Hoofdstuk 21

Nog voordat ze me de keuzes geeft, heb ik mijn beslissing al genomen. Eigenlijk had ik al gekozen op het moment dat ik het kantoor binnenstapte: Ren.
Ik herken haar niet. Haar ogen die ooit zo zacht waren, zijn vurig en wreed. Ik wil haar niet zo zien. Ik draai me om en stommel het kantoortje uit. De woorden "sorry Ruby" krijg ik niet over mijn droge lippen.

Ik voel haar blik in mijn rug branden. Ze is de stilte zelve. Achter me klinkt een luide klap, maar het wapen is niet op mij gericht. Mijn keus om te leven, is de dood van Raymond. En al was hij een pestkop, dat verdient hij niet.

De knal echoot na mijn oren.

Eindeloos.

De gangen lijken te draaien, het zwakke, flikkerende licht komt van alle kanten en voor een moment weet ik niet waar ik ben en waar ik mee bezig ben. Waarom ren ik van het meisje met wie ik mijn leven wil delen? Waarom ren ik van mijn vriendin? Mijn snelle, onhandige pas vertraagd tot ik bijna stil kom te staan. Verdwaasd, versuft, angstig en vreselijk alleen.

Vanuit het niets grijpt een krachtige hand mijn schouder vast. 'Meekomen,' zegt een strenge stem.

Een gil ontsnapt me. Niet een kreet van schrik, maar een schreeuw van pure angst als de klauwachtige vingers zich in mijn schouders boren. Een droge hand vouwt om mijn mond en smoort mijn schreeuw. Ik word achteruit gesleept een lokaal in. De deur klapt achter me dicht. En ik weet het zeker: Hier ga ik dood.

Hier eindigt het.

Maar in plaats van dat de droge, klauwachtige handen mijn nek omdraaien, klinkt de nu zachtere stem bij mijn oor. 'Scarlet je moet stil blijven, anders vindt ze ons.' De handen laten me los en Cyrene kijkt me angstig aan. De decaan staat naast haar en knikt bevestigend. Dan laat de vrouw mij los.

De mist die zich in mijn hoofd genesteld had, verdwijnt en de realiteit sijpelt binnen. Mijn blik schiet de ruimte door. Overal hangen vergeelde kaarten en zwart-wit gedrukte posters. Op de kast staan metalen helmen die vervormd zijn en de geur van inkt en roest zou ik overal herkennen. Dit is het geschiedenislokaal. 

'Ze vermoordt je,' zegt ze zacht. Haar hooghartige houding is verdwenen en haar eens nette make-up is uitgelopen.

Het duurt even voordat ik begrijp wat ze bedoelt. 'Zij,' zeg ik langzaam met nadruk, 'is mijn vriendin. Ze is gewoon... in de war.' Ik kan en wil niet denken aan het feit dat ze een echt wapen had, met echte kogels. Misschien is dit gewoon een groot misselijk complot. Waaraan ik dat heb verdiend, weet ik niet, maar ik kan niet geloven dat Raymond net als Levie met lege ogen naar de duisternis staart in een kille ruimte.

'Iemand die alleen in de war is, brengt geen wapen naar school,' snauwt Cyrene terug. Ze zet een grote stap naar voren. De blonde lokken die haar gezicht omlijsten zijn rood en dat is niet omdat ze ze geverfd heeft.

Snel pakt mevrouw Withiam haar schouder vast en trekt haar achteruit. 'Dames, dit is niet het moment,' zegt de jonge decaan op een tuttig toontje. Het is de eerste keer in haar carrière dat ze haar werk bijna goed doet. En nu is het veel te laat.

'Goh, hoe zou het toch komen dat ze zoveel woede in zich heeft?' Mijn stemvolume gaat steeds verder omhoog. Begrijpt de vrouw dan echt niet dat dit haar schuld is? Zij was degene die aankwam met een suffe folder. Zij was degene die niks meer heeft gedaan dan haar alleen maar verder de put in sturen. Dan richt ik me op de decaan. 'Misschien is dit juist het moment. Wat heeft u ooit gedaan om haar te helpen?'

'Daarvoor hadden we een gesprek ingepland. Bovendien heb ik haar een flyer van het hulpprogramma gegeven. Als ze hulp wilde, had ze op elk moment kunnen komen om te praten,' ratelt de vrouw. Wat onzeker schieten haar ogen het lokaal door.

Nee, nee daar moet ik niet aan denken. Dit is gewoon... 'Waarom gaan jullie dan niet gewoon weg? Naar buiten?' vraag ik, mezelf corrigerend op mijn gedachten.

'Omdat we jou willen helpen,' zegt mevrouw Withiam direct. 'Ik kan niet naar buiten gaan als mijn leerlingen binnen sterven.'

Ik knik. 'Wel... Raymond zal niet komen,' fluister ik, weigerend te zeggen dat hij niet meer leeft. Als ik dat erken moet ik ook toegeven dat ik het had kunnen voorkomen. 'We kunnen hier niet heel lang blijven staan, denk ik zo.' Anders vindt ze ons gegarandeerd.

Mevrouw Withiam slaat haar ogen neer, maar knikt dan. Even kijkt ze naar Cyrene. 'Heeft iemand een plan?'

