Een verwijnig waterig welkom
・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・ ⋆ ・ ⠄⠂⋆ ・
Niets is een fijner welkom dan longen vol water. De wit met oranje kater hoestte en proestte alles bij elkaar. Zijn binnenste leken wel in brand te staan.
Waar ben ik? Voor zover ik me herinner heb ik geen vage poging tot zwemmen gedaan. Waarom lig ik hier dan toch als een aangespoeld wrakstuk?
Een herinnering sloeg als een golf over hem heen. Iets wat hij meteen wilde vergeten: een glimlach die zich omtoverde tot een stel waterige lippen en ogen die hem vol schok na staarden. Het water had net zo hard aan zijn poten getrokken als de geloven nu op de kade sloegen. En daarna ... daarna was er niks meer. Eindeloze leegte. Hij was regelrecht de dood tegemoet gelopen.
En nu was hij opeens weer bij zinnen. Waarom? Licht kon er met zijn kop niet bij. Hij stond moeizaam op en keek wat in het rond.
Een bekende witte poes slaakte opeens een kreet. 'Gelukkig! Hij is weer een kat!'
Licht wreef in zijn ogen. Was dat IJsspikkel? De poes waarmee hij een heel avontuur had meegemaakt om zijn vader te stoppen? En waar had die poes het toch over? Weer een kat? Wat was hij eerst dan? Een muis?
'Ben je oké?'
Haar vriendelijke stem deed Licht knorren. Het was IJsspikkel! Had zij hem uit het meer gehaald? Maar hoe dan? Lichts hart sloeg plots een slag over toen hij zich herinnerde wat Schaduw hem over het meer had geleerd. Maar nee. Dat kon gewoon niet. Waarschijnlijk was er ook een andere manier. IJsspikkel zou namelijk nooit zoiets doen, toch?
'IJsspikkel! Ik ben zo blij je weer te zien!'
De witte poes gaf hem een kopje. 'Ik ook om jouw snuit weer eens voor me te zien. Het is echt al zo lang geleden!'
'Zeg dat wel,' miauwde Licht, hoewel door het gat in zijn geheugen het een stuk minder lang voelde. Maar dat deed er niet toe. Het was nog steeds even lang geleden, dus hij kon het prima zeggen. Of kon hij dat niet en zou het ongemakkelijk worden als IJsspikkel vroeg naar hoe het was in het meer? Wat als hij zichzelf weer met een vage uitleg belachelijk zou maken als zij op zijn opmerking terugkwam?
De kater schudde alle gedachten van zich af. Dit twijfelen had hij zo niet gemist. Hij zou weer terug het meer in willen als het daar om ging. Maar dan zou hij er ook niet van kunnen genieten, omdat hij dan niet echt zou bestaan. Waarom zat het leven zo stom in elkaar?
'Licht, luister je eigenlijk wel?'
De wit met oranje kater kon zich wel in zijn gezicht slaan. Hij was zichzelf alweer in gedachte verloren en dan was hij nog niet eens tien hartslagen terug. 'Oh, sorry. Nog wat na effecten vrees ik.'
'Is niet erg. Maar goed, wat ik je probeerde te vertellen was...'
Hoewel Licht nu zijn uiterste best deed, begreep hij er nog steeds niet veel van. De witte poes struikelde steeds weer over haar woorden en miauwde herhaaldelijk: "Nee, vossenstront, dat sloeg nergens op. Even opnieuw, sorry." Ook begon ze regelmatig een zin met: "Oh en dan ook nog dit" wat indiceerde dat er nog een hoop gebrabbel in a-chronologische volgorde achteraan zou komen en daar had Licht al helemaal geen zin in. Maar uiteindelijk wist hij de rode draad er toch nog uit te krijgen: Het lot is een vreselijke groep katten en wil haar geheugen wegnemen.
Dat eerste wist hij al, maar dat tweede maakte hem benauwd. Als je iemands geheugen wegneemt, zou je ook een deel van diens identiteit afnemen. Een deel van haar zou dus sterven. Eigenlijk was dat net zo erg als iemand vermoorden, vond Licht, of misschien nog wel erger. Hun vriendschap zou verwijnen als regen voor de zon. Haar ogen zouden hem zien als een vreemdeling en zelfs haar geest zou nooit meer van hem kunnen houden. Nee. Hij moest er niet aan denken.
'Is dat waarom je mij hieruit haalde? Zodat ik je kan helpen het lot te stoppen?'
'Sorry, dat was misschien egoïstisch. Maar-'
'Nee, nee, absoluut niet. Arg, sorry, zo bedoelde ik het echt niet. Ik bedoel dat ik jullie graag wil helpen met wat jullie ook van plan zijn. Zolang die horrorhaarballen maar met hun smerige klauwen van je afblijven.' Maar ook van deze woorden had hij meteen weer spijt. In het lot zat zijn broer. Liet hij nu zien hoe weinig hij om zijn familie gaf? En sowieso had hij het veel te gemeend gezegd, terwijl het eigenlijk maar een half gemeend grapje was, zoals bijna alles wat hij eruit flapte. Waarom kon hij zijn mond nooit controleren? Wat moest IJsspikkel wel niet van hem denken?
De witte poes glimlachte, maar haar ogen lachte niet mee. 'Bedankt. Echt heel erg bedankt. Maar voordat we verder over een plan gaan nadenken of zo, wil ik je eerst nog even aan een vriend voorstellen.'
