Het ongemakkelijkheid-virus

・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・

Vuurblad spande zijn spieren aan. Door zijn hoofd te schudden probeerde hij zijn laatste beetje twijfel van zich af te gooien. En toen besprong hij twee katten die hij nooit gekend had en die hem nooit iets aangedaan hadden.

De vuur oranje kater boorde zijn klauwen in de rug van de witte poes, maar verloor al snel zijn grib en donderde op de harde zandgrond.

De poes greep haar kans en pinde hem tegen de grond. Hij voelde haar adem op zijn gezicht. Het stonk naar moeras.

'Wat moet je van ons? Je kent ons niet eens! Doe je dan alles wat het lot van je vraagt?' snauwde de bruine kater achter haar.

Vuurblad kon geen antwoord geven. Zijn keel werd half dichtgeknepen door het gewicht van zijn tegenstander. Alleen een vage "krr" ontsnapte uit zijn keel.

'IJsspikkel, dadelijk stikt hij. Geef hem wat ruimte,' miauwde de bruine met witte kater.

'Ruimte? Maar Bruinwilg, hij hoort bij de tegenstander! Die stomme haarbal zal ons vermoorden!' snauwde ze.

'Maar wij zijn niet zoals zij. Hem vermoorden maakt ons geen haar beter dan dat stelletje ratten wat zichzelf het lot durft te noemen. Genade is soms een krachtiger wapen dan geweld.'

IJsspikkel knikte bedachtzaam en liet de oranje kater wel los. Vuurblad krabbelde snel overeind en ontblootte zijn tanden, klaar om nogmaals toe te slaan.

'Denk na, vreemdeling. Denk je echt dat dat verstandig is?' miauwde hij.

IJsspikkel ontblootte haar klauwen weer. 'Zie je? Sommige katten verdienen geen genade. Hij vraagt er zelf om. Het is niet dat ik dit wil, maar als ik iets geleerd heb van mijn reizen, is dat je soms even hard moet zijn.'

Als antwoord trok Vuurblad zijn klauwen in. Maar het waren nooit Bruinwilgs woorden geweest die hem van gedachte veranderde. Hij flitste met zijn ogen van IJsspikkel naar de wijze oude kater. Dit ging hij nooit van ze winnen, het zou zelfmoord zijn.

Of in ieder geval niet alleen. De oranje kater draaide zich om en trippelde weg. Zijn ogen straalden vastberaden.

En nu moest hij nog Helmel zien te vinden. Hij had weinig tijd, want binnen de kortste keren zou hij die twee weer kwijt zijn.

Vuurblad had eigenlijk geen idee waar hij moest zoeken. Waarschijnlijk zou die oranje met witte haarbal nog steeds op dezelfde plek zitten als eerst, maar Vuurblad had in zijn haast de weg niet opgeslagen.

Maar toen hij een stap richting het grimminge woud zetten, begon het bladerdek naast hem te wiegen en te kraken. Met een plof viel de oranje met witte kater op de grond. 'Auwtsj, ik denk dat ik mijn neus gebroken heb.'

'Helmel! Ik was al naar je opzoek, ik moet je iets vragen!' miauwde Vuurblad iets te enthousiast.

Helmel stribbelde ongemakkelijk naar achteren. 'Oh, hey, Vuurblad. Het spijt me zo verschrikkelijk dat ik je achterna gekomen ben, maar ik was zo nieuwsgierig. Ben je oké? En het was mijn bedoeling trouwens niet om jullie gesprek te overhoren. Of nee, wat zei ik? Nee, natuurlijk heb ik jullie niet overhoord, zo onbeleefd ben ik heus niet, haha. Maar het komt er dus op neer dat het me spijt.'

Vuurblad trok zijn wenkbrauwen op. 'Oké..'

'Het spijt me dat ik zo vaag was!'

'Het is al goed.' Vuurblad gaf zijn borst een paar snelle likken. Het was net alsof zijn ongemakkelijkheid besmettelijk was.

'Pfiew.' Helmel veegde met zijn poot langs zijn voorhoofd. 'Maar je wilde iets vragen, toch?'

'Ja, ik vroeg me af of je me wilt helpen. Ik weet ook niet precies waarom, maar ik moet twee katten verslaan die ik niet ken om hier weg te komen. Alleen ga ik dat nooit voor elkaar krijgen. Wil je ze samen met mij bevechten? Alsjeblieft? Misschien nemen ze jou ook wel mee naar het echte leven.'

Helmel zakte door zijn schouders. Hij begon te beven. 'Het spijt me, maar ik vecht niet meer. Ik kan het ook niet goed. Ik heb er al eerder in gefaald.'

Vossenstront, schelde Vuurblad in zijn gedachte. Daar ging zijn enige kans. Maar hij moest juist niet teleurgesteld kijken, bedacht de oranje kater zich. Dat zou Helmel zeker weten persoonlijk opvatten.

'Sorry, het was nooit mijn bedoeling om je zo direct af te wijzen. Ik hoop dat je je niet gekwetst voelt,' miauwde Helmel.

Vuurblads ogen werden groot. 'Nee, ik voel me helemaal niet gekwetst. Dit is jouw keuze Helmel, als ik me daar gekwetst door voelde, zou ik een slechte vriend zijn.'

'V-vriend?' hakkelde Helmel.

Vuurblad tikte met zijn voorpoten op de drassige grond. 'Maar je bent ze dus wel eens eerder tegengekomen. Weet je toevallig iets over ze? Waar ze heen gaan?'

Helmel sprong op. Zijn staart zwiepte vrolijk op en neer. 'Jazeker, ik weet altijd alles van iedereen. Sorry als dat wat creepy klinkt, dat was niet mijn bedoeling. Maar hoe dan ook, ze zijn opweg naar het meer.'