Cyrene bijt zacht op haar lip. 'Ik denk dat we moeten rennen,' besluit ze dan aarzelend

'Waarheen?' vraag ik.

Nog voordat iemand de vraag kan beantwoorden, klinkt Ruby's stem. 'Scarlet! Scarlet, gaat het? Was jij degene die schreeuwde? Of was jij het, Cyrene? Sorry van het wapen, laten we het goedmaken!' Het klinkt kinderachtig. Alsof het slechts een spelletje was. Het is niet zoals ik haar ken en ik weet dat dit niet haar oprechte stem is. Vroeger plaagde ik haar met het feit dat ze een trilling in haar stem had als ze mijn naam uitsprak wanneer ze emotioneel was. Het kwam niet zo vaak voor, maar elke keer als het zo was, kon ze mijn naam niet zonder beving zeggen. Nu klinkt het akelig monotoon.

'Wegwezen,' sist mevrouw Withiam. De vrouw rent richting de deur van het lokaal en trekt hem open. Het bloed op haar arm, laat een kleine streep op de deurpost achter.
Cyrene kijkt me even aan. Er fonkelen tranen in haar ogen. 'Het spijt me.' Dan rent ze de decaan achterna. Haar overlevingsdrang is groter dan die om Ruby te helpen.

Verbaasd kijk ik naar de twee vrouwen die zonder om te kijken me achterlaten in het lokaal. Die bezorgdheid van mevrouw Withiam was ook slechts van korte duur. Wat had ik dan verwacht? Dat ze daadwerkelijk om iemand gaf anders dan zichzelf en imago?

Ik moet mijn eigen advies volgen. Hier blijven staan is vragen om problemen, dus glip ik ook het lokaal uit, de andere kant op dan Cyrene en Withiam, al heb ik geen idee waar het pad mij zal brengen.

'Scarlet!' Als ik opzij kijk, zie ik Ruby die langzaam mijn richting uit komt. 'Ik zei je dat je moest rennen.' Ze heft het wapen. Er staat een vreemde lach op haar gezicht. Ik weet dat hij niet oprecht is. 'Het was dom van je om met hen samen te heulen. Verrader.'

'Wacht! Nee, Ruby je begrijpt het niet! Ik heb je verdedigd...' Het heeft geen zin, dat begrijp ik ook. Ze zal me niet geloven, koppig als ze is. 'Zij zitten verkeerd, ze hadden dat nooit mogen doen.' Terwijl zijn dichterbij komt, loop ik achteruit. Ik weet dat ik niet bang moet zijn, maar toch... die blik in haar ogen. Dierlijk, bijna monsterlijk.

'Oké... als zij verkeerd zitten dan lossen we het op.' Ze richt het wapen op Cyrene, die bijna bij de trap is. Zonder met haar ogen te knipperen, haalt ze de trekker over. Wat volgt is een oorverdovende knal.

Cyrene gilt, stapt naar voren, maar mist de trede. Ik sla mijn handen voor mijn mond als ik zie hoe ze in elkaar stort, over de traptreden naar beneden dondert en onderaan tot stilstand komt. Haar been ligt in een vreemde hoek, haar hoofd bloedt wat een groeiend poeltje vormt.

Mevrouw Withiam schreeuwt en wil naar haar favoriete studente toerennen, maar Ruby laat het niet toe. 'Een beweging en je eindigt zoals zij,' sist ze, met het wapen zwaaiend.

'Ze leeft nog!' jammert mevrouw Withiam. 'W- we... ik moet haar helpen.'

Ruby's gezicht is ijskoud. 'Zoals jij mij ook hielp? Een flyer... dat zal haar goed doen,' sist ze. 'Hier is de mijne.' Uit haar zak haalt ze een verfrommeld stuk papier en gooit de prop over de reling naar beneden. Hij stuitert over de linoleum vloer, voor hij in een poel bloed tot stilstand komt. 'Zie? Het heeft duidelijk geholpen. Nu is ze weer oké.' Een lachje verschijnt op haar gezicht. Dan richt ze het wapen op de decaan.

'Dat is toch niet genoeg?' piept de vrouw. Vol afschuw staart ze naar het kreukelige papier. 'Wat gaat een flyer doen...?' Het is nauwelijks een gefluister, maar luid genoeg voor iedereen om het te horen.

Ruby klapt langzaam een paar keer. 'Wat fijn dat je dat nu ook ziet, erg knap! Een kogel doet wel wat meer, niet?' Ruby's vinger beweegt zich opnieuw naar de trekker. 'Maar misschien staan er EHBO-tips in, natuurlijk.'

'I- ik moet haar helpen,' piept de decaan. 'Anders...' De zin maakt ze niet af, al heb ik genoeg manieren om hem af te maken. Anders gaat ze dood? Ja. Anders is het mijn schuld? Ja. Anders heb ik gefaald? Nee, dat had ze al. 

Een traan vormt zich in mijn ooghoek. Terwijl zij bezig is met Cyrene en mevrouw Withiam, sluip ik naar achteren richting de deur die naar het tweede trappenhuis leidt. De traan valt op het moment dat de deur dichtgaat.

Ruby draait zich om. Ik zie haar kille blik door het matte glas. 'Je kunt maar beter rennen, verrader.'

En dat doe ik.

Ga naar HOOFDSTUK 9 

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top