Spel des ongemakkelijkheid


・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・

Daar stonden ze. In de leegte. Er was hier niks behalve Licht, Drakenvlieg en een hele slechte sfeer.

'En waar, in SterrenClans naam, heb je ons nu weer "per ongeluk" heen geteleporteerd?' snauwde Drakenvlieg.

'Nou, naar nergens lijkt het eigenlijk, hah-'

'Dit is niet om te lachen,' onderbrak Drakenvlieg hem. De rode katers staart was dik opgezet. In zijn ogen brandde vuur. 'Dit is om te huilen. Jij zou ons helpen, SterrenClanverdomme.'

Licht zakte door zijn schouders. Zijn gedachten schommelden alle kanten op, er viel geen touw meer aan vast te knopen. Hij deed zijn best om op een argument te komen die deze overduidelijke idiote actie zou kunnen verdedigen. Maar hij kon op niks komen. Helemaal niks. Zo stom was het.

'Ga je nog wat terugzeggen, of blijf je mij de rest van de dag als een dode vis aanstaren?'

'Het spijt me!' riep Licht uit. 'Het spijt me echt heel erg. Ik ben gewoon stom. Nog veel stommer dan de stomste dode vis. Ik had gezegd dat ik jullie kon helpen, maar dat kon ik niet. Ik deed alleen maar alsof ik dat kon, omdat jullie mij zagen als jullie redder en ik jullie hoop niet kapot wilde maken. Ik, ik, ik-'

Drakenvlieg legde zijn poot op Lichts schouder. Opeens veranderde zijn blik.

'Ik weet het gewoon echt niet meer,' ging Licht verder. Tranen prikten in zijn ogen. Maar hij kon nu niet gaan huilen. Hij was geen kitten meer. Of nou ja, van binnen misschien wel, maar Drakenvlieg kon maar beter geloven dat hij dat niet was. Hij had er genoeg van om altijd maar als zwakkeling behandeld te worden. 'Het spijt me, Drakenvlieg, maar ik denk dat er iets mis met me is. Iets waardoor ik opeens in een vogel verander en ons nooit meer terug ga kunnen teleporteren. Ik ga ons niet kunnen redden, sorry.'

Drakenvlieg zuchtte diep. 'Het is al goed, Licht.'

Daarna was het stil. Helemaal stil. Er waren geen takken die op en neer konden wiegen in de wind, geen beestjes die in de struiken konden ritselen en ook geen vogels die een vrolijk deuntje zouden kunnen fluiten. Nee, er was alleen maar leegte. Oneindige leegte.

Licht begon ritmisch met zijn staart op de grond te slaan. Hij keek wat omhoog, alsof daar iets heel interessants te zien was. Iets wat ervoor zorgde dat het leek alsof hij bezig was met iets, waardoor de stilte een stuk minder ongemakkelijk werd. Hoewel Licht dondersgoed wist dat dit precies het tegenovergestelde effect had.

'Misschien nu we toch voorgoed samen opgesloten zitten in deze leegte, kunnen we elkaar net zo goed wat beter leren kennen,' onderbrak Drakenvlieg de stilte.

'Ja! Goed idee! Nou, uh, mijn naam is Licht, zoals je waarschijnlijk al wel wist en ik ben-'

Drakenvlieg sloeg zijn staart tegen Lichts mond. Licht meende dat hij zijn lach aan het inhouden was. 'Niet zo, gekkie. Ik bedoel gewoon- Tja, hoe leg je dat uit.'

Licht voelde zijn wangen warm worden. Waarom moest het altijd nou weer zo gaan? Waarom kon hij nooit eens normaal doen? Waarom was hij zo? 'Misschien dat we omstebeurt een vraag aan elkaar kunnen stellen, of zo?'

Eindelijk! Een normale zin!

Drakenvlieg glimlachte. 'Zal ik beginnen dan?'

'Uh, ja, dat is goed.'