'Het meer van verloren zielen?'

'Ja!'

De oranje kater grijnsde. Een idee schoot door Vuurblads hoofd. Het was erg riskant, dat wist hij. Maar het was misschien wel zijn laatste kans om hier weg te komen. 'Helmel, zou je me nog een keer naar het meer kunnen brengen? En als je daar bent, zou je het dan durven om een gesprekje met ze aan te knopen? Dat zou me namelijk echt enorm helpen!'

De wit met oranje kater schuifelde wat met zijn poten. 'Uh, oké. Maar wat moet ik zeggen dan? Ik ben niet heel erg goed in gesprekken voeren.'

'Het hoeft ook geen professioneel gesprek te zijn.' Vuurblad legde zijn staart op Helmels schouder. 'Ben gewoon jezelf. Je bent namelijk echt super grappig en leuk en alles!'

'Oh, uh, bedankt.' Hij keek Vuurblad opeens recht in zijn ogen aan. Dat voelde voor de oranje kater erg bijzonder, want dat had Helmel nog nooit eerder gedaan. 'Maar hoe begin ik dan? Dat is altijd het lastigste.'

'Je kan hallo zeggen en jezelf voorstellen. De rest komt vast vanzelf wel.'

'Oh, dat moet denk ik wel lukken.'

De kater had heel onzeker geklonken. Vuurblad vroeg zich af of hij niet teveel van die arme haarbal vroeg. Maar er was geen andere optie, hield hij zichzelf voor. 'Heel erg bedankt, Helmel. Laten we dan maar gaan.'

'Ja, goed idee,' lachte Helmel.

⋆⋅⋅⋅⊱∘──────∘⊰⋅⋅⋅⋆

En daar waren ze, voor de rotsblokken die leidden naar het reusachtige meer. Hun geur was helaas nog nergens te bekennen, dus Vuurblad had besloten samen met de steeds ongemakkelijker wordende Helmel te wachten.

'Dus, wat denk je dat die katten hier eigenlijk aan het doen zijn?' wist Helmel het gesprek na een lange stilte leven in te blazen.

'Licht terugbrengen.'

'Oh, ik dacht samen gezellig complottheorieën te bedenken. Maar dat je antwoord al weet, kan natuurlijk ook. Wel jammer ergens. Wie is die Licht?'

Vuurblad staarde naar zijn poten. 'Een vriend van hen en van mij.'

Helmels mond viel open. 'En wat is dan precies het probleem daarmee? Als hij je vriend is, wil je hem toch zo snel mogelijk weer zien? Of heb ik de definitie van vriendschap verkeerd begrepen?'

Vuurblad kneedde de grond met zijn klauwen. Eigenlijk wilde hij niets liever dan zijn oude vriend terug zien. Hij kon zijn oude, vertrouwde glimlach weer voor zich inbeelden.

Maar het was beter zo, dat hij er niet meer was. Dit was beter voor het universum, was hem verteld.

Maar wat kon een klein, sarcastisch katertje voor kwaad? Licht deed nog geen vlieg kwaad. Hij had zelfs een keer toegegeven zich schuldig te voelen wanneer hij een muis at, want dat was dan zielig voor dat beestje.

De oranje kater sloeg de gedachte van zich af. Het was nu niet anders. Hen tegenhouden was zijn enige weg terug naar huis.

In de verte verschenen twee puntjes. Dat moesten IJsspikkel en die gekke, oude kater zijn!

'Helmel, 't is showtime. Ben je er klaar voor?'

'We zullen zien,' miauwde de pluizige kater terwijl hij ongemakkelijk naar de grond staarde.

'Je kunt het!'

'Misschien. Tot ooit.' Nadat gezegd te hebben, strompelde hij langzaam op de twee katten af.

Toen ritselde er opeens iets in de schaduwen. Helmel gilde en sprintte met de snelheid van het licht er vandoor.

Vuurblad zette ook een stapje naar achteren. Dingen in de schaduwen zijn altijd creepy en zeker in een wereld als deze. Het had ook niet als een muis geklonken, of een ander klein dier. Nee, dit moest een kat zijn. Of misschien wel erger.

Maar als er nog een kat was, vocht hij dan wel tegen de juiste vijand? Waren IJsspikkel en Bruinwilg dan niet meer dan twee verdwaalde katten, net als hij?

Vuurblad schudde de gedachte van zich af. Nee, hij wist vrij zeker dat zij het waren. Waarom zouden ze anders naar het meer lopen waarin Licht opgesloten zat? En verdwaald leken ze al helemaal niet.

Maar hoe moest hij dit ooit in zijn eentje voor elkaar krijgen? De oranje kater was geen partij voor hen, dat idee had hij allang uit zijn hoofd gezet. Maar wat kon hij anders nog doen?

Opeens realiseerde hij dat om een kat uit het meer te krijgen, er een offer moest worden gemaakt. En als zij geen offer konden vinden, zouden ze Licht nooit kunnen bevrijden. Dat zou dan dus beteken dat hij toch gewonnen had!

Vuurblad begon dieper na te denken. Henzelf gingen de katten waarschijnlijk niet offeren en hem zouden ze nooit te pakken krijgen. Van dat wezen in de schaduwen was hij niet eens zeker of het wel een kat was. En er zat niemand anders in dit bos die zichzelf zomaar zou laten offeren, als er al iemand was dan.

Vuurblad zuchtte opgelucht. Dan had hij dus eigenlijk al gewonnen. Waarom was hij hier dan nog?

Plots werden Vuurblads ogen groot van schrik. Helmel. Die pluisbal zouden ze binnen de kortste keren te pakken krijgen. Hoe kon hij hem vergeten? Hij moest iets doen.

・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top