijk dat dat voor haar helemaal niet zo was. Ze had gewoon geen thuis. Misschien ben ik net als de Sterrenstorm. Ik hoor overal en nergens. Dat was in ieder geval zo geweest de afgelopen seizoenen, toen ze constant aan het reizen was.
'Kan ik niet gewoon weer in het water staan en teleporteren naar de bestemming?' opperde ze. Met heel haar hart hoopte ze dat Bruinwilg er nog niet zo over had gedacht en dat het gewoon kon. Het klonk namelijk een heel stuk minder pijnlijk. Maar ergens wist ze het antwoord al.
'Nee', antwoordde de bruine kater, 'de Maanpoel mag dan wel deel zijn van de Sterrenstorm, dus op die manier zou het werken, maar zelfs de Sterrenstorm kan niet een levende naar de geestenwereld brengen. Niet in levende lijve in ieder geval. Het bijzondere aan de Maanpoel is dat het een portaal uit zichzelf is. Het is niet gevormd door de Sterrenstorm, het is ermee vermengt. Daardoor kan je door dit portaal overal komen als je er maar aan denkt. Ik zei trouwens ook nooit dat je jezelf moest verdrinken, ik zei alleen dat je niet meer naar boven moest komen; er is een verschil. Aan de andere kant van de Maanpoel is namelijk de opening naar de geestenwereld en die zit maar op enkele plekken in de gehele wereld.' IJsspikkel probeerde wat te maken van wat hij zei, maar snapte er weinig van. Het zat veel te ingewikkeld in elkaar, maar het werkte toch. Dat was juist het mooie ervan, vond zij.
'Oh, oké', antwoordde ze maar. Ze wist ook niet zo goed wat ze anders zou moeten zeggen. 'Dan zit er maar één ding op, hè?' Ze voelde zich nog niet helemaal overtuigd dat het zou werken, maar wat kon ze anders proberen? Zelf zou ze nooit een weg hebben gevonden naar Licht, dus was dit het beste wat ze kon doen.
Ze schuifelde zenuwachtig op haar poten en staarde naar het donkere water. Daarna spande ze haar achterpoten aan en sprong. Ze had verwacht dat ze, zodra ze het water zou raken, meegezogen zou worden naar de diepte. In plaats daarvan verscheen de keiharde grond onder haar poten, waar ze hard op terecht kwam.
'Auw!' riep ze uit toen er een pijnscheut door haar spieren schoot. Ze opende haar ogen in de hoop dat ze al in de geestenwereld was, maar tot haar teleurstelling was ze op exact dezelfde plek. 'Het werkte niet!' riep ze gefrustreerd naar Bruinwilg.
De bruine geest keek haar fronsend aan. 'Ja, wat had je dan verwacht? Je moet er wel een beetje in geloven, hè. Je ziet toch ook geesten omdat je in ze gelooft? Zo werkt het ook met dat portaal natuurlijk, anders zou elk levend wezen er gebruik van maken en dat is niet de bedoeling. Je wachtte ook niet eens op mijn aanwijzingen', het laatste kwam er gespeeld verdrietig uit, maar IJsspikkel had geen tijd voor grapjes. Dit hele gebeuren was te veel nieuws voor haar hersenen, en al had ze verwacht dat ze er ondertussen aan gewend zou zijn, kreeg ze er nog steeds koppijn van.
'Had je ook eerder kunnen zeggen', bromde ze met een zwiep van haar staart.
'Had je ook eerder kunnen vragen', kaatste Bruinwilg terug, al was het niet onvriendelijk.
Ze ging weer klaar staan en sloot haar ogen weer. De Maanpoel is een portaal, vertelde ze aan zichzelf. De Maanpoel is een portaal. De Maanpoel is een portaal! Opnieuw spande ze haar spieren aan en ze sprong. Deze keer hapte ze meteen naar adem toen ze het water onder haar poten voelde. En deze keer zonk ze wel naar de bodem van de poel.
Maar langzaam maar zeker raakte haar adem steeds meer op. Er leek geen einde te komen aan de duisternis. IJsspikkel begon sneller te zwemmen, ze was zo blij dat al het reizen haar die vaardigheid had gegeven, maar waar moest ze naartoe? Het enige andere wat niet duisternis was, was haar witte, bijna lichtgevende, vacht.
Ze zwom alsmaar verder en verder. Eindelijk zag ze iets. Een cirkel die steeds groter en groter werd. Toen ze dichtbij genoeg was, zag ze Bruinwilg aan de andere kant ervan staan. Haar longen begonnen te branden door het weinige lucht en haar zicht werd troebel. Zwarte vlekken verschenen op haar netvlies en uiteindelijk viel haar mond open. Water vloeide naar binnen en ze zonk steeds verder de duisternis in, met haar ogen gesloten.
Zodra ze weer knipperde, proestte het water uit. Hijgend kwam ze overeind, evenals haar haren. In paniek sprong ze op haar vier poten en keek verwilderd om haar heen.
'Ben ik dood?! Waarom ben ik niet in de SterrenClan?' riep ze angstig uit. Toen ze nog een paar keer knipperde, werd Bruinwilgs geestige gestalte steeds duidelijker.
'Nee, IJsspikkel', miauwde de kater rustig. 'Je bent in het Woud der Verloren zielen.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top