Drakenvlieg schuifelde wat met zijn poten. 'Nou, dit is eigenlijk iets waar ik al al langer benieuwd naar was, maar ik durfde het nooit echt zo te vragen. Je hoeft niet te antwoorden als je dat niet wilt, maar hoe was het in het meer?'

Licht haalde zijn schouders op. 'Tja, zoveel interessants gebeurde er niet. Of eigenlijk sterker nog, er gebeurde helemaal niets. Je zit vast in zo'n zelfde soort leegte als hier, maar alleen dan ben je je er niet van bewust dat je in zo'n leegte zit. Je kan niet meer denken, je kan je niet meer bewegen en er gebeurt niks om je heen.'

Drakenvlieg rilde. 'Dat lijkt me vreselijk.'

'Ach joh,' miauwde hij simpel, 'je merkt er toch niets van.'

En toen was het weer stil. Weer begon hij ongemakkelijk naar boven te staren. Waarom kon hij nooit een conversatie langer dan drie seconden volhouden?

'Jij nog een vraag die je mij stellen wil?'

Lichts ogen werden groot. Hij was het alweer helemaal vergeten. 'Oh, uh, ja! Wacht, even denken.'

Eigenlijk wist hij heel goed wat hij Drakenvlieg wilde vragen. Maar hij wist niet hoe hij dat op zou vatten? Wat als hij daardoor opeens doorkreeg dat hij- Nee, dat zou hij niet, want dat deed hij niet. Hij kon het gewoon vragen.

Licht haalde diep adem. Hij probeerde zo te kijken dat het leek alsof hij heel veel zelfvertrouwen had. 'H-hoe heb je IJsspikkel eigenlijk ontmoet? Hoe zijn jullie een stelletje geworden?'

De rood met witte kater glimlachte. 'Ah, dat is een leuke! Die beantwoord ik met alle liefde.'

Lichts slaakte een zachte zucht van opluchting. Het was alsof er een last van zijn schouders viel, maar hij begreep niet goed waarom.

'De eerste keer toen ik haar zag, wist ik eigenlijk al meteen dat zij de ware was. Die prachtige, witte vacht, die lieflijke blauwe ogen, alles aan haar was perfect.'

'Ze was toen verdwaald. Dat arme ding had geen idee meer waar ze naartoe moest en ze was al haar vrienden en familie kwijtgeraakt. Ze stond er helemaal alleen voor.'

'Maar vanaf die dag niet meer. Ik besloot met haar mee te reizen. We werden de beste vrienden en binnen de kortste keren waren we beiden smoorverliefd. Ze werd zelfs zwanger! Echt toen ik dat nieuws te horen kreeg, dat was de mooiste dag van mijn leven.'

Een lach bedekte heel zijn snuit. De kater staarde dromerig voor zich uit, alsof hij heel het moment opnieuw beleefde.

'We waren het perfecte koppel ook gewoon. We wisten altijd precies van elkaar wat we bedoelden. Als er gevaar dreigde, hoefde we alleen maar een blik op elkaar te werpen en we wisten al van elkaar wat we dachten. Het leek bijna magie!'

Licht glimlachte toen de herinnering aan het gevecht met As opdook. Nee, natuurlijk werd hij niet blij van het feit dat die kater hem had proberen te vermoorden, maar hij had zich toen nog nooit zo verbonden met iemand gevoeld. Met één blik wist hij meteen wat ze bedoelde, net zoals in Drakenvliegs verhaal.

'Heb jij ooit een vriendinnetje gehad?'

Licht schrok op uit zijn gedachten. Letterlijk. Hij maakte een klein sprongetje de lucht in. 'S-sorry, maar wat vroeg je?'

'Of je ooit een vriendinnetje of vriendje gehad hebt.'

Lichts wangen werden warm. Hij deed zijn uiterste best het niet te laten blijken. Hij schuifelde zenuwachtig met op zijn poten. Herinneringen staken hem als doorns in zijn hart.