Licht trok zijn wenkbrauw op. 'Vriend?'
'Ja, ik,' bromde een stem achter hem.
Lichts haren sprongen omhoog. Hoe had hij hem niet opgemerkt? En nu was hij zich ook nog eens wezenloos geschrokken. Dit was weer zo ongemakkelijk als het kon zijn. Geweldig.
'Sorry, ik wilde je niet laten schrikken.'
'Oh, ik schrok niet hoor,' zei hij. Hij wilde zichzelf wel in zijn gezicht slaan.
De kater grinnikte. 'Jij bent zeker de leukste thuis, of niet? Maar goed, mijn naam is Drakenvlieg en ik ben hier net als jij om IJsspikkel te helpen.'
'Mijn naam is Licht, aangenaam.'
De twee katers neusden. Drakenvliegs neus voelde bijzonder koud aan, haast net zo koud als die van een geest. Misschien was hij dat ook wel, bedacht Licht. Hij stond anders ook in een geestenwereld.
Net toen Licht zijn snuit terugtrok, hoorde hij zijn vriendin wat fluisteren. Of fluisteren, IJsspikkel was daar nou niet bepaald een ster in. Licht kon het nog luid en duidelijk verstaan. 'Je moet hem maar niets vertellen over dat voorval.'
Een knoop vormde zich in Lichts maag. Zij had toch niet- Nee. Dat kon gewoon niet. Zo was zij niet. Het moest vast iets stom ongemakkelijks zijn. Zoiets als dat ze moest braken in de struiken toen ze zijn lelijke lichaam zag, of dat Drakenvlieg haar een rots op moest helpen, omdat haar ouderdom zich ook in haar gewrichten gewrongen had. Zoiets moest het zijn. Anders kon simpelweg niet.
Drakenvlieg staarde Licht ernstig aan. Zo ernstig dat hij wist dat hij maar beter zijn mond kon houden. Niet dat hij hem anders open had getrokken. 'IJsspikkel vroeg of ik al een plan had.'
'Oh, uh, en heb je die?' Licht was helemaal van de kaart. Wat als hij het toch verkeerd had verstaan? Dan hoefde hij zich dus nergens schuldig om te voelen. Maar als Drakenvlieg er om moest liegen, ging het het waarschijnlijk over meer dan een paar gammele gewrichten.
'Nee, die had hij niet. Maar ik heb misschien wel een idee: wat als we gewoon met hen proberen te praten? Zij zijn ook gewoon maar katten, toch?'
Lichts gevoelens weerspiegelde in die van Drakenvliegs ogen, maar geen van beiden sprak een woord. De kater wist blijkbaar net als Licht dat IJsspikkel een afkeuring al snel als een doorn in haar hart kon ervaren.
De witte poes schuifelde op haar poten. 'We kunnen het op z'n minst proberen, toch?'
Licht en Drakenvlieg haalde beiden hun schouders op. 'Prima.'
Misschien heeft ze ook wel een punt. Wie weet werkt het gewoon en voorkomen we een hoop gedoe. Niet gesprongen is immers altijd mis. Maar hoe Licht zichzelf ook probeerde te overtuigen, hij kon zijn twijfelde gevoel niet aan de kant schuiven.
'Nou, waar wachten we dan nog op? Laten we gaan,' miauwde Drakenvlieg.
Maar toen ze zich omdraaide, stapte ze bijna op het lichaam van een oranje met witte kater. Licht deinsde achteruit.
'Oh, hij. Ik was hem bijna vergeten, hoe erg! Hem kunnen we hier niet alleen achterlaten en al zeker niet na wat ik gedaan heb.'
Lichts ogen werden groot. 'W-wat heb je dan gedaan?'
'Het was gewoon een stom ongeluk. Maar je haat me nu vast. Dat snap ik.'
'Niemand hier haat je,' miauwde Drakenvlieg snel.
Licht wilde hetzelfde zeggen, maar er kwamen geen woorden uit zijn mond. Zijn keel was zo droog als stuifzand. Dat kwam niet door IJsspikkel, maar door het lichaam wat voor zijn poten lag. Hij voelde iets voor de kater, maar hij kon niet goed plaatsen wat. Het was bijna alsof er een goede vriend roerloos voor hem zag, hoewel hij er meer dan zeker van was dat hij deze kater nog nooit van zijn leven had gezien.
'L-licht? Ben je misschien bang voor me?' stamelde IJsspikkel.
'Sorry! Ik weet even niet wat ik had. Maar precies wat Drakenvlieg zegt, niemand is bang voor je en al helemaal niemand hier haat je!'
'Ahhh!' De vreemde kater was opeens opgestaan. Met grote ogen keek hij hen aan en met dezelfde wijde blik staarden zij terug.
'Oké, alleen hij misschien,' murmelde Licht.
De oranje met witte kater zette het op een lopen, maar IJsspikkel sneed hem al gauw af.
'Ik wilde nog even sorry zeggen voor je weg bent. Dus bij deze: sorry.'
De katers haren rezen op. 'Waar is Vuurblad en wat heb je met hem gedaan? Hij was mijn vriend, weet je? Niet vriend vriend maar vriend, snap je?'
Lichts mond viel wagenwijd open. Vuurblad was hier? Zijn bloed veranderde in ijs toen hij besefte wat die "was" betekende. Had IJsspikkel dan toch geen andere manier gevonden?
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top