'Je hoeft het niet te vertellen als je dat wilt, hoor.' Drakenvlieg glimlachte naar hem.

Muizenstront, schelde Licht in zijn gedachten. Hij haatte dit. Hij haatte het om gezien te worden als iets waar iedereen altijd maar medelijden mee moest hebben. Hij haatte het om altijd kleiner gezien te worden dan hij was. Hij was geen kitten meer, hij nu een grote kat. Een grote kat die geen medelijden nodig had.

'Ja, nou ja, uh-' Hij kon zichzelf wel voor zijn gezicht slaan. Stotteren ging hem hiermee niet helpen.

'Ja?'

'Ik heb nooit echt iemand gehad. M-maar dat maakt me niet uit, haha. Ik ben gelukkig zo alleen.' Tranen prikten in zijn ogen, maar hij knipperde ze weg. Hij kon nu niet gaan huilen. Hij zou niet gaan huilen.

'Je kan ook gewoon zeggen dat je er niet over wilt praten, hoor.' Drakenvlieg glimlachte naar hem. 'Stel anders maar gewoon een volgende vraag.'

Nu voelde Licht zich nog rotter. Hij haatte het als katten zo naar hem keken. Alsof hij een zwakkeling was. Maar hij zou Drakenvlieg eens goed terugpakken. 'Hoe ben jij eigenlijk gestorven?'

Licht had verwacht dat de kater ook naar zijn poten zou gaan staren, tranen in zijn ogen zouden prikken en hij stotterend een vaag antwoord zou formuleren. Maar geen van die dingen gebeurden. Drakenvliegs glimlach was nog steeds niet van zijn snuit en hij keek nog even zelfverzekerd als eerst. 'Nou ja, dat is nogal een treurig verhaal. Maar ja, wat verwacht je ook van zo'n verhaal?'

'IJsspikkel had nogal last van paniekaanvallen toen ze zwanger was. Ze was als de dood dat onze kits niet veilig zouden zijn, omdat ze niet zouden opgroeien in de bescherming van de Clan. Ik probeerde haar dan altijd gerust te stellen en beloofde haar dat ik onze kits net zo zou beschermen als welke moedige DonderClan dan ook.'

'Op onze zoektocht naar de Clans moesten we door een raar tweenbeengebied waar het vreselijk stonk. Echt, als ik eraan terugdenk...' Drakenvlieg maakte een beweging waardoor het net leek alsof hij moest overgeven. Lichts kon niks anders dan een lachje onderdrukken.

'Toen ging het ook nog eens onweren, dus moesten we daar ergens gaan schuilen. We liepen over een metalen plank om bij een nest te komen wat er op z'n minst nog een beetje fatsoenlijk uitzag. Maar dat was-'

Hij knipperde een aantal keer met zijn ogen. Lichts mond viel bijna open. Hij had niet meer verwacht die Drakenvlieg ook zou kunnen huilen.

Maar de oranje met witte kater herpakte zichzelf al snel weer. 'IJsspikkel was er net overheen, ik wilde er ook net vanaf springen maar toen-' Drakenvlieg schudde met zijn hoofd. 'Toen viel de bliksem uit de hemel en raakte het plankje. Ik weet niet hoe het kon, maar op de een of andere manier verspreidde de bliksem zich door heel dat ding. Eindelijk kwam het ook bij mij. Dat gevoel was... vreselijk. Ik kon niks meer bewegen, hoe hard ik het ook probeerde. Uiteindelijk blies de wind me om en viel ik de diepte in.'

Licht leek er emotioneler van te worden dan Drakenvlieg. Hij moest een brok in zijn keel doorstikken. 'D-dat klinkt... vreselijk. Het spijt me zo dat je je jongen nooit hebt leren kennen.'

Drakenvlieg keek naar zijn poten. 'Het was niet de leukste dood nee.' Daarna liftte hij zijn hoofd weer. 'Maar ik kon gelukkig als geest nog wel altijd bij haar blijven. Zo heb ik ook de bevalling meegemaakt. Ook bezocht ik haar elke nacht in haar dromen. Daardoor waren we nooit echt van elkaar gescheiden.'

Toen verduisterde zijn blik weer. 'Maar ik heb daardoor helaas ook moeten meemaken hoe een kater onze jongen stal.' Hij rilde. 'M-maar gelukkig hebben we ze weer teruggevonden en bleken ze naar de Clans te zijn gebracht. Bleek alles toch nog goed gekomen te zijn.' Drakenvlieg glimlachte, maar Licht kon de tranen in zijn ogen zien schitteren.

Drakenvlieg haalde diep adem en maakte zijn borst groot. 'Nou, nu denk ik dat het dan weer mijn beurt is om een vraag te stellen. Uhm, uh, hoe ben je eigenlijk in het meer terechtgekomen?'

Licht moest zijn best doen om niet een sprongetje van blijdschap te maken. Eindelijk een vraag die hij graag wilde beantwoorden! 'Het zou je misschien verbazen met mijn onhandigheid, maar dat was geen ongelukje. Het was juist mijn plan geweest. Na een hele vermoeiende reis waarbij ik bijna dood was ge-'

'Uh, Licht?' Plots werden Drakenvliegs ogen groot en zijn mond viel open.

Licht trok zijn wenkbrauwen op. Wat stond hij nou weer raar te kijken? Hij had toch niks raars gezegd? Toch? 'Wat?'

'A-achter je.'

Hij draaide zich om en staarde recht in twee enorme, rode ogen. Ook Licht begon nu te trillen. Hij had het kunnen weten.

'I-is het misschien iemand die je kent? Iemand van het lot? Vanwege die rode ogen?'

Licht schudde met open mond zijn hoofd. 'Nope, geen vriend helaas. Dit is dus, err, een echte demoon.'

Drakenvlieg sprong meteen voor hem. 'Maak je geen zorgen, Licht. Hij zal ons niks doen, daar zorg ik wel voor.' Hij klonk een stuk zelfverzekerder dan hij eruit zag.

Voor Licht "piep" kon zeggen sprong Drakenvlieg al richting het monster, klauwen uitgetrokken. De rode kater zette zich af en wierp zichzelf op het monster.

Licht beet gefrustreerd op zijn lip. Waarom waren alle katers die hij ontmoette altijd zo impulsief? 'Drakenvlieg stop!'

De kater bleef maar met zijn nagels over de poot van de demoon rijten.

'Drakenvlieg, dat gaat niet werken!'

De kater leek hem niet te horen.

Licht zuchtte diep. Hij sprong op Drakenvlieg af en gaf hem een tik tegen zijn schouder. Maar dit leek niets uit te halen. Pas toen hij zijn nagels in zijn vel zette, keek de rode kater op.

'Licht, wat doe jij-' Maar tijd om zijn zin af te maken, had de kater niet. De enorme demoonstaart slingerde hem de lucht in.

Licht sprintte naar hem toe. 'Alles oké?'

De rode kater hees zichzelf kreunend overeind. 'Kon beter, maar ik ga nog niet opgeven.'

Licht sloeg zijn staart voor Drakenvliegs poten. 'Nee, Drakenvlieg, niet doen.'

De rode kater keek hem raar aan. 'Waarom niet? Er is weinig keus, anders gaan we sowieso dood.'

'Nee, dan ga je juist dood.'

'Ja, en wat stel jij dan voor dat we doen? Dat beest met ons laten spelen tot we dood zijn?'

Licht gromde van frustratie. Waarom dacht altijd iedereen dat hij het beter wist dan hij? Hij was een ex-lotkat SterrenClanverdomme.

Hij draaide zich om en keek het monster recht in zijn enorme rode ogen. 'We moeten ons door hem laten opeten.' 

・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top